Tweede Nederlandsche Algemeene Verzekeringscompagnie
Gegegevens |
|
---|---|
Naam | Tweede Nederlandsche Algemeene Verzekeringscompagnie |
Plaats | Amsterdam |
Provincie | Noord-Holland |
Aard | commercieel |
Verzekering op het leven | goedgekeurd volgens KB 1830/1840 |
Datum | 1848-1865 |
Jaar van oprichting | 1848 |
Jaar van opheffing | 1865 |
Bestaansduur | 10-20 jaar |
Weduwegeld | ja |
Wezen | ja |
Tekst | Tweede Nederlandsche Algemeene Verzekeringcompagnie. 1843-1865 Goedgekeurd onder KB 1830 bij KB 12 febr. 1843, 70. Opgericht door H. Meijer Cluwen en J.H. Eickhoff; werden opgevolgd door Krook van Harpen en Wildschut. Bij KB van 6 febr. 1849, 71 krijgen zij - uitdrukkelijk voor de laatste maal - nog eenmaal verlenging van de termijn voor het plaatsen van het aandelenkapitaal. Opheffing: bestond in ieder geval in 1882 niet meer. Volgens S. NV, 132 waarschijnlijk 1863 opgeheven. De Maatschappij werd door Amsterdam in 1862 nog aangemeld als bestaand. Volgens het Staatsblad van 15/16 april 1865 was aan de maatschappij bij KB 15 maart 1865 toestemming gegeven tot ontbinding met ingang van 28-2-1865 en werd de regeling van de liquidatie bekend gemaakt. Merkwaardig is, dat Feith, ambtenaar Armwezen, in een notitie dd. 19 dec. 1867 stelt, dat hem niets bekend is van het faillissement van deze maatschappij. Waarschijnlijk was het KB tot ontbinding tot stand gekomen met medewerking van Justitie, als NV. Bijzonderheden: 1. rond deze aanvrage barst weer het conflict los of NV's, die alleen met toestemming van Justitie mogen worden opgericht, ook nog eens onder het KB, dus onder goedkeuring van Binnenlandse Zaken kunnen vallen. Raad van State nu aan de kant van Justitie, terwijl Justitie eigenlijk vindt dat het wel zou moeten. Mi was het conflict nog steeds niet opgelost. Aangezien het geheel volgens de – goedgekeurde - opzet van de oude maatschappij is ingericht, hoeft er geen wiskundig onderzoek te komen. Aldus wordt aan de Koning die terzake van NV's het beslissingsrecht had geadviseerd. 2. In 1845/6 discussie over de introductie van premiekorting van 5-10% bij betaling aan het begin van het jaar, waarvoor door het departement geen toestemming was gegeven. Eikhoff meent, dat het terecht is, omdat vooruitbetaling voor een heel jaar de maatschappij voordeel oplevert. Bronnen: NA, Staatssecretarie, 148, 12 febr. 1843, 70; NA, Armwezen, inv. 653, 6 maart 1845, 99; inv. 1620, 1 maart 1862, 124; inv. 2290. S. NV, 132, waarschijnlijk tot 1863; KB 15 maart 1865; Wiebes Leemans, Geschiedenis, 21. |