Graaf Willem III beleent ten overstaan van enkele met name genoemde leenmannen Gijsbrecht uten Goye met het huis in Het Goy, met voorburcht en hofstede, dat deze hem in eigendom had opgedragen; tevens beleent hij hem met de ambachten in Het Goy en in Houten, met het hoge en lage gerecht, zoals hij die van de heer van Cuijk had gekocht.
Idem de eodem.a
In de marge een kruis.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Vgl. nr. UT 161, een latere heruitvaardiging met enkele wijzigingen, alsmede nrs. UT 156, 160 en 165.
Wi Willemb gravec van Heynnegouwend etc. maken cond etc. dat wi onse huys ten Goye mit den voirburghe ende mit der hofsteden ten uteren cante toe van der uterster cinghele, dat ons Ghijsbrechte uyt den Goye toit eenen eyghen ghegheven heeft, Ghisebrechtef voirs. ende sinen erfnamen g van ons ende van onsen erfnamen mit den gherechten ten Goye alsoe als hise nu besit, ende te Houtenh, te houden toit eenen rechten erfliene, in al der vryheden, van hoeghen ende van laghen gherechten, als wise jeghens i den here van Cuyc coften. Hier over waren onse trouwe manne hair Hugheman van Zevenberghen, hair Willemj van Duvenvoirde, ridderen, Jan van Zassenemk onse baliu van Zuythollandl, Gillijsm Boudijns sone onse baliu van Middelburchn, Willemo Jans sone onse baliu van Zierixzeep ende Jan sheren Gillijsq sone onse rentemeister van Zuythollandr.
In orkonde etc. Ghegheven toit Dordrechts des manendaghes na Palmen int jair XXXII°.
- graaf Willem III
- Henegouwen
- Het Goy
- Houten
- heer van Cuijk
- heer Hugeman van Zevenbergen, ridder
- heer Willem van Duivenvoorde, ridder
- Jan van Sassenheim, baljuw van Zuidholland
- Gillis Boudewijnsz., baljuw van Middelburg
- Willem Jansz., baljuw van Zierikzee
- Jan heer Gillisz., rentmeester van Zuidholland
- Dordrecht