Graaf Willem III, die uit onnadenkendheid een van de twee pastoorsprebenden van de Westmonsterkerk in Middelburg had geschonken aan Gerard van Rossum, hoewel de collatie toebehoorde aan de gemene poort en goede lieden van Middelburg, verklaart dat dezen op verzoek van hem, van de gravin en van zijn zoon Willem die begeving hebben bekrachtigd; voorts geeft hij de poort toestemming om de twee pastoorsplaatsen in de kerk, wanneer zij vrijkomen, elk in tweeën te delen, en belooft hij hun daarin desgewenst te zullen steunen.
Gerijt van Rossem.
Wi Willaema graveb van Heynnegouwenc, van Hollandd, van Zeland ende here van Vrieslande maken cond allen luden ende kenlic. Want die eene helfte van der kercke van Westmonsterf in Middelburchg open woirden was bi meester Willemh Stuvezands doit, dair die presentacie of toe behoird onser ghemeenre port ende onsen goeden luden van Middelburchi, als onse opene brief hout die zi van ons hebben, ende want wi die voirseyde kercke ghegheven hadden Gherarde van Rossem eer zi ons yemend presenteerde ende wi ons briefs van der presentacien voirscreven niet en ghedochten, zoe baden wi onser poirt voirs. dat si dese ghichtej ghestade houden wilden; ende zi hebben omme onser bede willen, onser liever ghesellinnen der gravinnen ende Willems ons soens ghejonnen ende ghegheven Gherarde van Rossem hare presentacie van der voirseyder kercken tot deser tijd, behouden al hairs rechts, als hair brief hout die si van der presentacie van der voirseyder kerckenk van ons bezeghelt hebben. Voirt hebben wi onser ghemeenrel poirt voirscreven gheorlovetm zoe wanneer dat die kercke van Westmonstern open wort dat men elke helfte delen zal in twien, ende dat wi hem dair toe helpen zullen datse ghedeelt worde also verre als zijt an ons versokeno.
In orconde desen brieve beseghelt mid onsen zeghelep. Ghegheven tote Valenchieneq des saterdaghes na onser Vrouwen dach in septembre int jair ons Heren M° CCC viere ende dortich.