Verzekeringsfondsen

 
English | Nederlands

Mannensociƫteit 'De herstelling'

Gegegevens

Naam Mannensociƫteit 'De herstelling'
Plaats Amsterdam
Provincie Noord-Holland
Aard onderling
Datum 1811-1863 (laatste vermelding)
Jaar van oprichting 1811
Laatste vermelding 1863
Bestaansduur > 50 jaar
Ziekengeld ja
Ziektekosten ja
Begrafenisgeld ja
Leden
Jaar Aantal
1826 395
1827 360
1842 240
1850 220
1851 165
1854 200
1863 100
Tekst

Mannensociëteit `De herstelling'. 1811-

Opgericht 5 juli 1811, verbeterd 2 maart 1834.

Opheffing: de sociëteit kwam in de aanschrijflijst over 1859 nog voor, in 1863 niet meer. Nooit hadden zij het verzoek om opgave gehonoreerd. Volgens AZA lijst bestond de sociëteit nog in 1863.

Bestuur: 1 vaste directeur en 4 afgaande bosmeesters, waarvan er een fungeert als penningmeester van de vrouwensociëteit. Nooit beroep doen op rechtsmiddelen, altijd zal bij meerderheid door de leden beslist worden.

Voorzieningen: geneeskundige hulp; ziekengeld na 3 dagen 50 cent, als ziekte langer dan 1 jaar duurt, volgt uitkoop voor ƒ15; begrafenisgeld ƒ30-50 bij meer dan 5 jaar lid. Was eerst ƒ40 en na 3 jaar lidmaatschap ƒ50. Volgens opgave 1842 bedroeg het ziekengeld 50 cent, het begrafenisgeld ƒ15-50.

Leden: (van mannen- en vrouwenbus gezamenlijk) 1826 395; 1827 360; 1842 240; maart 1850 220; 1851 165 (100 mannen, 65 vrouwensociëteit); 1854 200; 1863 100.

Contributie: 60 cent en 10 cent begrafenisgeld per 4 weken. Volgens opgave 1842 ƒ9,10 en ƒ5,20 per jaar.

Vergaderplaats 1842: Klovenierstraat, hoek 's Graven, aanspreker?

Bestuur 1842: Luyken, timmerman, L. Leidsche Dwarsstraat. 1850 J.W. Luijken.

Adres: vanaf 1852 werden de verzoeken om inlichtingen gericht aan P.E. Frederiks, die de apotheker van het fonds was.

Bijzonderheden: als er geen familie is verzorgt de directie de begrafenis; de kastelein of kasteleinesse zal twee borgen moeten stellen. Wie een nieuw lid aanbrengt mag die avond 30 cent uit de boskas verteren. Wie buiten de stad ziek wordt heeft geen recht op geneeskundige hulp noch op ziekengeld.

NB: Zowel de mannen- als de vrouwenbus werden vanaf 1852 aangeschreven. Voor het verslag over 1852 kwam een zeer summier antwoord binnen. Er werd meegedeeld, dat het ledental onbepaald was. Vanaf 1855 werd alleen nog de mannenbus aangeschreven. Gegevens kwamen nooit binnen. De AZA lijsten gaven wel deelnemersaantallen.

Bronnen: Armverslag 1827; GAA; Calisch, 8, mannensociëteit, opgericht 15 juli 1811, 100 leden; Calisch, 18, vrouwen-sociëteit, opgericht 1 juni 1822, 65 leden. Deze beide bussen vormden een eenheid.