Graaf Willem IV gelast zijn rentmeester van Bewesten Schelde om Pieter Pietersz. van Hongersdijk in het vrije gebruik te laten van het land dat deze had ontvangen van graaf Willem III, aangezien zijn Raad geen reden heeft kunnen vinden om Pieter dat te ontzeggen.
Pieter Pieters z. van Hongersdijc.
Willem grave van Heynnegouwena etc. ombieden u heren Heinricb Poppen soen, onsen rentemeyster Bewestersceltc in Zelant, of wie namaels onse rentemeyster wesen zal, dat ghi Pieter Pieters soen Honghers dijc vriliken ghebruken laet zijn lant dat hem onse lieve here ende vader, dair God die ziele of hebben moete, ghegheven hadde mit sinen open brieve, ende Vranke Natereel, doe ter tijt onse rentemeyster van Bewestersceltd, hem bewijst hadde van ons liefs heren weghen voirs.; want onse Raed ghene zaken gheprouven connen dair Pieter voirs. des lants mit reden omme derven soude. Ende des en laet niet.
Ghegheven tot Sierixe up sinte Keterinendache int jair XLIIII.
Per dominum Theodericumf Moelnaerg et Nycolaumh Kervinc. – i Sigillatum ex coffero.