Kramers, Martina (1863-1934)

 
English | Nederlands

KRAMERS, Martina Gezina (geb. Veur 24-6-1863 – gest. Apeldoorn 15-10-1934), actief in vrouwenbeweging, SDAP, Nieuw-Malthusiaanse Bond en esperantistenverenigingen. Dochter van Johannes Hendrik Kramers (1823-1896), onderwijzer, en Margaretha Anna Hoogklimmer (1824-1874). Martina Kramers bleef ongehuwd.

Martina Kramers werd geboren in Veur (bij Leidschendam), als de jongste van zeven in een onderwijzersgezin. Twee jongens stierven als baby, zodat ze opgroeide met drie broers en één zus. Haar moeder overleed in 1874 en haar vader hertrouwde het jaar daarop met een zus van haar moeder. Hij was hoofd van Instituut Noorthey, een protestant-christelijke jongenskostschool waar buitenlandse talen gedoceerd werden door ‘native speakers’ die intern waren. Terwijl haar broers de school regulier bezochten, heeft Martina zelf vooral indirect van deze omgeving geprofiteerd: zij leerde twaalf talen, waarvan zij er acht sprak. Deze rijke talenkennis zou haar later goed van pas komen bij het vele organisatorische werk waarin zij betrokken raakte.

Op haar vijftiende ging Martina naar de normaalschool – voorloper van de kweekschool – in Arnhem. Nadat ze deze in 1884 had voltooid, keerde ze terug naar haar familie, die inmiddels naar Rotterdam was verhuisd. Korte tijd werkte ze in het onderwijs, maar al snel koos ze voor werk in het privéonderwijs omdat dat beter te combineren was met haar vele journalistieke en secretariële werkzaamheden voor maatschappelijke organisaties en met de zorg voor haar familie.

Kiesrecht, vrouwenbelangen en neomalthusianisme

Vanaf het begin was Kramers lid van de in 1894 opgerichte Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK). Omdat de VVK zich naar haar zin te weinig inzette voor de verbetering van de maatschappelijke toestand van vrouwen, richtte ze in 1895 met Marie Rutgers-Hoitsema de Rotterdamse Vereeniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw op. Kramers was tot 1913 lid van het bestuur van de ‘Behartiging’, maar bleef ook lid van de VVK en zat tussen 1903 en 1919 zelfs in het hoofdbestuur daarvan. Samen met Rutgers-Hoitsema was ze  ook jarenlang pleitbezorger van het nieuw-malthusianisme. Van 1899 tot 1913 zat zij in het hoofdbestuur van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB).

Kramers stond sympathiek ten opzichte van de sociaaldemocratie maar had ook kritiek op de opstelling van de SDAP, vooral inzake het vrouwenkiesrecht en het recht op arbeid voor vrouwen. Dat verklaart waarschijnlijk waarom Kramers pas in 1911 lid van de SDAP werd. Overigens weerhield dit haar er niet van om vooraanstaande partijleden uit te nodigen als spreker voor de ‘Behartiging’. Dat ze probeerde een brug te slaan tussen deze twee bewegingen, blijkt uit haar betrokkenheid bij het Algemeen Kiesrecht-Comité, waarin onder meer sociaaldemocraten en feministes vertegenwoordigd waren.

Haar talenkennis maakte Kramers tot ideale afgevaardigde naar internationale congressen. Dat begon in 1897, toen ze een tiental Nederlandse vrouwenverenigingen vertegenwoordigde op de voorbereidende bijeenkomst van de Internationale Vrouwenraad in Londen. Terug in Nederland pleitte Kramers op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898) voor de oprichting van een Nationale Vrouwenraad. Een jaar later was het zo ver, met Kramers als eerste secretaris. In de jaren daarna bleef ze een belangrijke schakel tussen de Nederlandse en de internationale vrouwenbeweging. In 1904 werd ze gekozen in het bestuur van de Internationale Vrouwenraad. Een jaar later nam ze Johanna Nabers positie in de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht over. Het Engelstalige blad van de Wereldbond, Ius Suffragii, kwam onder haar redactie te staan.

Dubbele moraal en ‘verkeerde liefde’

Soms werd de stapeling van functies en werkzaamheden – Kramers was meestal ‘secretares’ – haar te veel en deed ze tijdelijk een stapje terug. Dat gebeurde in 1906 en in 1913. Haar bijdrage aan de feministische theorievorming kreeg vooral vorm in de klassieker Het ontwaken der Vrouw, De rol der vrouw in de evolutie der menschheid (Almelo [1902]), een vertaling van het werk van Frances Swiney. Ze droeg de vertaling op aan Marianne Klerck-van Hogendorp, presidente van de Nationale Vrouwenraad.

Na de dood van haar vader in 1896 bleef Kramers bij haar stiefmoeder in Rotterdam wonen. Ze was misschien geen uitgesproken theoretica, maar wel verzette ze zich haar leven lang tegen de dubbele moraal op seksueel gebied. Daarbij hekelde ze vrouwen die een huwelijk aangingen uit financiële berekening. Zelf hield ze er een onconventionele levenswijze op na die haar enkele keren in de problemen bracht. Zo ging ze in 1898 een ‘vrije’ verbintenis aan met een getrouwde man – diens vrouw stemde niet toe in een scheiding. De relatie hield zij buiten de openbaarheid – daarom is van deze ‘Bobbie’ niet veel bekend. Hij was sociaaldemocraat, wat voor Kramers niet altijd even gemakkelijk was en voor veel van de vrouwen met wie zij samenwerkte zelfs een doorn in het oog. Zo zocht Aletta Jacobs de oorzaak voor Kramers’ verminderde inzet in 1906 niet in overbelasting, maar in deze ‘verkeerde liefde’. Overigens bleef de samenwerking tussen Jacobs en Kramers in de internationale vrouwenbeweging aanvankelijk goed, maar Jacobs kon niet verhinderen dat Carrie Chapman Catt, de presidente van de Wereldbond, Kramers in 1913 verzocht om de redactie van Ius Suffragii neer te leggen. In de officiële lezing was ziekte de reden voor terugtreding; en de zorg voor het gezin van haar broer drukte in die tijd zwaar op Kramers. Waarschijnlijker is dat haar relatie met Bob en haar lidmaatschap van de SDAP haar positie in de vrouwenbeweging onhoudbaar maakten. Toch bleef Kramers met beide bewegingen verbonden: in 1919 schreef ze als enige vrouw een bijdrage aan het gedenkboek van zowel de SDAP als de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.

