Onderling weduwen- en wezenfonds
Gegegevens |
|||||
---|---|---|---|---|---|
Naam | Onderling weduwen- en wezenfonds | ||||
Plaats | Amsterdam | ||||
Provincie | Noord-Holland | ||||
Aard | commercieel | ||||
Verzekering op het leven | weduwen- en wezenfonds | ||||
Datum | 1824-1829 | ||||
Jaar van oprichting | 1824 | ||||
Jaar van opheffing | 1829 | ||||
Bestaansduur | 02-10 jaar | ||||
Begrafenisgeld | ja | ||||
Weduwegeld | ja | ||||
Wezen | ja | ||||
Leden |
|
||||
Tekst | Onderling weduwen- en wezenfonds. 1824-1829 Directeur: M.C.L. Brinkman Opgericht: 1824, goedgekeurd door de koning 26 nov. 1824, 6 als naamloze maatschappij. In het verzoek tot goedkeuring gesteld `dat bijgaand plan uit oude inrigtingen van dien aard gedeeltelijk bijeen verzameld en met verbeteringen onder meerder bereik der behoeftige volksklasse bewerkt' is. Opheffing: 1829 betalingen gestaakt, waarover al in okt. 1829 rekesten naar het departement werden gestuurd. Brinkman zou met de noorderzon vertrokken zijn. Uitkering: ƒ125, 250 of 500. Volgens het reglement kan dat stijgen tot resp. ƒ200, 500 en 1000 afhankelijk van de kaspositie. Een afdeling treedt in werking als er 50 leden zijn. Leden: In Inv. nr 1792 zit overzicht per 14 juli 1828, waar voor de 1e klasse 116, 2e klasse 393, 3e klasse 235 deelnemers in totaal 744 worden opgegeven. Bronnen: S. 348, 1 nov. 1824, 15v.w.w. S. voegt ook Begrafenisfonds in de titel in; NA, Staatssecretarie, inv. 2104, 26 nov. 1824, 86; Armwezen 1813-1832, inv. 1589, 18 febr. 1830, 39A; idem, 13 mrt 1830, 22A; inv. 1792, 1830. |