Graaf Willem III belooft heer Gerard heer van Voorne, burggraaf van Zeeland, dat wanneer hem in woord of daad een misdrijf zou overkomen wanneer hij in Zeeland verbleef in grafelijke dienst, dat hij dat tot diens eer en voordeel zal bestraffen.
Idem.a
Vgl. nrs. ZE 511-514, 517, 518, 520, 534 en 539.
Wi Willaem grave van Heynnegouwenb etc. maken cond allen luden dat wi voer ons ende voir onse nacomelinghen beloeven onsen lieven neve heren Gheraerdec here van Vorned, burchgrave van Zeellande, ende sinen nacomelinghen heren van Voirne, burchgraven van Zeellandf: ware dat zake dat jeghens hem misdaen worde in Zeellandg med woerden of med werke als si in Zeellandh waren in onsen dienste, dat wi hem dat souden doen verbeteren tote horen erei ende toet horej oirbaeren, ende dats hem med reden welk ghenoeghen soudel; sonder archlist.
In orkonde desen brieve bezegheld med onsen zeghelem. Ghegheven tote Dordrechtn des vriendaghes nae sinte Lucien dach int jaer ons Heren M° CCC° acht ende twintich.
Per dominum comitem et commune consilium.