Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

'Zonder Baatzucht'

Gegegevens

Naam 'Zonder Baatzucht'
Plaats Rotterdam
Provincie Zuid-Holland
Aard onderling
Datum 1843-1955 (fusie)
Jaar van oprichting 1843
Bestaansduur > 50 jaar
Fusiedatum 1955
Fusieresultaat Algemeen Ziekenfonds Rotterdam
Splitsingsdatum 1964
Resultaat van splitsing Utrecht
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1845 661
1852 2272
1855 2470
1861 2892
1865 2896
1870 3184
1875 3451
1880 4219
1887 4781
1888 4678
1925 16265
1930 17316
Tekst

Zonder Baatzucht. 1843-1964 in `Utrecht'. Per 1 jan. 1955 ziekenfondsdeel opgegaan in Algemeen Ziekenfonds Rotterdam (13539).

Opgericht: 30 jan. 1843 door Eshuijs, apotheker. Het reglement werd aan het departement toegestuurd ivm een aanvrage om koninklijke goedkeuring van het fonds volgens het KB van 1830. Dit verzoek werd geweigerd, omdat het KB niet van toepassing was op begrafenisfondsen.

Overdracht: begrafenisdeel naar de Utrecht; het ziekenfondsdeel fuseerde in 1955 met het Algemeen Ziekenfonds Rotterdam (Verslag Ziekenfondsraad 1955).

NB: Het is onbekend wanneer Zonder Baatzucht ook medische zorg ging verstrekken. In 1887 werd C.H. Eshuijs, zoon van de oprichter en geneeskundige, tot commissaris benoemd. Volgens het NMG-rapport was de verstrekking van geneeskundige hulp gebaseerd op het reglement van 1892.

Aard: onderlinge vereniging van bijzondere personen.

Doel: elkaar de kosten van hun begrafenis verzekeren en van die van hun kinderen naar een vast tarief in geld. Kinderen jonger dan 10 jaar hadden recht op een vrije uitkering. Verzekering naar 4 klassen met oplopende uitkering naar de duur van het lidmaatschap. 1e klasse van ƒ90 tot ƒ180 na 50 jaar lidmaatschap; 4e klasse ƒ36 tot ƒ72.

Leden: ±1845 661; 1852 2272; 1855 2470; 1861 2892; 1865 2896; 1870 3184; 1875 3451; 1880 4219, waartegenover slechts 136 uitkeringen stonden; 1887 (volgens Verzekeringsbode) 4781; 1888 4678; ±1890 1000-5000; 1925 16.265; 1930 17.316. Ziekenfonds: 1901 ±3000; 1936 6228; 1951 8161 (6160 verplicht, 1993 vrijwillig).

Bezit: 1852 ƒ10.500 à 2½% nationale schuld; 1861 ƒ13.000 id., ƒ24.190 aan diverse effecten en ƒ732 in kas; 1870 ƒ87.865 nominaal en ƒ2437 in kas; 1880 ƒ121.728 nominaal kapitaal en ƒ1262 contant; 1888 ƒ119.067 aan effecten in bewaring bij Ned. Bank; 1925 ƒ483.824.

Directeuren: 1875 G.H. Eshuys; H. Hopman; J. Wieck, die al in 1854 deel uitmaakte van het bestuur. 1885 Eshuys en Wieck vervangen door L. Droogleever Fortuyn en W.J. Spruyt W. Jzn.

Bijzonderheden: 1. In 1880 toestand bloeiend genoemd. Wie langer dan 1 jaar lid is krijgt 20% meer uitkering, bovendien bij de laatste 5-jaarlijkse balans besloten ƒ10.285 te verdelen onder de leden naar duur lidmaatschap. Het fonds `beoogt en bereikt zoo doende de zedelijke strekking, van voornamelijk de minvermogende tot spaarzaamheid aantesporen en daarmede voor zichzelve en zijn gezin, zich eene eerlijke begrafenis te verschaffen.'. 2. J. Wieck ondertekende tevens de opgave van `Hulpverleen' en `Hulp voor lijden' (13511). In 1884 zijn de tarieven herzien en afgestemd op de nieuwe sterftetabellen door P. van Geer. 3. Vanwege de gunstige positie van het fonds werd in 1878, 1883 en 1888 uitdeling aan de leden gedaan. 4. Het gedrukte verslag uit 1888 meldt dat het laatste gedrukte verslag over 1859 was uitgebracht.

Bronnen: Armverslag 1852; S. 503; Verzekeringsbode 1885, no. 4 en bijlage 10 (directeur J. Wieck); Begrafenisrapport Nut, 286; het NMG-rapport, 633, maakt melding van een zieken- en begrafenisfonds van die naam, dat in 1901 ±3000 leden had; departementale lijst; Verslagen Verzekeringskamer; NEHA, 181, vermeldt opgegaan in `Utrecht' in 1952, sinds 1985 AMEV. Volgens Van Gerwen/Verbeek en de Verzekeringskamer pas in 1964 in de Utrecht opgegaan. Verslag `Zonder Baatzucht', 1843-1887; CBS, 1936; adresboek ziekenfondsen (1952); Verslag Ziekenfondsraad 1955; Rotterdams Jaarboekje (1956) 43.