Bisschop (Frederik II) van Utrecht en graaf (Willem III) komen overeen de (Rijn)stroom vanaf de Neude in hun beider landen vrij te geven ten behoeve van een ongehinderd handelsverkeer, en dat wanneer kooplieden gearresteerd zouden worden of hun goederen in beslag genomen zij beiden een bevredigende oplossing zullen bewerken.
Roerende den Utrechtschena ende den Hollantsche stroom.
In de marge een kruisje.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Item bi sbisscopsb lettere van Utrechtc ende mijns herend sgraven, bezeghelt met hore beider zeghel, hebben si hem beiden verbonden met malcanderen den stroem te vriene vander Neudene nederwaerts hoerref lant dorgancsg, also dat die coeplude vrielic hoer land dor liden moghen met horen goede, met horen tolne teh gheven; ende waer iemant die den coepman arresteerde of sijn goet name, dat souden si met malcanderen also naerstelike berechten na hore macht dats den coepluden ghenoghen soude.
Ghegheven in den Haghe i des dinxendaghen na onser Vrouwen dach in september in den jare van XIX.
Littera est in Haghaj in scrinio in capella.
Per dominos et utriusquek consilium.