Inleiding
M.J. van Gent
- 1. Onderzoek in het verleden
- 2. Geschiedenis van het project
- 3. Politiek overleg in de 15e en 16e eeuw
2. Geschiedenis van het project
Reeds lang bestond de wens om de oudste Gelderse landdagrecessen te ontsluiten. Dit zou bij voorkeur over een reeks van jaren moeten gebeuren, zodat historische ontwikkelingen zichtbaar worden. Het Rijksarchief Gelderland (tegenwoordig: het Gelders archief) legde in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw al een kaartenbak aan met landdagrecessen, gebaseerd op gedrukte inventarissen. De fiches bevatten echter louter verwijzingen naar archiefstukken en geen teksten. De kaartenbak was bovendien gebaseerd op een beperkt aantal inventarissen.
Het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (verder te noemen: Huygens ING) besloot in 2001 een project te wijden aan de Staten van Gelderland, waarbij de landdagrecessen uit de vijftiende en zestiende eeuw in een databank zouden worden verzameld. Overleg met kenners van de Gelderse geschiedenis en het archiefmateriaal van genoemde twee eeuwen leidde tot aanpassing van de doelstelling. Besloten werd niet alleen de landdagrecessen maar ook ander materiaal van de landdag (oproepen, lijsten met verlangens van de aanwezigen en dergelijke) in de databank op te nemen. Ook documenten met betrekking tot de bijeenkomsten van de hoofdsteden werden in het onderzoek betrokken, aangezien deze in sommige jaren tijdelijk in de plaats kwamen van de “echte” landdagen. Later hadden deze vergaderingen buiten de landsheer en de stadhouder om grote invloed op de gang van zaken op de landdagen. Gedurende de loop van het onderzoek is ook besloten bepaalde documenten op te nemen die inzicht geven in de politieke relatie van Gelre met omringende vorstendommen. De Gelderse edelen en steden bleken namelijk af en toe nauwe relaties met Keulen, Kleef, Utrecht, Münster en vooral het Bourgondische landencomplex te hebben over zaken van oorlog en vrede en over de Rijnhandel. Het stond echter bij voorbaat vast dat hier niet naar volledigheid moest worden gestreefd. Dit was onmogelijk gezien de lange duur en de intensiteit van deze contacten en de verspreiding van de archivalia over vele archiefinstellingen, in binnen- én buitenland.
In de jaren 2001-2006 is het materiaal voor de databank verzameld en verwerkt en zoveel mogelijk digitaal gefotografeerd. De documenten waren in hoofdzaak afkomstig uit het Gelders archief te Arnhem, het archief van de heren (en graven) van Bergh en Culemborg en de stadsarchieven van (in alfabetische volgorde) Arnhem, Doesburg, Doetinchem, Elburg, Grave, Groenlo, Harderwijk, Hattem, Nijmegen, Roermond, Tiel, Venlo, Wageningen, Zaltbommel en Zutphen. Ook het Hauptstaatsarchiv Nordrhein Westfalen (Düsseldorf), het Nationaal archief (Den Haag), het Limburgs archief (Maastricht) en het Utrechts archief (Utrecht) werden geraadpleegd, evenals het stadsarchief Den Bosch, de Bibliotheek van Arnhem en de Hoge Raad van Adel (Den Haag). Uit andere archieven (Parijs, Brussel, Geldern, Keulen, Wenen, Dordrecht en Leiden) werd via inventarissen en bronnenpublicaties materiaal opgespeurd en opgenomen in de verzameling.
De databank heeft als naam ‘Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584’ gekregen. De benaming is bewust ruim gekozen, omdat in de databank verschillende categorieën vergaderingen worden opgenomen: landdagen en andere grootschalige bijeenkomsten die voldoen aan het hierboven genoemde criterium. Het gaat derhalve om meer dan alleen landdagrecessen. Het begrip “Staten” komt in de vijftiende- en zestiende-eeuwse bronnen niet of nauwelijks voor; de vergaderingen worden meestal aangeduid als “landdachvaert”. De term wordt desondanks gebruikt in navolging van het Huygens ING-project met betrekking tot Holland en Zeeland. Deze problematiek komt in de naamgeving van de bronnenpublicaties van de Leden van Vlaanderen en Staten van Holland ook tot uitdrukking, waar eveneens vergaderingen op initiatief van de landsheer worden afgewisseld met bijeenkomsten van steden (al dan niet met edelen) op eigen gezag.
