22 - 06 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM lezen de rekesten van werkmeester
Abraham Jansz. Wens en
Matheus Jansz. Wens,
aannemers van het
bouwen van een redoute op het hoofd van
Willemstad,
om betaling van hun grote tegoeden.
HHM vragen de gedeputeerden van de provincies die in gebreke blijven wat betreft de betaling van de helft van de legerlasten van 1628, bij hun principalen aan te dringen op betaling ten behoeve van de supplianten.
2
De
Admiraliteit te Amsterdam
schrijft d.d. 20 juni dat zij kapitein
Jan Jansz. Lapper geordonneerd hebben naar
Archangel te
varen en daar de honderdduizend pond salpeter in te laden die de
grootvorst van Moskovië aan
de
Republiek heeft
geschonken. De Admiraliteit vraagt HHM maatregelen te nemen voor de
ontvangst.
HHM zullen dit doen en vragen hierover te spreken met
Henrick van Ringen, neef van
Gomer Spranger,
die over de salpeter de meeste
kennis heeft.
3
Ontvangen is een brief met berichten van vice-admiraal
Quast vanuit de omgeving van de Hoofden [Nauw van Calais] d.d. 4
juni.
Er wordt geen resolutie genomen.
4
Ontvangen is een brief met berichten van ambassadeur
Langerack d.d. Parijs 10 juni.
Er wordt geen resolutie genomen.
5
Op het rekest van
Jaecques van Hoorne, koopman te
Amsterdam, dat wordt
ondersteund door een missive van het stadsbestuur d.d. 20 juni,
verlenen HHM
hem een voorschrijven
aan de
koning van
Groot-Brittannië en
ambassadeur
Joachimi in verband met de
teruggave van het
schip Den Jonas en de lading.
6
HHM lezen het rekest van
Johan van Woestinghoven, baljuw van Grijsoord, dijkgraaf en schout van de
[polder] Oude Plaat, waarin hij om een beloning vraagt
voor de
trouwe
dienst
die
hij
gedurende veertien en een halve maand bewezen heeft als hofmeester
in
de legatie van
Sommelsdyck en
Vosbergen, voormalig
extraordinaris
ambassadeurs in
Frankrijk. Gelet op hetgeen
Rantwyck opmerkt over de
beloning van de officieren in de
legatie naar
Engeland, besluiten HHM vast te
houden aan het reglement van de beloning van ambtenaren in
legaties.
7
Ontvangen is een missive van orateur
Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 17 maart, met verschillende
bijlagen
over het consulaat in
Aleppo en
ongeregeldheden
in de
Levant.
De missive en de stukken over consul
Witze worden
Bas en
Beaumont
voor onderzoek, advies en rapport ter hand gesteld.
8
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 18 juni op het op 16 juni ingediende rekest van
Mathys Treurniet, alsmede de daarop gestelde apostille of het mogelijk is
zonder veel schade voor het land
het
tegoed van 20.600 gld. om te zetten in obligaties. Omdat de werken
van
de staat doorgaans zeer hoog aanbesteed worden zou
het
zeer nadelig zijn de rente van dat kapitaal ten laste van het land
te nemen, aldus de RvS.
Het uitgeven van obligaties op verdiend arbeidsloon
is slecht
voor de reputatie van het land en zeer nadelig voor het krediet
van
de
ontvanger-generaal, die zo
geruïneerd dreigt te worden.
HHM besluiten conform en wijzen de omzetting van ordonnanties in obligaties af.
9
HHM lezen de schriftelijke mededeling van agent
Leo van Aissma over de inschrijving van de schuldeisers van de
administrator van Maagdenburg.
HHM laten dit nader onderzoeken door
Bruninxs en thesaurier-generaal
Van
Goch, van wie ze rapport verwachten.
10
HHM horen het rapport van
Rantwyck en
Vosbergen in
afwezigheid van
Noortwyck. Zij
hebben
krachtens
een resolutie
van
HHM gesproken met resident
Camerarius
over de
uitvoer van graan uit
Zweden. Zij hebben het ook
gehad
over de excessieve tol die de
koning van
Zweden
eist
van Nederlanders die met graan en ruwe grondstoffen uit het
Oostzeegebied
hierheen komen. Ten slotte hebben ze ook nog gesproken over de
werving
van soldaten binnen en buiten de Republiek, en hun verzamelplaats
en
de
personen die deze lichtingen uitvoeren en daarvoor nu
vastzitten.
Er wordt geen resolutie genomen.
11
HHM resumeren en arresteren het antwoord1 op de op 12 juni door
Diederich van Falckenberch, hofmaarschalk van de
koning van
Zweden, ingediende remonstrantie.
