Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01397
20-10-1959
Actoren
Brief met bijlage(n)
Samenvatting
Tijdens een bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken op 13 oktober 1959 werd op voorstel van Pella gesproken over de noodzaak van consultaties over internationale politieke vraagstukken. Deze consultaties zouden duidelijk niet tegen een land gericht zijn en ook niet de indruk van groepsvorming binnen de Atlantische alliantie moeten wekken. Van Houten wilde de gedachte van beperkte consultatie niet verwerpen, maar wees op het aloverheersende belang van samenwerking in de NAVO, waarschuwde hij voor blokvorming van de zes tegenover andere landen in het vrije Europa en merkte hij op dat iedere gedachte aan de mogelijkheid van derde machtsvorming moest worden vermeden, "omdat wij altijd de blik gericht moeten houden op de Noordzee en de Atlantische Oceaan."
Vervolgens was aan de orde een rapport van Wigney over hulpverlening door de EEG aan minder ontwikkelde landen.
In de reguliere Raadsvergadering werd uitvoerig gesproken over de Europese universiteit en de gevoerde bespekingen met Griekenland en Turkije over associatie.
Zie ook