Graaf Willem III beleent heer Arnoud, heer van Stein, en diens echtgenote vrouw Margareta, vrouwe van Stein, en na hun dood hun oudste zoon met 100 pond Hollands jaarlijks uit de pacht van Nieuwenbroek, uit te keren door de rentmeester van Noordholland; zij zullen de oorkonde met de eerder door hem gegeven jaarrente uit de tol van Niemandsvriend teruggeven.
Die heere van Steyne.
Haernout heer van Stein.
Bij het begin van de tekst in de marge een horizontaal streepje.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb, van Hollandc etc. maken kond allen luden dat wi heren Arnoude den here van Steyne ende veren Margrieten der vrouwen van Steyne, sinen wive, ghegheven hebben ende bewijst ende na hare doet harend outsten sone van ons in rechten leene te houden hondert pond Hollandse, jaerlix te nemen uyt onsen pachte van den Nuwenf broecg, welc hem onse rentemeyster van Noirthollandh tote twien terminen alle jare betalen sal tote Bamissei ende tonser Vrouwen lichmissej, jof daerse hem onse rentemeyster voerscreven bewisen zal; ende ombieden onsen rentemeyster van Noyrthollandk die nu es jof hier namaels wesen sall dat hi hem ende haren boden dese renten voerscreven jaerlix betale ten terminen voerscreven ende vredelic laten ghebruken, ter tijd toe dat wise in anderen zekeren steden ende in zekeren goede bewijst hebben. Ende hier bi zullen si ons quite scelden ende onse brieve weder gheven van den hondert ponden Hollandsm sjaers die wi hem ghegheven hadden op onse tollen te Niemensvriend, ende daer wi hem dese renten omme bewiset hebben.
In orkonde desen brieve bezeghelt met onsen zeghele. Ghegheven in die Haghe des dinxensdaghesn voer meyen dach int o jaer ons Heren M CCC twie ende twintich.