12 - 10 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Ontvanger-generaal
Johan Doublet verzoekt zijn broer
Phillips
Doublet als opvolger aan te stellen. Deze heeft zich van
jongs af aan met de zaken van het kantoor beziggehouden.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
2
HHM lezen het rekest van
Friedtse Jansdr., weduwe van
Jan Harmansz.
Zij verzoekt de negentien maanden traktement te krijgen die haar
man
als
predikant op de Nassause vloot tegoed had. Dit met aftrek van
reeds
betaald traktement.
HHM geven het rekest voor advies aan commies
Verhaer.
3
HHM wijzen het verzoek van
Gomes van Trier om salarisverhoging af.
4
HHM geven de declaratie van
Johan van der Wel, raad en generaal van de Munt, voor vacaties en reiskosten
aan thesaurier-generaal
Van Goch om
deze te onderzoeken. Van Goch moet erop letten dat er vanaf 16
sept.
geen
daggelden meer worden betaald zonder schriftelijk bewijs dat de
declarant in opdracht van HHM is ingezet.
5
Johan de Braemsle tot Breederborch, edelman extraordinaris van Z.Exc., heeft ongeveer ongeveer
tien jaar lang het bevel over de "guides" gevoerd. Hij vraagt om
net
als
zijn voorgangers vanwege zijn lange dienst en aanzienlijke onkosten
een
vergoeding te krijgen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.
6
Pieter Jansz. t'Aersgadt is als kapitein ter zee op veel reizen meegeweest en heeft
in lagere functies het land gediend. Nu is hij getroffen door een
verlamming, waardoor hij geen dienst meer kan doen. Hij
verzoekt
HHM om hem vanwege zijn lange staat van dienst een traktement als
kapitein van 30 gld. per maand te doen betalen.
Voordat HHM hierover besluiten, vragen zij advies aan de
Admiraliteit te Rotterdam
.
7
In een rekest meldt
Jan Jansz. van Coesvelt, burger van Enkhuizen, na een lang proces een vonnis tegen
Harmen Crabbe, burger van
Coesfeld, te
hebben gekregen. Ondanks alle mogelijke inspanningen kan hij dit in
Coesfeld echter niet laten uitvoeren. De suppliant
verzoekt te worden gemachtigd om beslag te mogen leggen op de
goederen
van de kooplieden en inwoners van Coesfeld in
Amsterdam en elders in de Republiek totdat Crabbe
na
dagvaarding is verschenen.
HHM staan de suppliant toe Herman Crabbe of diens goederen in Nederland te laten aanhouden en confisqueren totdat zijn klachten zijn weggenomen. Zij gelasten alle gouverneurs, oversten, kolonels, ritmeesters, kapiteins, luitenanten en bevelhebbers hem daarbij te helpen.
8
Naar aanleiding van de memorie van secretaris
Gunter verzoeken HHM de
president
om
Joost Brasser te ontbieden. Hij
belooft Brasser te gelasten zo spoedig mogelijk alsnog de
authentieke
kopieën van de in de resolutie van 12 sept. genoemde stukken aan
Gunter te verstrekken.
9
De burgemeesters en raden van
Amsterdam verzoeken d.d. Amsterdam 11 okt. de kooplieden in hun stad
toe te staan om het van
Tortuga
[Île de la Tortue] in
West-Indië afkomstige
zout te mogen uitvoeren.
HHM geven de brief voor advies aan de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges.
10
HHM ontvangen een brief van commissaris
Hartman d.d. Hamburg 28 sept. en een schrijven van
Martyn van der Mede en
Marquart Ranzal aan Hartman d.d.
Glückstadt
15
september. In beide brieven wordt om geld gevraagd zodat
het
garnizoen van
Glückstadt kan worden betaald.
HHM nemen geen besluit hierover, aangezien resident
Aissma al een wissel van 10.300 rijksdaalder op ontvanger
Reael heeft getrokken. Bovendien
is hij overeengekomen om 9.700 rijksdaalder op Reael te trekken.
Dit
allemaal
ter betaling van het garnizoen te Glückstadt.
11
De heren van
Holland berichten dat ene
Spieringh
in opdracht van de
koning van
Zweden
grote en ondraaglijke tollen int over naar
Danzig
[Gdansk] en
Koningsbergen
[Kaliningrad] in- en
uitgevoerde
goederen van Nederlanders.
HHM schrijven aan de Zweedse koning en diens
kanselier opdat de afpersing wordt beëindigd en voortaan voorkomen.
