Onderlinge Uitkeerings en lijfrentekas
Gegegevens |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Onderlinge Uitkeerings en lijfrentekas | ||||||||||
Plaats | Zwolle | ||||||||||
Provincie | Overijssel | ||||||||||
Aard | nuts-fonds | ||||||||||
Verzekering op het leven | goedgekeurd volgens KB 1830/1840 | ||||||||||
Datum | 1861-1925 (fusie) | ||||||||||
Jaar van oprichting | 1861 | ||||||||||
Bestaansduur | > 50 jaar | ||||||||||
Fusiedatum | 1925 | ||||||||||
Fusieresultaat | Algemeen Friesche | ||||||||||
Ziekengeld | ja | ||||||||||
Ziektekosten | ja | ||||||||||
Overlijden | ja | ||||||||||
Leden |
|
||||||||||
Tekst | Onderlinge Uitkeerings en lijfrentekas. 1861-1925 opgelost in Algemeen Friesche*. Aan het eind van de jaren vijftig wordt koninklijke goedkeuring verzocht voor de oprichting van een lijfrente en uitkeringskas. Dit wordt toegestaan bij KB 2 dec. 1860, 75; 20 mrt 1861, 46; 16 okt. 1871, 19. 1 mei 1861 had het de vereiste 500 deelnemers en werd het fonds officieel opgericht. Ook dit fonds was een initiatief van het Nut. Opname in de statistiek: Het aantal bussen ondergaat in 1861 geen verandering. In 1868 wordt meegedeeld, dat te Zwolle het aantal deelnemers zeer is toegenomen door de oprichting van een lijfrente- en uitkeringskas. Voorzieningen: volgens het oprichtingsplan zouden er drie afdelingen komen: uitkering bij overlijden ƒ25 tot 1000 of een lijfrente voor de oude dag van ƒ50-100; uitkering bij ziekte van ƒ1,50 tot 2,-; en een afdeling voor genees- en heelkundige verzorging. In 1882 wordt het onderdeel dat aangeduid werd als zieken- en begrafenisbus en dat nog slechts 24 leden had, opgeheven. ±1892 (reglement 1887) uitkering bij overlijden voor ouder dan 18 jaar ƒ25, 50, 100, 200 of 300; van 1-18 jaar ƒ6,40. Leden: juli 1861 542; 1865 1186; 1881 2499; ±1890 1000-5000. Bijzonderheden: 1865 131 leden in ziekengeld afd.; 62 in ziekenfonds. In het Nutsarchief (archief 996) wordt vermeld dat in 1865 de Onderlinge Uitkerings- en Lijfrentekas is opgeheven. Waarschijnlijk betekent het dat de voorzieningen bij ziekte werden stopgezet. Bezit 1881: ƒ22.500. In de wintermaanden wordt geen contributie geheven. Bronnen: Armverslag 1868; S. 702, 2 dec. 1860-1925 opgenomen in Algemeen Friesche*; Begrafenisrapport Nut, 421; Fondsenenquête, 660; departementale lijst; Verslag Verzekeringskamer, 1925, overgedragen aan Algemeen Friesche. Wiebes Leemans, Geschiedenis, 22, noemt het fonds ten onrechte als in 1882 niet meer bestaand. ARA, Armwezen, 1832-1878, inv. 2286. |