1832
Zondag 1 January
Weder een Jaar op een Zondag begonnen. Het begon laat te dagen, want de vorst was ingevallen. Gezegend was het woord der Opstanding. Mogt het gezegend zijn op mijn hart. Van daar kwamen wij op de dag der Zonne der Gerechtigheid.
Nu haalde v d H [Van der Houven] mij af na van der Meulen en ik mogt veel zegen ondervinden. De taal van een oud man maar die veel inziet en die iets te zeggen heeft, en niet zoo als andere schone volzinnen vooruit bedacht heeft. Het was uit Jes 21 vs 12. Het is nog nacht. Zijne uitlegging hiervan ook uit een der vorige verzen waar van de kemels en de ezels gesproken wordt, was merkwaardig. Toen wees hij aan dat het nacht was in Europa in Nederland in de kerk, in ons eigen lot. Maar toen kwam hij ook op het Euangelie als ster der vreugde, als blijde boodschap en sprak ons nadrukkelijk aan. Het was het geestelijkste woord, dat ik hier nog van de Kansel hoorde. Het zijn mededeelingen van een grijsaard. Veel lust en begeerte gevoelde ik om Jezus geheel toetebehoren.
Ik deed naderhand eenige bezoeken. Moeilijk is het om in het geestelijke inzigt voort te spreken. Hoe spoedig worden wij afgeschrikt. Bij Thijs was het regt goed. Hij had met veel zegen het Avondmaal onder het gehoor van Kortenhoef Smit [Kortenhoef Smith] mogen bijwonen. Zeer vol was het bij V d Meulen in de Noorder kerk. Dien kwam mij voor een man na mijn hart te zijn en