De remonstrantie betreft de wervingen
voor
de koning, de gewenste verzamelplaats aan de grens van de Republiek, alsmede de personen die in verband met het lichten van
soldaten hier te lande vastgehouden
worden. HHM verklaren dat zij niet kunnen toestaan dat tijdens de
ondernomen belegering van 's-
Hertogenbosch troepen
worden gelicht voor geallieerde vorsten, aangezien zijzelf
genoodzaakt
zijn tot een extraordinaris lichting van 21.000 ordinaris soldaten
en
waargelders voor de versterking van het leger dat door ziekte,
desertie
en overlijden verzwakt is. Deze lichtingen gebeuren overigens niet
alleen
in de Republiek, maar ook in de omliggende landen en overzee in de
aangrenzende koninkrijken. Hierdoor zouden soldaten aangezet
worden
om over te lopen, waardoor de garnizoenen zouden verzwakken en
soldaten zouden deserteren, alle maatregelen om dat tegen te gaan
ten
spijt. De praktijk heeft dat al aangetoond,
al
was dit tegen de intentie van de maarschalk en de wil van HHM
in.
Wat het tweede punt betreft, stellen HHM dat de betrokkenen krachtens verschillende plakkaten zwaar gestraft kunnen worden, maar uit respect voor de Zweedse koning en vanwege de tussenkomst van de maarschalk zullen zij hiervan zo mogelijk afzien.
HHM vertrouwen erop dat de maarschalk inziet dat zij in de huidige omstandigheden niet tegemoet kunnen komen aan zijn verzoeken, maar zij verzekeren hem dat zij niet zullen nalaten hun oprechte affectie aan de koning te betuigen. Zij hebben dit reeds gedaan door op 19 juni de uitvoer van wapens en oorlogsmunitie ten behoeve van de koning, toegestaan in hun resolutie d.d. 23 mei, vrij van rechten te verklaren, hoewel dergelijke uitvoer eigenlijk ten strengste verboden is of slechts tegen betaling van rechten wordt toegestaan.
12
HHM committeren
Eck voor de ambassade naar
Moskovië. Hij
zal
daarheen reizen op declaratiebasis met een gevolg van
zestien personen.
13
HHM committeren
Bas,
Beaumont en
Veltdriel
voor het opstellen van de instructie voor
Eck als gezant naar
Moskovië.
Bovendien mogen alle provincies een gedeputeerden aanstellen om aan
deze besprekingen deel te nemen.
14
Schotte deelt HHM mee dat de RvS de gisteren genomen
resolutie - ter opheldering van de resolutie d.d. 19 juni over de
personen die vastgehouden worden voor de werving van soldaten voor
vreemde vorsten - onderzocht heeft. De RvS oordeelt dat deze
resolutie inconsequent is waar ze stelt dat deze gevangenen moeten
worden vrijgelaten en alleen tegen
Willem Mourraij geprocedeerd moet
worden,
die om
dezelfde reden vastzit.
HHM blijven bij hun resolutie van gisteren. De RvS wordt gemachtigd Mourraij te laten overkomen uit
Amsterdam om zijn verdediging te horen.
15
HHM lezen de vandaag ingediende nieuwe memorie van de
graaf zu Schwarzenberg met het verzoek om nadere informatie op hun antwoord dat
hem gisteren door de
griffier is
overhandigd.
Alle documenten die door de graaf en de
baron van Spieringh tijdens hun verblijf in de Republiek zijn ingediend worden
opgestuurd naar de gedeputeerden te velde. Zij dienen deze te
bespreken
met
Z.Exc.
en graaf
Ernst Casimir van Nassau.
HHM vragen hun een gezamenlijk advies op te stellen.
16
Bas,
Beaumont en
Clant
worden gecommitteerd om schriftelijk hun overwegingen te geven ter
opheldering van de feiten inzake de door de vijand veroverde en
door neutralen
gekochte
schepen. Daarna zullen alle stukken aan de provincies worden
opgestuurd.
17
De gecommitteerden van de stad
Delft vragen HHM de opvolging te regelen van het
commando over de schepen voor de kust van
Vlaanderen, nu
luitenant-admiraal
Heyn gesneuveld
is. Tevens
verzoeken zij diens begrafenis
te regelen, omdat diens weduwe een eenvoudige vrouw
is.
HHM antwoorden dat op het eerste punt gisteren al besloten is. Wat het tweede punt betreft worden de gecommitteerden verzocht de zorg voor de begrafenis op zich te nemen en ervoor te zorgen dat deze verloopt zoals bij zijn voorgangers in functie. Zij moeten tevens het lichaam laten begeleiden door de plaatselijke schutterij. De
Admiraliteit te Rotterdam
wordt gemachtigd om op kosten van het land een gepaste epitaaf te laten maken ter ere van de overledene en zijn familie en ter herinnering van het nageslacht.
18
Raadpensionaris
Duijck overlegt ter vergadering een missive van
Richelieu aan
Sommelsdyck
d.d.
3 mei, waarin hij de breuk tussen de kronen van
Frankrijk en
Engeland
aanwijst als reden voor het uitblijven van de alliantie tussen zijn
land en de Republiek. Duijck stelt voor deze
missive te
laten onderzoeken door enkele gedeputeerden om na te laten gaan of
het
mogelijk is de alliantie te herzien. Hetgeen besloten wordt
zou volgens hem ingeschreven moeten worden in het register van de
secrete
resoluties.
Een beslissing wordt uitgesteld.