Graaf Willem III beleent Mathijs Rengersz. met het ambacht in 's-Heer-Hadden nieuwland, dat diens broer Nicolaas Rengersz. hem daartoe had opgedragen; voorts bepaalt hij hoe Mathijs en Nicolaas hebben te handelen al naargelang het vonnis uitvalt in de rechtszaak over de vraag of Nicolaas recht had op een deel van het huis te Simonskerke.
Mathijns Reyngersa z.
Wi Willaemb grave c etc. maken cont allen luden dat voir ons quam Clais Reinghaersd zone ende droech ons oppe alsulc ambacht als hi hadde ligghende in sHerHaddene nieweland, ende dat wi datf voirt verlijtg hebben Mathise Regghaersh zone sinen broedere van ons te houden ten rechten leene. Voirt verlyde hem Claijsi voir ons, ware dat sake dat hi veynoetj ware ane dat huys te Simoens kerkek ende hem toe ghewijst worde met vonnesse na der hantvesten die si hebben van onsen voervordersl, soe soud hem Matijsm ghelden bi hoeren ghemeenen vreenden alsoe goet alst hem Regghern hoere vadero liet na siere doet; ende wortp hem niet toe ghewijst metten vonnisse, soe soud Matijsq behouden tote al sulken rechte als hijt sculdech van ons ware te houdene, behoudeliker hier in Claijss rechte t dat hi dairu in hebben mochte, ware dat sake dat ane ons verstorve.
In orcunde desen brieve beseghelt met onsen seghelev. Ghegheven tote Sinte Gheerdenberghew oppe sinte Jans dach te middezomere in jaer ons Heren Mo CCCo ses ende twintich.
Per dominum personaliter, Willemx camerlinc et alios.