In 1918 verhuisde Martina Kramers samen met haar zuster naar Apeldoorn. In diezelfde tijd zette ze een punt achter een groot deel van haar bestuurlijke activiteiten voor de vrouwenbeweging en het nieuw-malthusianisme en richtte ze zich op de sociaaldemocratische gemeentepolitiek. In 1923 werd ze gekozen in de gemeenteraad, waar ze onderwijszaken in haar portefeuille had. Maar de meeste energie wijdde ze deze laatste levensjaren aan het esperanto, als secretaris van zowel de neutrale als de arbeiders-esperantisten. Aan huis gaf de inmiddels bejaarde Kramers esperanto-les aan jeugdige belangstellenden, die zich haar zwaar-omfloerste stem bleven herinneren. Hoewel al enige tijd ziekelijk stierf Martina Kramers toch nog onverwacht in de nacht van 14 op 15 oktober 1934, in de leeftijd van 71 jaar. Op 19 oktober werd zij in Velsen gecremeerd.

Naslagwerken

BWSA.

Publicaties 

Afgezien van de hierboven genoemde titels:

  • ‘Die Geschichte der Frauenbewegung in Holland’ in: H. Lange, G. Bäumer red., Handbuch der Frauenbewegung. I. Teil. Die Geschichte der Frauenbewegung in den Kulturländern (Berlin 1901) 211-24.
  • ‘De inrichting van het Nederlandsch Comité voor Algemeen Kiesrecht’, De Nieuwe Tijd (1903) 703-7.
  • De plaats der vrouw in maatschappij en staat (z.p. 1908).
  • De groei der beweging voor vrouwenkiesrecht (z. p. 1909).
  • ‘Het huwelijk als kostwinning’, in: Moederschap / seksueele ethiek (Almelo 1913) 117-20.
  • ‘Het volkspetitionnement voor grondwettelijke gelijkstelling van man en vrouw’, De Nieuwe Tijd (1914) 215-23.
  • Vrouwenbeweging, vrouwenkiesrecht en grondwetsherziening. Studie voor de Rotterdamse Sociaaldemokratiese Studieklub (Rotterdam 1916).
  • Moeten de vrouwen een eigen partij in de staat vormen? (z.p. 1919). ‘Een nieuwe bijdrage tot de beschouwing van het bevolkingsvraagstuk’, De Socialistische Gids (1924) 894-901.
  • Wat wil het nieuw-malthusianisme? (Amsterdam 1925).

Voorts schreef Kramers bijdragen aan tal van tijdschriften, waaronder De Amsterdammer, Het Gelukkig Huisgezin (orgaan van de NMB), De Gids, Ius Suffragii, Maandblad van de Vereeniging van Staatsburgeressen, Maandblad van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, Sociaal Weekblad en Vragen van den Dag.

Literatuur

  • Willemijn H. Posthumus-van der Goot, Anna de Waal red., Van moeder op dochter (Leiden 1948).
  • Joyce Outshoorn, Vrouwenemancipatie en socialisme (Nijmegen 1973).
  • Marianne Crezee, Martina G. Kramers (1863-1934). Een leven gewijd aan vrouwenemancipatie, socialisme en internationaal contact (eindverhandeling licenciaat sociale wetenschappen, Vrije Universiteit Brussel 1978).
  • Gé Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland (Nijmegen 1978).
  • Marjan Advocaat, Trees Moll, José Niekus, ‘Geboortenregeling: een vrouwenzaak? Aktiviteiten van vrouwen en de vrouwenbeweging ten aanzien van geboortenbeperking’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 1 (1980) 111-40.
  • Fia Dieteren, ‘Van kritisch geestverwante tot vergeten partijlid. Martina Kramers (1863-1934)’,  Rooie Vrouw 10 (1989) nr. 1, 6-9.
  • Mineke Bosch en Annemarie Kloosterman, ‘Lieve Dr. Jacobs’. Brieven uit de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, 1902-1942 (Amsterdam 1985).
  • Ulla Jansz, Denken over sekse in de eerste feministische golf  (Amsterdam 1990).
  • Mineke Bosch, ‘Het zwarte schriftje van Martina Kramers. Over historische sensatie en de politieke verhoudingen in de internationale vrouwenkiesrechtbeweging’, Historica 26 (2003) nr. 1, 6-9.
  • Mineke Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs 1854-1929 (Amsterdam 2005).

Illustratie 

Martina Kramers, door H.K. van Dorp, ca. 1911 (Collectie IAV-Atria Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis).

Auteur: Fia Dieteren

laatst gewijzigd: 22/09/2017

De datum onder dit biografisch lemma geeft aan wanneer er voor het laatst aanvullingen en/of correcties in het stuk zijn doorgevoerd. Met ingang van 2023 is het project afgesloten.