Graaf Willem III beleent jonkvrouw Aachte, weduwe van Hendrik Hugenz. van Biggekerke, die op zijn raad en op haar eigen kosten haar nicht Marikijn, dochter van Jan Geroncsz., in het klooster Zoetendale heeft laten intreden, met het ambacht met molen en veren dat Marikijn toebehoorde, te weten het derde deel van het ambacht te Sint-Maartensdijk dat Jan Geroncsz. erfde van diens vader.
Joncfrou Aechte Henric Hugen zoens weduwe.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Wi Willaema grave van Heynnegouwenb etc. maken cond allen ludenc. Want joncfrouwe Aghete, d Heynric Hughen soens wedewe van Bigghenkerke, bi onsen rade ende goed dencken Marikijn Jan Gheronxe soens dochter, hoir nichte, ghebrocht ende gheprovent heeft in den cloester te Zoetendale mid horen coste, zoe hebben wi joncfrou Agheten voirs. verliet van ons te houden tef rechten leene al dat ambochtg dat Marikijns was voirscreven, met molen ende mit veren die dair to behoeren, dats te wetene terendeelh van den ambochte dat Jan Gheronx sone bestarf van sinen vaderi in Sinte Martijns dikej.
In orkonde etc. Ghegheven in Middelburchk des donresdaghes na sinte Gheerden dach int jair ons Heren M drie hondert een ende dortich.