Inleiding
M.J. van Gent
- 1. Onderzoek in het verleden
- 2. Geschiedenis van het project
- 3. Politiek overleg in de 15e en 16e eeuw
3. Politiek overleg in de 15e en 16e eeuw
Voor een goed begrip van de inhoud van de databank is het
nodig inzicht te hebben in de politieke organisatie van
Gelderland in de periode 1423-1584. In de Middeleeuwen werd
Gelderland geregeerd door een hertog en diens hertogelijke raad,
bestaande uit edelen, ambtenaren en vertrouwelingen van de vorst,
in samenspraak met (vertegenwoordigers van) de bannerheren (hoge
edelen), ridderschappen (edelen) en de steden. In de jaren
1473-1477, 1481-1492 en 1543-1584 behoorde Gelre formeel tot het
Bourgondisch-Habsburgse landencomplex. In deze perioden was het
landsbestuur in handen van de stadhouder (plaatsvervanger van de
vorst) en de Raad van Gelderland ook wel het Hof van Gelre
genoemd.
Het hertogdom bestond uit vier gebieden (kwartieren), namelijk
het kwartier Nijmegen, Roermond (ook wel Overkwartier genoemd),
Zutphen en Arnhem (of Veluws kwartier). De genoemde steden golden
als de hoofdsteden van het desbetreffende kwartier. Zij konden in
opdracht van de landsheer of op eigen gezag de bannerheren,
ridderschappen en kleinere steden in hun gebied oproepen ter
vergadering. Dergelijke kleine ‘standenvergaderingen’
werden kwartierdagen genoemd. Het aantal ridders (heren) per
kwartier varieerde per kwartier in de loop van de onderhavige
periode; het waren er soms meer dan driehonderd. Vandaar dat er
in dit overzicht slechts een paar worden genoemd.
De vier kwartieren en hun vertegenwoordigers:
Kwartier Nijmegen
Bannerheren en edelen: heren van Culemborg, heren van Bronkhorst,
Batenborg en Anholt, heren van Persingen, heren van Oy, heren van
Ubbergen, heren van Gendt.
Steden: Nijmegen; Tiel en Zaltbommel en Grave (tot 1481).
Kwartier Roermond
Edelen: heren van Broekhuizen, heren van Vlodrop, heren van
Schencke van Nydeggen.
Steden: Roermond, Venlo, Stralen, Erkelenz en Geldern.
Kwartier Zutphen
Bannerheren: heren van Baer en Lathum, heren van Bronkhorst en
Borculo, heren van Wisch, heren van Bergh (vanaf 1486 graven van
Bergh).
Edelen: heren van Ghemen.
Steden: Zutphen, Doesburg, Doetinchem, Lochem en Groenlo.
Kwartier Arnhem
Edelen: heren van Middachten, heren van Arnhem.
Steden: Arnhem, Harderwijk, Elburg, Wageningen en Hattem.
(Dubbel)klik op de kaart om hem te vergroten. Bron: A.A.
Beekman (ed.), Geschiedkundige atlas van Nederland. De
Bourgondische tijd (Den Haag 1915)
a. Landdagen
Vanaf de veertiende eeuw vergaderden de vier kwartieren van
Gelderland ook wel op één plaats. Dergelijke
bijeenkomsten werden landdagen genoemd en later ook wel
vergaderingen van de Staten van Gelderland. Deze benamingen
worden overigens pas vanaf tweede helft van de vijftiende eeuw
gebruikt. Deze centrale landelijke bijeenkomsten werden
gewoonlijk uitgeschreven door de hertog (of diens stadhouder) en
in één van de vier hoofdsteden gehouden.
De landdagen verliepen normaliter volgens de volgende
procedure:
- oproep van de hertog (of de stadhouder) aan de bannerheren, de
ridderschap en de (hoofd)steden om op bepaalde dag en bepaalde
plaats bijeen te komen
- opstellen van lijst met verlangens en klachten van de steden,
die zij op de landdag aan de hertog voorlegden
- opstellen van lijst van vergaderpunten
- notulen van de landdag: bevat soms de verlangens/klachten met
puntsgewijs de besluiten. Dit zijn de eigenlijke landdagrecessen.
Zij bevatten soms de namen van de aanwezige edelen en steden,
maar vaak wordt de algemene formulering de
“landschap” of “bannerheren, ritterschap ende
steden’ o.i.d. gebruikt.
- uitvaardiging door de hertog (of later de stadhouder) van
besluiten naar aanleiding van de landdag, verwoord in oorkonden,
met soms een verwijzing naar de afgelopen bijeenkomst of
bijeenkomsten.
De landdag behandelde een breed scala van onderwerpen op het gebied van binnenlandse tot buitenlandse politiek, monetaire aangelegenheden, economische kwesties en godsdienstige zaken. Tevens trad de landdag wel eens op als rechtbank, met name in conflicten tussen leden van adellijke families en tussen het Hof van Gelre en individuele burgers.
Voor de landdag werden in principe alle bannerheren en edelen
van de vier kwartieren uitgenodigd. Dat leverde in de zestiende
eeuw problemen op toen het aantal vergaderingen per jaar toenam.
Bannerheren en steden zonden veelal vertegenwoordigers, maar
riddermatigen verschenen meestal persoonlijk. Zij lieten
regelmatig verstek gaan, wat mede in de hand werd gewerkt door
het ontbreken van een goede registratie van de uit te nodigen
edelen. In 1547 wordt melding gemaakt van een reglement van
verschrijving, terwijl in 1555 een “ridderboek” werd
opgesteld met alle namen van degenen die ter landdag uitgenodigd
moesten worden.
Bij een landdag zijn niet altijd alle vier hoofdsteden of
kwartieren aanwezig geweest; vaak liet het kwartier Roermond
verstek gaan. Kleinere steden machtigden vaak de hoofdstad van
een kwartier om namens hen naar de landdag te gaan en beloofden
in de machtiging ook meteen zich aan de besluiten van de
vergadering te houden.
De hoofdsteden riepen regelmatig de edelen en de kleine steden in hun kwartier voor overleg samen op de zogenaamde kwartierdagen. De kwartierdagen werden veelal rondom landdagen en de andere bovenlokale bijeenkomsten gehouden. Elk kwartier kon zodoende zijn standpunt bepalen voor het komende overleg en naderhand de resultaten van het landelijk beraad bespreken met het oog op vervolgoverleg op landsniveau. De kwartierdagen zijn in dit project buiten beschouwing gebleven; hooguit werden van deze vergaderingen stukken opgenomen, die verwezen naar het landelijk beraad.
b. Andere landelijke bijeenkomsten
De edelen en steden hebben in de periode 1423-1584 ook op
eigen gezag vergaderingen gehouden over landszaken. Dit gebeurde
met name in tijden van crises, zoals in de jaren vijftig van de
vijftiende eeuw met de twisten tussen hertog Arnold en zijn zoon
Adolf, en in de jaren 1471-1473 en 1477-1483, toen de hertog
uitlandig was of er geen landsheer was. Deze samenkomsten zijn
formeel geen ‘echte’ landdagen, maar zij waren
dermate talrijk en in politiek opzicht zó belangrijk dat
zij toch in het onderzoek zijn betrokken, temeer daar er van deze
stedelijke vergaderingen ook (soms) oproepen, notulen en
besluiten zijn overgeleverd. Deze vergaderingen worden in deze
databank “landelijke bijeenkomsten” genoemd.