Graaf Willem III scheldt Stasekijn van Brakel, Jan van Brakel, Hendrik van Rossum en hun helpers een zoengeld van 3.000 pond kwijt, omdat zij niet waren betrokken bij een vechtpartij in Zoelen, en hij verzoekt Reinoud van Gelre, aan wie dat bedrag was toegezegd, hun dat kwijt te schelden.
Staeskin van Brakel, Jan van Brakel ende Heynric van Rossem.
Het begin van de tekst is doorgestreept.
In de datering is hoogstwaarschijnlijk een fout jaartal geschreven, en dient 1323 te worden gelezen in plaats van 1322. Zulks blijkt uit de dateringen van de omringende oorkonden in het register, alsmede uit het itinerarium van de graaf: op 15 april 1322 – de te herleiden datum wanneer 1322 correct zou zijn – verbleef hij te Den Haag, op 31 maart 1323 inderdaad te Middelburg.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema graveb van Henegouwenc, van Hollandd etc. maken cond allen luden dat wi quite geseghet hebben Stacekeyne van Brakele, Jan van Brakelf ende Heynric van Rossen ende hoir hulperen, die te Zuoeleng an dat vechtelijc niet en waren, van der dertich hondert ponden die Reynoud van Ghelre onse lieve neve toe gheset waren in den zegghen dair die partie mede ghesoent waren tyghens Reynoudeh onsen neve van Ghelre; waer omme wi bidden Reynoudi voirseyd dat hise dair of verdraghe ende quite houden wille, dat si dair of en gheen scade enj hebben.
Ghegheven in Middelburchk des donresdaghes na Paeschen int jaer ons Heren M CCC twie ende twintich.