Graaf Willem III beleent Colijn, neef van vrouw Baarte, met een jaarrente van 8 pond, 2 schelling en 6 penning en drie kapoenen, welke rente deze hem had opgedragen, alsmede met een jaarrente van twee hoed rogge uit de tienden van Tetterode en Albrechtsberg; voorts bepaalt hij de wijze waarop deze laatste rente door de rentmeester van Noordholland uitgekeerd dient te worden.
Aan het eind van de oorkonde, bij de bepalingen betreffende de uitkering van de twee hoed rogge, in de marge een kruisje.
Colijn vrouwe Bairten neve.
Vgl. de in het register volgende oorkonde nr. KE 207, van dezelfde datum.
Willaem ..grave van Heynnegouwena, van Hollandb ende here van Vrieslandc maken cond allen luden dat Colijn veren Baertend neve ons op ghedraghen hevet achte pond, twie scellinghe ende ses penninghe ende drie capponen jairliker renten also als zi staen in ons rentemeisters register van Northollande, wilc ghelt ende cappoene wi hem weder verliet hebben ende verlienen van ons ende van onsen nacomelinghen te houden ten rechten liene. Voirt hebben wi hem verlient van ons te houden ten rechten liene twie hoet rogghen jairlix te nemen ende te heffen tote elken sinte Martijns dach in den winterf bi onsen rentemeister van Northollandg die nu es jof namaels wesen sal, uyt onsen tiende te Tetroeden ende tot Alebrechts berghe, in manieren dat onse rentemeister voirs. jairlix vercopen sal den tiende voirscreven ende Colijn sinen rogghe dair uyt betalen tot sinen daghen voirscreven; ende es die tiende beter, dat sal die rentemeister op boeren tot onser behoef, ende es die tiende dilder, dat sal hi Colijn voldoen van onsen weghen; ende alle dinghe sonder archlist. Ende hier of sal hi jairlix een betoech nemen van Colijn jof van sinen nacomelinghen dat hi hem voldaen hevet, ende mid dien betoghe sullen wi hem jairlix van also veleh quiten in ziere eerster rekeninghe.
Ghegheven in die Haghe des donresdaghes na onser Vrouwen dach nativitas int jair ons Heren Mo CCCo ses ende dortich.
Per commune consilium; G. Alewini.i