De beperking in tijd en onderwerp is noodzakelijk vanwege de hoeveelheid relevant archiefmateriaal: in juli 1423 werd Arnold van Egmond de eerste hertog uit het Egmondse huis ingehuldigd en op 10 juni 1584 overleed hertog François van Anjou, die de laatste hertog van Gelre bleek. Tijdens de periode 1423-1584 waren er grote politieke veranderingen in het hertogdom Gelre. In juli 1423 werd Arnold van Egmond door de edelen en steden erkend als hertog van Gelre. Hij was de eerste hertog uit het Egmondse huis. Arnold raakte in de loop van zijn regering danig in conflict met zijn onderdanen, die zich steeds meer schaarden achter zijn enige zoon en beoogde opvolger Adolf. In 1465 nam Adolf zijn vader gevangen en liet zich als nieuwe hertog huldigen. Deze machtsgreep leidde tot een burgeroorlog tussen de aanhangers van Arnold en Adolf. Hertog Karel van Bourgondië probeerde zonder veel succes te bemiddelen in dit conflict. Uiteindelijk koos hij partij voor Arnold en liet hij Adolf gevangen zetten. In 1472 droeg Arnold het hertogdom dan ook over aan de Bourgondiër. Deze wist in 1473 gewapenderhand zijn gezag in Gelre te vestigen, maar zijn onverwachte dood in een veldslag bij Nancy in 1477 veranderde alles weer. De Geldersen wisten in de onrust na Karels dood hun zelfstandigheid te heroveren. Zij moesten zich in 1481 echter weer onderwerpen aan Maximiliaan van Habsburg, die met Maria van Bourgondië, de erfdochter van Karel, was getrouwd. In 1492 werd Karel van Egmond, de enige zoon van Adolf, alsnog hertog van Gelre. Hij diende zijn bezit echter voortdurend juridisch én militair te verdedigen tegen de aanspraken van de Habsburgers. In 1538 kozen de Geldersen na het overlijden van Karel van Egmond voor Willem van Gulik als hertog in plaats van Rooms keizer Karel V, de erfopvolger van Maximiliaan van Habsburg. De keizer weigerde deze overdracht te erkennen en hij dwong Willem in 1543 het hertogdom aan hem over te dragen. Vanaf 1543 maakte Gelre dan ook deel uit van het Habsburge landencomplex, totdat in de jaren zestig van de zestiende eeuw de opstand tegen Philips II losbarstte. De Staten van Gelderland zwoeren in 1581 Philips II af als landsheer en namen François, hertog van Anjou als nieuwe landsheer aan. Op 10 juni 1584 stierf deze vorst, waarna de Geldersen geen nieuwe hertog meer zochten. Voortaan hadden de Staten van Gelderland zelf het landsbestuur in handen; vandaar dat 10 juni 1584 als einddatum voor het onderhavige project is genomen. Uit dit beknopte historische exposé blijkt dat de verhouding tussen de vorst en de onderdanen tussen 1423 en 1584 danig werd beïnvloed door dynastieke verwikkelingen. De databank van het ING probeert deze politieke veranderingen te reconstrueren aan de hand van een chronologische ordening van alle landdagen en alle belangrijke landelijke vergaderingen. Deze bijeenkomsten namen immers in het alledaagse leven een prominente plaats in, omdat zij in sterke mate de politieke koers van het hertogdom bepaalden.
De databank ‘Landdagen en andere landelijke bijeenkomsten van Staten en steden in Gelre en Zutphen 1423-1584’ biedt de gebruiker zo’n 2100 documenten met betrekking tot de landdagen en andere gewestelijke vergaderingen, deels voorzien van digitale foto’s van de opgenomen archivalia. De documenten zijn zoveel mogelijk per vergadering “gebundeld”. Zij kunnen op diverse manieren doorzocht worden, zodat hun grote historische waarde optimaal benut kan worden. De opgenomen documenten zijn namelijk niet alleen van belang voor onderzoek naar staatsvorming in de late Middeleeuwen, maar ook voor tal van andere onderwerpen, aangezien zij gegevens bevatten voor politieke, militaire, fiscale, institutionele, economische, kerk- en rechtsgeschiedenis. Tezamen vormen zij een waardevolle ruggengraatbron. Deze databank biedt de gebruiker een eerste aanzet voor zijn onderzoek zonder dat hij zelf meteen alle afzonderlijke archiefbewaarplaatsen moet bezoeken. Daarom beantwoordt het project ten volle aan de doelstelling van het Huygens ING om het verleden met moderne hulpmiddelen zo goed mogelijk toegankelijk te maken.