Jan van der Wateringe, ridder, geeft aan graaf Willem III de oorkonde die zijn ouders en hij hadden gekregen van graaf (Jan II) ten behoeve van de heffing van een jaarrente van 10 pond Hollands uit de tol van Niemandsvriend, van welke rente hij nu afstand doet.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Idem.a
Een streep door het begin van de tekst.
Vgl. het voorafgaande nr. NH 529.
Ic Jan van der Wateringheb, ridder, make cont allen luden dat ic minen lieven here heren Willemc, grave van Heynnegouwend etc., bi minen vrien wille hebbe up ghedraghen mine hantveste die min ouders ende ic e hadden van mins heren vader vors., dair God die siele of hebbe, ende dair wi mede pleghen te heffen X lb. Hollandsf syaers uter tollen te Niements vrientg; ende scelde minen here vors. hier of vrilike quite.
In orkonde etc. Ghegheven int jaer ons Heren Mo CCC XXXIIo up sente Laurens dach.