Liefde en mededeelzaamheid
Gegegevens |
|||||
---|---|---|---|---|---|
Naam | Liefde en mededeelzaamheid | ||||
Plaats | Amsterdam | ||||
Provincie | Noord-Holland | ||||
Aard | onderling | ||||
Datum | 1817-1828 | ||||
Jaar van oprichting | 1817 | ||||
Jaar van opheffing | 1828 | ||||
Bestaansduur | 10-20 jaar | ||||
Ziekengeld | ja | ||||
Ziektekosten | ja | ||||
Begrafenisgeld | ja | ||||
Leden |
|
||||
Tekst | Liefde en mededeelzaamheid. 1817-1828. Reglement vastgesteld op 1e vergadering 21 sept. 1817, vernieuwd en verbeterd 3 okt. 1821 en gewijzigd 15 dec. 1823. Opheffing: bij de lijst 1828 op het gemeente archief staat vermeld `bestaat niet meer'. In 1827 was er een tekort van ±ƒ100. Aard: onderling; 2 vaste directeuren en twee leden vormen het bestuur; bij vacature directeur nieuwe uit en door leden gekozen. In 1823 werd de bepaling bij belangrijke beslissingen de 25 oudste leden te raadplegen geschrapt. Doelgroep: geen ambachten uitgezonderd behalve kalkmeters en -dragers; zij die werken of gewerkt hebben aan de loodwitmolens of -fabrieken; militairen en zeelui. Reglementair maximum leden: 250 mannen tussen 20 en 45 jaar; van 45-50 kunnen nog lid worden tegen extra inleg van ƒ3,-. Voorzieningen: geneeskundige hulp; ziekengeld ƒ3,50 (1 jaar); begrafenisgeld ƒ35-60 man, ƒ25-50 vrouw. Leden: 1826 150. Bijzonderheden: Wie 1 jaar en 6 weken ziek is wordt geroyeerd; bij opname in een krankzinnigen gesticht volgt na 3 maanden royement; bij opname in een gasthuis geen ziekengeld, wel recht op begrafenisgeld; dodegeld wordt afzonderlijk geïnd als zich een sterfgeval voordoet. Zolang nog 4 leden de sociëteit in stand willen houden kan die niet ontbonden worden. Bronnen: Armverslag 1827; GAA. |