Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Sociƫteit 'Voorzorg in de toekomst'

Gegegevens

Naam Sociƫteit 'Voorzorg in de toekomst'
Plaats Amsterdam
Provincie Noord-Holland
Aard onderling
Datum 1824-1863 (laatste vermelding)
Jaar van oprichting 1824
Laatste vermelding 1863
Bestaansduur 30-50 jaar
Ziekengeld ja
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1827 162
1842 300
1850 200
1851 225
1852 260
1854 253
1863 200
Tekst

Sociëteit `Voorzorg in de toekomst'. 1824-

Oprichting: 13 maart 1824.

Opheffing: onbekend. De sociëteit kwam tot het eind van de jaren vijftig op de aanschrijflijst voor, maar verstrekte, 1852 uitgezonderd, geen inlichtingen. Volgens AZA lijst 1863 bestond hij nog in 1863.

Aard: onderling; directeur treedt jaarlijks af (herkiesbaar) en 2 bosmeesters (wisselt per kwartaal).

Voorzieningen: 1824 ziekengeld na 3 dagen 50 cent (1 jaar); erna plaatsing in de afdeling niet trekkend mogelijk; geneeskundige hulp; begrafenisgeld ƒ30-50 als meer dan 5 jaar lid; voor vrouwen ƒ30-40 tegen contributie van ƒ1,20 per jaar.

Leden: 1827 162; 1842 300; mrt. 1850 200; 1851 225; 1852 260; 1854 253; 1863 200.

Contributie: reglement 1824 trekkende 40 cent, niet trekkende 27½ cent per veertien dagen; van 15 nov.-15 febr. halve contributie. Gehuwde leden mogen hun vrouw voor begrafenisgeld inschrijven voor ƒ1,20 per jaar; 1842: 17½ cent voor trekkenden, 12½ voor overigen.

Bestuur: 1842 Monjou, timmerman in het Burgerweeshuis; Jannink, Buitenbrouwerstr. 1850 Jannink als directeur genoemd. 1853 Goothard en Luijke.

Vergaderplaats: reglement 1824 en 1827 thv. J.G. Hol in de Gouden Voet, hoek Molsteeg en Nwezijds Achterburgwal; 1842 en 1853 idem. Adres 1855 en 1858 J. Nijborg, Vijzelstr. bij de Prinsengr. Nijborg was tevens de apotheker van de sociëteit.

Bijzonderheden: Practisijns moesten vrouwen en kinderen behandelen voor 30 cent, terwijl de apotheek de medicijnen zo billijk mogelijk moest leveren. Weduwe kan tegen contributiebetaling van ƒ1,20 per jaar lid blijven van het begrafenisfonds. Als er minder dan ƒ200 bij kas is moet het dodegeld via omslag worden opgebracht. Als er geen familie of vrienden zijn moet de sociëteit de begrafenis regelen. Bosmeesters voeren de controle uit op de zieken. De kastelein moest een borg stellen.

Bronnen: Armverslag 1827; GAA; Calisch, 23*