Onderling weduwenfonds
Gegegevens |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Naam | Onderling weduwenfonds | ||||||||||
Plaats | Amsterdam | ||||||||||
Provincie | Noord-Holland | ||||||||||
Aard | commercieel | ||||||||||
Verzekering op het leven | weduwen- en wezenfonds | ||||||||||
Datum | 1822-1830 | ||||||||||
Jaar van oprichting | 1822 | ||||||||||
Jaar van opheffing | 1830 | ||||||||||
Bestaansduur | 02-10 jaar | ||||||||||
Begrafenisgeld | ja | ||||||||||
Weduwegeld | ja | ||||||||||
Leden |
|
||||||||||
Tekst | Onderling weduwenfonds 1822-1830 in liquidatie. Directeur: C.H. Heye, die makelaar is; opgericht 1 dec. 1822, in werking 1 jan. 1823. In 1824 2e afdeling opgericht. Eind 1825 1e afdeling gesloten met 3200 leden/aandelen. Toen Heye goedkeuring aanvroeg, 12 aug. 1824, claimde hij 1895 deelnemers te hebben, waarvan 372 leden een dubbel aandeel hadden. Sinds 1 mei 1824 had hij ook correspondenten in de Zuidelijke Nederlanden, waar hij inmiddels 123 leden had verworven. Goedgekeurd: KB 12 sept. 1824, 86 Opheffing: 1830; het fonds werd niet aangemeld ivm KB 1830; volgens S. 337a verkeerde het in sept. 1830 in liquidatie. Leden: 1828 356 ( 253 weduwen die ƒ58.394 kregen uitgekeerd); 2e afdeling 105 (76 weduwen die ƒ17.292 kregen uitgekeerd). Uitkering: minimaal ƒ250 , maximaal bij gunstige kas ƒ500. Bij hertrouw wordt een premie van ƒ200 uitgekeerd en vervalt het recht op uitkering. Als een weduwnaar lid blijft krijgt zijn 2e vrouw rechten, als hij niet hertrouwt wordt ƒ250 bij zijn overlijden uitbetaald aan de kinderen/erfgenamen. Contributie: varieert van ƒ6,25-17,50; inschrijfgeld van ƒ12,50-35. Administratiekosten: leden ƒ5,-, weduwen ƒ1,- per jaar. Bezit: 1828 1e afdeling ƒ10.304 in kas; ƒ83.000 belegd; 2e afdeling ƒ2421 in kas, ƒ1900 belegd. Verloop aantal weduwen: 1e afdeling: 1827 1e kwartaal 169; 4e kwartaal 213; 1828 356. In 1827 werd een buitengewone bijdrage geheven. Verloop 2e afdeling 773 deelnemers; 3e en 4e kwartaal 762, toen ook extra contributie geheven. Weduwen in 1e kwartaal 47; 4e 61; 1828 76. (Inv. 1792) Over 1830 wordt de volgende opgave verstrekt door GS (Inv. 1611, 5 mei 1831, 54H) 8 deelnemers; aantal weduwen 348; uitgaven ƒ52.927; Inkomsten ƒ68.500, waarvan ƒ1560 rente, ƒ41.942 uit verkoop bezit. Resteert een bezit van ƒ13.826. Bijzonderheden: 1. opereerde in 1828 ook in Utrecht en heeft ook elders correspondenten. Directeur moet borg van ƒ5000 stellen en als het ledental stijgt ƒ10.000. 2. Gemeld wordt dat in 1829 het aantal leden fors was gedaald. De directeur vindt dat voor het fonds des te beter en heeft besloten het ledental niet meer boven de 300 te laten stijgen. 3. nav KB zendt Heye een verzoek in om een nieuw weduwenfonds te mogen oprichten, dat veel lijkt op het eerdere fonds. De kritiek hierop van Lobatto is niet mals: gevraagd wordt een inlegsom van ƒ17,50 en een jaarlijkse bijdrage van ƒ8,75, terwijl dat volgens zijn berekeningen op 30 jarige leeftijd minimaal ƒ75,40 zou moeten zijn voor een uitkering van ƒ250. Bovendien horen bepalingen over meer contributie en verlaging van de uitkeringen niet thuis in een goed gebaseerd fonds. (NA, Armwezen 1832-1878, inv. 115, 2 aug. 1834, 133) Bronnen: S. 337, 1 dec. 1822-sept. 1830 in liquidatie; Inventarisatie van weduwenfondsen door het departement. NA, Armwezen 1813-1832, inv. 1842, 2 okt. 1829, 68H; Staatssecretarie, Inv. 2018, 12 sept. 1824, 86. |