Zat Jan. 6 Ains. [Ainsworth] terug
Een drukke ochtend. De Heere verlaat ons niet. Dit mogt ik gevoelen toen daar Ainsw. met de stukken onl]H & C voor onze oogen stond. God zal verder zorgen. Naar de mensch maakt dat stilzwijgen van de andere zijde en dat denkbeeld over alle die kuiperijen die gesmeed kunnen worden, mij benaauwd.
Vis V d Leeuw.
'S avonds had ik een bezoek van Van der Leeuw Schoolmeester schoonzoon v Jufv Van der Heyden, die over Kamerling & over het godsdienstig onderwijs sprak, en mij op dat strijd punt over de Predestinatie bragt, waar ik in lang niet geweest was. Voor mij zelve was het gesprek niet onnut, maar de man beviel mij toch niet. Hij scheen uit liefderijkheid te spreken, maar het was toch eigentlijk maar Verstands oppositie. Er was niets in de man dat mij aantrok. Het bleef redeneering.
Avond / stille
Verder aan Mess geschr & gelezen. Wat was de eigentlijke Voorbereiding ik weet het niet maar dit wel dat ik een gevoel van liefde, een uitstorting van tederheid in mijn hart gevoelde en regt met mijne lieve vrouw mogt instemmen.
Zondag. Jany 7 Avondmaals viering bij Ds Huet
Kalm gesterkt in alles opgestaan, door de oneindige goedheid Gods. Met Carol [Caroline] nog gelezen uit Malan uit Krumm [Krummacher] preek over de dood in den pot. Het was treffend en waar en met een opgeruimd hart ging ik ter kerk.
En hoe kwam ik er nu uit. Droevig, of liever dood. Huet predikte over het blijven in Christus de text beviel mij en de eerste denkbeelden. Maar ik wierd kouder en kouder. Alle die redeneringen vielen mij lood zwaar op het hart. Ik ging terstond na de tafel heen. Mijne vrouw kwam een uur later, ook vermoeid in de Geest. Alles was mij zoo doodsch. Er was geen onmagtig schepsel geen almagtig God verkondigd. Het blijven
het vereenigd zijn met Christus was weder iets dat men zich toepastte dat men aantrok om dus te spreken. Alle reeeliteit gaat verloren. On se persuade dat Christus voor ons gestorven is, alles is fantaisie waarbij de verbeelding zich afwerkt, en er een staat van opwinding geboren wordt. Christus wordt een middel tot eene vie sainte. Wij beloven nu eene année d'obéissance de vertus &C. Ik wil Huet die ik met zoo veel genoegen ll Zondag hoorde, niet bezwaren maar dit was mij de indruk Es ist keine Werklichkeit darin. Het is als of iemand die honger heeft voor geschilderde spijzen gezet wordt. De Predikant moet tonen wat het is buiten Christus te zijn dan wordt de ziele luisterend, en begint te vragen. Neen Christus is geen moyen geen motif maar het is eene afgesnedene zaak en daarin bestaat het ware iets dat ik nog zoo weinig kenne dat ik wenschte meer te kennen dat gedurig te gaan naar het bloed van Christus en zoo gebruik van hem te maken niet als een middel, maar als een rots, als een toevlugt als eene zaligheid. Wonderlijk, deze gehele week had ik zoo in mijne gedachte toch in vertrouwelijkheid met de fransche kerk geleefd. En nu ligt mij alles met centenaars zwaarte voor de oogen, en ik wenschte vrij wat liever dat zij mij weigerden als aannamen. Na al dien innerlijken strijd over de brief van Barbe, beweeg ik mij nu als het ware, in zijn element, en hoewel ik niet zou nalaten mijn kind te doopen, hoewel ik nog geen afgodstempel zie staat mij deze vorm even zeer tegen als de Roomsche en gevoel ik zoo, het is gene waarheid. Alles is in verband. Ik heb Mounier, hupscher redelijker billijker gevonden dan het grootste deel der bekeerde menschen zoude geweest zijn en toch dat eene puntje van vereeniging dat zelfs bij de grootste verschillen blijft, dat ontbrak. Mijn protest is geestelijk in de veronderstelling dat de Kerk een ligchaam toch is, dat voelen en onderscheiden kan. Heeft de kerk geen leven meer, is dat geheel