Graaf Willem IV beleent heer Hendrik de Monnik van Bazel voor de duur van diens leven met 5 realen jaarlijks uit de tol van Niemandsvriend, uit te keren door de rentmeester van Zuidholland, voor welke jaarrente Hendrik zijn leenman is geworden.
Her Heinric die Monick van Basel, leen.
De tekst is doorgestreept.
Vgl. het voorafgaande nr. WI 557.
Willem grave van Heynnegouwena etc. maken cond etc. dat wi verliet hebben ende verlien voir ons ende voir onsen nacomelinghen here Heinricb den Monic van Bazel vijftich royaele tsyairs van ons ende van onsen nacomelinghen te houden te lene also langhe als hi leeft, dair hi onse man of worden es; wilke L royaele wi bewijst hebben ende bewijsen here Heinric voirs. alle jare intenemen ende tontfane ute onser tolne te Niemans vrient tote elken Grote vastelavond, dair dat eerste termijn of wesen zal tote Grote vastelavond naistcomendec. Ende ombieden onsen rentemeester van Zuuthollandd die nu es of ter tijt wesen zal dat hi here Heynrice voirs. alle jare die L royaele uutreke ende betale ute den vervalle van der tolne voirs. up den termijn voirscreven, sonder ander ghebot dair of van ons te hebben, ende dat hi van heren Heinric voirs. neme alle jare van elken termijn sinen open brief van quitantien voir ons mede te rekenen; ende dair mede zullen wi onsen rentemeester voirs. ghestaen in sire rekeninghe.
In orconde etc. Ghegheven tDordrechtf des dinxendaghes na sinte Jacops dach int jair XLVo.