Bisschop Gwijde van Utrecht bevestigt de oorkonden die de stad Utrecht heeft ontvangen van keizers en rooms-koningen, in het bijzonder de oorkonde gegeven door rooms-koning Willem.
Eisdem de eodem.a
Deze tekst heeft het contemporaine volgnummer LXXXVII, maar is in de moderne nummering overgeslagen, ten gevolge waarvan deze hierna één eenheid achterloopt bij de oude nummers.
Deze notitie behelst een klein gedeelte van de oorspronkelijke oorkonde van bisschop Gwijde voor de stad Utrecht, welke in de passage int eirste ... weder zegghen blijkbaar letterlijk wordt aangehaald. – Voor de door rooms-koning Willem aan de burgers van Utrecht gegeven oorkonde, waarin hij hun het ius de non evocando verleende, zie het voorafgaande nr. UT 86; vgl. voorts de bevestiging door graaf Willem III in nr. UT 87.
Bi bisscop Ghyen ghegheven eweliken te dueren: int eirste dat b onse stat van Utrecht houden zullen alsulke brieve als zi hebben van keyser of van Roemskenc coninghen, ende te voirsten dien brief died zi hebben van onsen oem den koning Willaeme ende betoghen moghen, sonder enich weder zegghen.
Ghegheven int jaer ons Heren M° CCC° ende vive des sonnendaghes na sinte Martijnsf daghe te Vredeland.