S03248
06-03-1981
Actoren
Notulen REZ
Samenvatting
2. Voortzetting bespreking herstructurering EG-begroting.
De behandeling van het lusten- en lastenprobleem en de opgestelde analyses tonen aan dat niet alleen het VK, doch alle grote lidstaten netto-contribuanten van de EG-begroting zijn, terwijl de kleine landen netto-ontvanger zijn. Van Aardenne meent dat dit tot ernstige problemen kan leiden. Hij constateert dat alle lidstaten reeds de praktijk van juste retour toepassen. Ieder kijkt naar het eigen belang en niet naar het belang van de Gemeenschap als zodanig. De vraag is nu wat men met de EG wenst. Het scheppen van nieuw beleid en meer coƶrdinatie is alleen mogeljk indien alle lidstaten er voordeel bij hebben. Men zal dienen te aanvaarden dat een verdere uitbouw van de EG alleen mogelijk is met een juste retourbeginsel. Van Aardenne stelt voor het aandeel van de landbouwuitgaven te beperken tot 60% en een maximum aan de netto bijdrage per lidstaat te stellen.
Van der Mei vindt deze benadering te eenzijdig. Het lidmaatschap van de EG heeft voor Nederland ook andere voordelen. Posthumus Meyjes meent dat het moeilijk is om objectieve maatstaven voor een juste retour op te stellen. Van der Stee verzet zich om principiƫle redenen tegen deze gedachten, die ingaat tegen het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten.
Conclusies: a) de interdepartementale aantekening inzake herstructurering van de EG-begroting wordt met enkele wijzigingen aanvaard, b) er zal een aantekening worden opgesteld waarin indicaties gegeven worden op welke terreinen en langs welke wegen gemeenschapsbeleid in de toekomst zou kunnen worden ontwikkeld, c) een nadere bespreking van het lusten- en lastenvraagstuk zal plaatsvinden a.d.h.v. een nadere beschrijving van voor- en nadelen van het bestaan van de EG voor de lidstaten, ook voorzover deze niet uit de begroting blijken.
De behandeling van het lusten- en lastenprobleem en de opgestelde analyses tonen aan dat niet alleen het VK, doch alle grote lidstaten netto-contribuanten van de EG-begroting zijn, terwijl de kleine landen netto-ontvanger zijn. Van Aardenne meent dat dit tot ernstige problemen kan leiden. Hij constateert dat alle lidstaten reeds de praktijk van juste retour toepassen. Ieder kijkt naar het eigen belang en niet naar het belang van de Gemeenschap als zodanig. De vraag is nu wat men met de EG wenst. Het scheppen van nieuw beleid en meer coƶrdinatie is alleen mogeljk indien alle lidstaten er voordeel bij hebben. Men zal dienen te aanvaarden dat een verdere uitbouw van de EG alleen mogelijk is met een juste retourbeginsel. Van Aardenne stelt voor het aandeel van de landbouwuitgaven te beperken tot 60% en een maximum aan de netto bijdrage per lidstaat te stellen.
Van der Mei vindt deze benadering te eenzijdig. Het lidmaatschap van de EG heeft voor Nederland ook andere voordelen. Posthumus Meyjes meent dat het moeilijk is om objectieve maatstaven voor een juste retour op te stellen. Van der Stee verzet zich om principiƫle redenen tegen deze gedachten, die ingaat tegen het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten.
Conclusies: a) de interdepartementale aantekening inzake herstructurering van de EG-begroting wordt met enkele wijzigingen aanvaard, b) er zal een aantekening worden opgesteld waarin indicaties gegeven worden op welke terreinen en langs welke wegen gemeenschapsbeleid in de toekomst zou kunnen worden ontwikkeld, c) een nadere bespreking van het lusten- en lastenvraagstuk zal plaatsvinden a.d.h.v. een nadere beschrijving van voor- en nadelen van het bestaan van de EG voor de lidstaten, ook voorzover deze niet uit de begroting blijken.