Zij kunnen en mogen het onrecht wat de Nederlanders
bij
voortzetting van de afpersing zou worden aangedaan niet langer
gedogen. HHM laten
Bas
en
Ploos dit ook met resident
Camerarius bespreken.
12
HHM resumeren de brief van resident
Aissma en de uit het bericht van de
president hierover blijkende overweging van
Z.Exc.
HHM laten Aissma goed letten op het beleid van de
koning van Denemarken, diens vertrek uit zijn rijk en de handelwijze van de
rijksstenden inzake de vredesbesprekingen tussen de koning en de
keizer. Zij laten Aissma hierover
regelmatig berichten.
13
Voordat HHM de antwoorden op de proposities van
Stralsund en van de
Deense resident
arresteren, laten zij deze door de
president
bespreken met Z.Exc.
14
De afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
compareren. Zij dringen aan op betaling van de quoten van de nalatige provincies in de 100.000 gld. Dit is reeds lang herhaaldelijk toegezegd aan het College ter betaling van de kapiteins en matrozen op de binnenwateren, die meer dan vijftig maanden soldij tegoed hebben. De afgevaardigden verklaren geen verantwoordelijkheid te dragen voor het onheil dat door voortzetting van deze slechte betaling kan ontstaan. Zij hebben HHM immers bijtijds geïnformeerd over de armoedige staat van de wachten en de wanordelijkheid vanwege de slechte betaling.
HHM schrijven de nalatige provincies alsnog zo spoedig mogelijk hun quoten in de beloofde 100.000 gld. in aftrek van het tweede miljoen voor de Admiraliteit op te brengen om de genoemde kapiteins en matrozen mee te betalen.
Ten tweede vragen de afgevaardigden een aanzienlijk bedrag voor de afdanking van de pleiten en de bijbehorende matrozen, die tijdelijk door het leger zijn aangenomen geweest.
HHM vragen de afgevaardigden een nauwkeurig overzicht te geven van soldij en kostgeld betreffende de pleiten, voor zolang deze in dienst zijn geweest.
15
De aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges en de extraordinaris gecommitteerden van
Holland
blijven aandringen op verder overleg over de beveiliging van de zee. Dit ondanks de afwezigheid van de tijdelijk daartoe opgeroepen raden van de
Admiraliteit in Zeeland
.
HHM besluiten de aangevangen besprekingen voort te zetten met de aanwezige heren. Zij vragen
Essen en de andere afgevaardigden om zich hiermee bezig te
houden.
161
HHM horen het bericht dat enkele Duinkerkers vanaf een hekboot in
Holland landgangen zouden hebben gedaan om buit te halen. Zij zouden
door de justitie van
Haarlem zijn
gevangengenomen.
Verondersteld dat dit waar is, verzoeken HHM de heren van Holland de genoemde Duinkerkers te berechten.
17
De
Admiraliteit te Rotterdam
antwoordt d.d. 10 okt. op de brief van HHM van 29 sept. inzake het vonnis van 26 sept. over de tien geconfisqueerde vaatjes staal van
Pieter Courten. Het College beweert het volgende:
I Het niet aangemelde deel van de partij staal was niet groter dan het zestiende deel van de gehele partij.
II De vergissing van Courten kan worden verontschuldigd door de enorme kosten om het staal met behulp van verschillende personen over vijandelijk gebied naar Nederland te brengen.
III Courten heeft schriftelijk verklaard al twintig jaar dergelijke vaatjes staal niet hoger te hebben ontvangen of verkocht dan tegen het gewicht waarvoor deze zijn aangegeven, te weten negenhonderd pond.
IV Het verzwijgen is niet met boze opzet gedaan.
De mondelinge verklaring van de afgevaardigden van het College dat het plakkaat en de wijziging vandien bij gelijksoortige kwesties nooit is uitgevoerd in aanmerking genomen, stellen HHM een besluit hierover uit. Zij laten hun gedeputeerden naar de bespreking van de beveiliging ter zee echter met de afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges over de kwestie spreken en daarover berichten.
18
De namens de RvS binnengekomen secretaris
Huygens bericht dat de afgevaardigden voor de verbetering van de
Rijn en
IJssel aandringen op
betaling van 12.000 gld. Dit bedrag is nodig voor het dichten van
het
achter
de oude krib naast het
Kleefse Spui ontstane gat.
De
ontvanger heeft hiervoor echter
geen
oplossing, vanwege de grote defecten van de provincies in het
consent
van 300.000 pond voor het uitdiepen van Rijn en IJssel en het fort
langs de haven van
Steenbergen. Dit blijkt uit
het door
hem getoonde overzicht van de defecten. Daarnaast bericht de
ontvanger dat de
Staten van Utrecht
conform hun
resolutie van 12 sept. verdere betaling van hun quote in het
genoemde bedrag geheel hebben afgewezen. De Staten beweren immers
dat
de resoluties van HHM inzake de verbetering van Rijn en IJssel niet
worden uitgevoerd.
