hart eens aan hem luchten. Ik kon niet dien last opnemen dien hij mij op de schouders wilde leggen. Toen kon ik hem toch niet zoo ongetroost na zijn koude huis zenden! Ik moest hem aanhoren en ziet ik leer veel van dat dorre en wettische der gelovige in de mindere classe daaruit kennen. Hij heeft veel inzigt van de oneindige liefde Gods in Christus. Wegens zijn verlangen, daarontrent zie ik nog geen licht.
met Caroline
Zeer vereenigd was ik met mijne lieve Caroline. Wij gevoelden als schuld, onze weinige vrijmoedigheid.
Dingsdag 9 Jany Zware koude
Dat was een schrik die koude op eens. Gister middag was het water nog open. Nu was er reeds koek en zoopje op. Balken lagen in vierentwintig uur in 't water. Het was op eens als in 1823. Een hevige snijdende Oosten Wind was erg. 'S avonds kwamen V d H [Van der Houven] & Keetje die het nog al wel gehad hadden. Twaalf menschen zaten er toch in de Diligence onder andere ene dame, die alleen de reis van Keulen na Londen deed.
West [Westendorp]
West & da C [da Costa] schreven elkander broederlijk. Mijne lieve zuster is veel beter. Mess [Messchert] schr aan da C doch blijft tobbend en daardoor waarlijk eigen geregtig bij schijnbare rust. Met d C bleef de Correspondentie regt levendig.
Karel Ed & Thijs beneden
En nu Heere daar waren Karel Eduard & Thijs ook weder beneden. Hoe oneindig groot zijn de zegeningen Gods. O moge De tijd nog komen dat ik over dat alles eenvoudiger, en als uit het binnenste mijner ziel met de mijne kon spreken. Hoe veel gemaaktheid is er in alles bij ons. Het verheugde mij ook den President weder te zien. Wij hebben waarlijk tegenwoordig nodig met ons drieen bij elkander te zijn. Wij hebben de westenwind in aanvoeren brood nodig. God alleen kan zorgen.
Woensd 10 Jany Br. Barbe.
De brief v Barbe was regt goed. Hij had de mijne broederlijk opgenomen. Hij exagereert wel het een en ander maar doet mij toch zien dat ik in vele opzigten uit het Vleesch geschreven had.
M. Westp [Maria Westendorp]
West gespr. Over zijne lieve vrouw sprak hij nog altijd ontrust, daar haar hoofd ligt is. Zijne stemming was regt eenvoudig ziende op God, en erkennende de magt der genade in ons.
N S
'S avonds begonnen met het stuk over de Partysch. aan Vaillaint gedicteerd, die mij daarin uitmuntend beviel.
Dond. 11 Jany.
Deze dag rustig de koude minder hevig, en nu was zij mij allerverkwikkelijkst. De zaak v Moler [Molenaar?] had mij gister zeer aangegrepen. In alles moet ik mijne dwaasheid erkennen. Die drift waarvoor ik zoo vatbaar ben, is geheel verkeerd. Dat loochenen hinderde mij bijzonder. Heden op het Institut niet zonder genoegen geweest. De winteravond was heerlijk bij heldere lichte maan.
Vrijd 12 Jan Maria West, Koenen, Charl Bähler, Bähler.
De koude kalmer. Men begint Commissien opterichten. Onze lieve zuster West nog altijd zeer neergedrukt en benaauwd. Car [Caroline] kon haar niet zien. Ik sprak met Koenen die toch zeer opregt is. Capadose zoekt nu in den zaak v Lisman nog te delven, en zich daar eenigzints als Arbiter in te stellen, hetgeen na mijn inzigt verkeerd is. Charl. Bähl bezochten wij, in de gewone stilheid en bedaardheid vonden wij haar. Daarentegen wordt Rotterdam voor onze Bähler een soort van Capua en schijnt deze van de reis na Londen geheel afgezien te hebben. Van Eyk is op eene andere wijze te Hellevoet gekomen. Waarlijk de kinderen Gods leeren hunne elendigheid en zwakheid wel kennen.