Tot nut en voordeel
Gegegevens |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Tot nut en voordeel | ||||||
Plaats | Amsterdam | ||||||
Provincie | Noord-Holland | ||||||
Aard | onderling | ||||||
Datum | 1826-1827 (laatste vermelding) | ||||||
Jaar van oprichting | 1826 | ||||||
Laatste vermelding | 1827 | ||||||
Bestaansduur | 02-10 jaar | ||||||
Ziekengeld | ja | ||||||
Ziektekosten | ja | ||||||
Begrafenisgeld | ja | ||||||
Leden |
|
||||||
Tekst | Tot nut en voordeel. 1826- Oprichting: nav de opstelling van de statistiek over 1827 deelde D. Altenhain, boekhouder van een van beide fondsen mee, dat volgens minnelijke rechterlijke schikking een bepaald bedrag verkregen was van de `van ons afgescheiden leden', die bijeenkomsten hielden in de Santstr. in de Jager. Daarom is een splitsing in 1826 verondersteld, maar het kan ook vroeger zijn geweest. Opheffing: Het is onbekend welk van de twee fondsen al voor 1842 ten onder is gegaan. Gegeven het geringe aantal leden is aangenomen, dat het dit fonds betrof. Voorzieningen: 1827 geneeskundige hulp; ziekengeld ƒ3,50; begrafenisgeld ƒ60. Leden: 1826 39; 1827 47. Vergaderplaats: ten huize van H. Meijer, hoek Cingel en Stroomarkt. Bijzonderheden: ook dit fonds had relaties met een kastelein, want op opgave 1827 staan `kleine onkosten per kasteleijn’. Bron: Armverslag 1827. |