Hugo van Zottegem, burggraaf van Gent, en zijn echtgenote Beatrijs, vrouwe van Putten en Strijen, die van graaf Willem III toestemming hebben gekregen tot verkoop voor 10.000 pond Hollands van een moerdijk die zij in leen hielden, beloven dat zij hem na die verkoop 2.000 pond zullen betalen.
Idem.
Idem.
Vgl. nrs. ZH 1-2 en 4-6 in hetzelfde register.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Hughe van Zottinghena, borchgrave van Ghent, ende Beatrijs sijn wijf, vrouwe van Putte ende van Streneb, maken cont allen luden. Want ons onse lieve here haer Willaemc grave van Henegouwend, van Hollande, van Zeeland ende here van Vrieslandf sulken gracie ghedaen heft dat hi ons oerlof heft ghegheven te vercopene van onsen moerdijc, die wi van hem houden te liene, te minster scade van sinen lande tote tien dusent pond Hollandsg, bi raede van Ricoude van Nordeloysh sijn rentemeester, wi omme dier gratie wille gheven sullen onsen lieven here den grave voerseyd van den voernoemden ghelde twie dusend pond Hollandsi, te sulken daghej te ghelden als wi onsen moerdijc vercoftk hebben jof vercopen zullen, penninghe penning ghelike.
In orcondenl desen brief bezeghelt met onsen seghele. Ghedaen int jaer ons Heren Mo CoCoCo ende sestien des zaterdaghes na sente Ponskaiensm dach.