Verzekeringsfondsen

Nederlandsche onderlinge verzekeringsmaatschappij voor gehuwden en ongehuw­den. 1827-1829 in liquidatie

Directie: A. van Dasselaar, boekhouder.

Oprichting: Reglement nov. 1827. In 1827 koninklijke goedkeuring gevraagd, maar niet gekregen. Start bij 100 leden.

Opheffing: volgens het reglement bij minder dan 100 leden. In 1830 diende Dasselaar een verzoek om autorisatie in, dat werd afgewezen omdat de vereiste berekeningen ontbraken. (NA, Armwezen 1813-1832, inv. 1885, 28 aug. 1830, 38H). S 382 meldt juni 1829 in liquidatie.

Voorzieningen: uitkering na overlijden van ƒ300-1200 tegen een premie van ƒ8-24 afhankelijk van leeftijd. Premie gerekend per ƒ300 verzekerde som. Begrafenisgeld van ƒ40-100. Bij gunstige kas kunnen de directeur en het bestuur besluiten tot verhoging van de uitkeringen.

Leden: 1827 270 (3 trekkend); 1828 331 (8 trekkend).

Bezit: 15 juli 1828: ƒ4000 op Grootboek, ƒ700 in kas.

Bijzonderheden: 1. Trekkende leden zijn verplicht in het fonds te blijven. Op hertrouw wordt een premie van ƒ275-500 gezet (met inhouding van 3 jaar contributie). Bij overlijden van degene op wiens naam de verzekering is afgesloten kan een nieuwe begunstigde worden aangewezen.

2. Directeur mag ƒ100 voor boeken ed in rekening brengen, ƒ25 voor vergadering en bij meer dan 250 leden ƒ50. Administratiekosten tbv directeur afhankelijk van aantal aandelen ƒ6-11. Directeur mag correspondenten aanstellen.

S. 382, nov. 1827-juni 1829 in liquidatie 15v; Inventarisatie van weduwenfondsen door het departement. NA, Armwezen 1813-1832, inv. 1842, 2 okt. 1829, 68H;.