Graaf Willem III bevestigt de schenking door zijn knaap Hugo van Leiden aan diens echtgenote Machteld van een lijftocht bestaande uit tienden in de Lage weide en Overendam in het ambacht Oudshoorn, die deze van hem in leen houdt, alsmede uit de leengoederen die ten overstaan van getuigen waren vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden.
Machtelt Hugen wijff van Leyden lijfftocht.
In de marge, door latere hand: Liftocht.
Een letter a in de marge geeft aan dat deze tekst geplaatst dient te worden vóór de in het register op f. 38v voorafgaande oorkonde (hier nr. NH 186), waarbij in de marge een b is geschreven.
De middeleeuwse hand die een deel van het register heeft gefolieerd herhaalde op dit blad per abuis het nummer 38 (midden op de bovenmarge); de jongere hand die rechts op de bovenmarge de foliëring aanbracht (welke in deze editie wordt gevolgd) schreef hier het nummer 39, dat hij op het volgende blad evenwel herhaalde (zie de aantekening bij nr. NH 191).
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb, van Hollandc etc. maken cond etc. dat Hughe van Leyden, onse knaep, met onser hand ghemaect heeft Machtilde sinen wive tote harer lijftochte onsen tiende die hi van ons te liene houd, legghende in den Laghen waerd ende ten Overendamme int ambocht van Outshorne, ende voird alsoe vele van sinen lien goede alse die ghene kennen zullen die over die voirwaerden waren ter tijd doe thuwelic ghesproken was datd hi hore tee lijftochte maken soude; ende dese lijftochte sal hif houden ende ghebruken alse recht es ende zede van onsen lande.
Ghegheven in die Haghe des manendaghes na sinte Jans dach uytghaende oist int jaer ons Heren M CCC ende XXIIIo.