HHM schrijven de nalatige provincies om hun defecten in het genoemde consent te doen zuiveren. Verder gelasten zij ontvanger-generaal Doublet intussen de 12.000 gld. te lenen, mits dit bedrag weer wordt afgelost met het door de provincies in het consent opgebrachte geld. Dit opdat door nalatigheid de krib en dientengevolge ook de nabijgelegen werken niet verspild zijn.
Voor deze gelegenheid doet
Lochteren een verklaring tot zijn ontschuldiging. Hij heeft vernomen
dat
de
monding van de IJssel deze winter door een of ander ongemak geheel
zal
zijn afgesloten, met onherstelbare schade voor de staat van
Nederland,
tenzij HHM spoedig de werken en hoofden bij de
Schenkenschans
['s-Gravenwaard] en
IJsseloord laten herstellen en voltooien.
19
De RvS heeft op 7 okt. mondeling en vandaag schriftelijk de volgende punten aangestipt:
I Namens de
Infanta is een belasting van twee keer 200.000 gld. geheven over
alle
Brabantse dorpen, inclusief het markizaat van
Bergen op Zoom tot
Steenbergen.
De dorpen in het markizaat hebben reeds hun aandeel in dat bedrag
betaald.
II Vóór het Bestand moesten alle dorpen in het kwartier van
Antwerpen fortificatiegeld betalen ten behoeve van de werken van Bergen
op Zoom. De betaling hiervan - jaarlijks ongeveer 23.000 gld. - is
sinds
het aflopen van het Bestand niet opgehaald.
III Kapitein
Frents, commandant te Rees, schrijft d.d. ...2 okt. over zijn verrichtingen bij het sluiten
van de
katholieke kerken in
Rees. Na afloop van de
gestelde
termijn van acht dagen was er in
Wezel geen sprake
van
herstel, eerder van het tegendeel, zodat Frents de kerk te Rees
van
alle katholieke uiterlijkheden heeft laten ontdoen en daarin heeft
laten
preken. Hij vraagt om nader bevel.
IV Mr.
Jan de Bergaigne schrijft conform zijn last 22 boeren te hebben laten ophalen
in ruil voor de door de vijand vanwege hun werkzaamheden aan het
ophogen van een
kadijk
te Steenbergen in
Zandvliet opgehaalde boeren. De
Raad heeft Bergaigne echter geantwoord dat hierover namens de
Infanta al
aan
HHM is geschreven.
V De Raad verzoekt HHM te regelen dat de 300.000 gld. ten behoeve van de achterstallige betaling van 's lands fortificatiewerken wordt opgebracht. Zonder dit geld weet men niet langer raad.
Conform het advies van de RvS besluiten HHM hierop als volgt:
I Als retorsiemaatregel wordt eenzelfde belasting geheven in het kwartier van Antwerpen.
II De Raad zal ontvanger mr. Jan Bergaigne gelasten voorlopig met de dorpen van het kwartier van Antwerpen te onderhandelen over betaling van de vervallen jaren. Hij moet hierbij doen alsof de achterstand door zijn persoonlijke nalatigheid is ontstaan. Bergaigne moet dit voortzetten, doch bij tegenstand van de boeren in het kwartier niet tot executie overgaan voordat - na bericht over deze zaak - nader is besloten.
III Dit punt voegen HHM toe aan de gelijkluidende brief van de
commandant van Emmerik. De Raad moet deze bespreken met Z.Exc. en erover
berichten.
IV Een beslissing hierover wordt overgelaten aan Z.Exc. en de RvS.
De heren van
Holland verklaren voor punt V nog niet gereed te zijn.
20
De afgevaardigden van de
Admiraliteit te Dokkum
compareren. Zij tonen het overzicht van de lopende schulden en van het op rente gestelde geld ten laste van het College. De afgevaardigden verzoeken van de in de petitie van de RvS en later ten behoeve van de Admiraliteit verzochte subsidies een bedrag te mogen ontvangen waarmee zij de genoemde schulden kunnen aflossen. Ook willen zij daarvan drie nieuwe smakschepen en twee pinassen kopen. Inclusief zeil, ankers en touwwerk kosten deze schepen 34.000 gld.
HHM voegen dit overzicht bij die van de andere Admiraliteitscolleges om eens en voor al onderzocht te worden.