verdeling. Isaac en Ismael beiden de een de kracht de ander
de zachtheden v. Abraham. Jacob nog meer als Isaac de
gehele eenergie van Abraham verleende en zoo volmaakt het
beeld van het Joodsche volk, dezelfde vreesachtigheid, dezelfde
bedriegelijkheid en eindelijk tog dezelfde eerwaardigheid in de
grijsheid. Blijken van Gods verheffing van de Joden zelfs in
hun vernedering. Hun koppen vooral dikwijls die des oosterschen hemels
wat neus en voorhoofd betreft terwijl een duivel hun verder gelaat
schijnt verwrongen te hebben. Kracht vooral in de oogen. [onl.] vormde
den Jood als natie boven andere verheven. Zelfs in zijn bedriegelijkheid
tegen de Christen straalt het denkbeeld eener hogere afkomst door.
Worstelstrijd met God en Jakob het beeld van den strijd van het
Joodsche volk dat zijn Messias verwerpt doch wien
ook in dezen strijd de lenden ontwricht worden. Het
driemaal heilig daaglijks door de Joden uitgeroepen in hunne
gebeden. Slechts een man heeft dan Israel begrepen en
gezegd Dacosta is rijp voor het Christendom. Denkbeelden der
drieëenheid in de vroegere Joodsche schriften gevonden. De Godheid
van den Zoon, zelfs door Deisten erkend. Dezen erkennen tog eene
Godheid die zij niet kan geopenbaard worden, en eene die
zich met het menschlijk denkbeeld vereenigen laat dit is God
den Zoon. Dit alles zal naderhand nog uitgebreid worden,
kunnen en moeten het zijn alles Mnemonische stippen waarbij ik
ons heerlijk onderhoud herinneren wil geenszints woorden die
ik wil opgeven als dus door hem gesproken. Alleen vergat
ik zijn laatste woorden niet. "Dit is alles, deze wereld is
"niets kunst en wetenschap vriendschap en liefde worden slechts
"door dit hetgeen zij zijn moeten. Ik begrijp dat iemand op
"zijn eigen overtuiging niet genoeg durft aangaan om dit
"alles voor waarheid daarom aan te nemen, wijl hem dit alles
"zoodanig voorkomt, doch dan heb ik ook even min
"reden om aan mijn eigen bestaan te geloven.
Aug. 11
Sedert 8 dagen heb ik nu het geheim van dacosta
geweten en reeds veel genoot ik in dien tijd. In weerwil
van den gedurigen strijd welke het onzuivere beginsel
in ons aanrigt om deze uitdrukkingen uit te wisschen
had ik zulke heerlijke oogenblikken. Nooit vergeet ik
Zaturdag dien stond toen mij dacosta veroorloofd had om
mijne vrouw deze ontmoeting mede te delen. Dankbaar
was ik voor deze uitnemende weldaad en hoewel ik in
zijn briefje zijne eigene verwondering onderscheidde
dat hij tegen mij, die hij nog minder als anderen zijner
Vrienden gekend had, zoo had gesproken, gevoelde ik het
treffende van deze vergunning. Mijne vrouw zat naast mij
neder en wij hadden een heerlijk half uurtje.
Die week was voorts rijk aan werkzaamheden van
allerley aard, en ik had zeer veel te schrijven. Wat het
Resultaat zijn zal weet ik niet, doch dit wel
dat ik meer dan immer heb voorgenomen de omstandigheden
niet vooruit te lopen en af te wachten wat de hemelsche
vader beslist heeft. Oogenblikken van angst had ik
nog wel, onwillekeurig geloofde ik ieder oogenblik
Rückers val te keren. De Mastenveiling joeg mij nu en
dan ook schrik aan. Dan weder eens dacht ik of niet
mijn vorig geloof beter was, gemakkelijker mij minder
blootstellende aan belagchelijke oordeelvellingen van
anderen doch op andere oogenblikken gevoelde ik weder
levendig dat dit waarheid moest zijn. Dan weder was
ik bang voor eenen geestdrijver gehouden te worden, en wilde
ik mij in sommige oogenblikken met geweld aan
de magt van Dacosta als van een overheerschenden
FVIII.106.1
FVIII.106.2
Mémoires 1821
Mémoires 1821
196 197