Inleiding

 
English | Nederlands

Inleiding en handleiding van het repertorium van gedrukte egodocumenten

bewerkt door Hans de Valk en Gerard Schulte Nordholt

Egodocumenten

Egodocumenten zijn teksten die eigen handelen, gedachten of gevoelens van de auteur onder woorden brengen. De term werd geïntroduceerd door de Nederlandse historicus Jacques Presser in de jaren 1960 en is inmiddels ingeburgerd. In de 12e druk van Van Dale’s woordenboek luidt de omschrijving: ‘Document over persoonlijke gebeurtenissen en levenservaringen’.

Egodocumenten kennen verschillende vormen: brieven, dagboeken, autobiografieën (waarin de nadruk meer op het persoonlijk leven van de auteur ligt), memoires of herinneringen (die vooral het openbare leven van de auteur betreffen), bekeringsgeschiedenissen, reisverslagen, interviews, persoonlijke aantekeningen. Tussen deze typen egodocumenten bestaan vloeiende overgangen: een dagboek kan beginnen met een autobiografie, een autobiografie kan overgaan in een dagboek, reisverslagen kunnen achteraf zijn geschreven maar ook in dagboekvorm worden genoteerd, brieven kunnen als ‘journaalbrieven’ dagboek-achtige trekken krijgen, memoires kunnen vorm krijgen door ghost writing op basis van interviews.

Egodocumenten zijn direct van aard (zoals dagboeken of ooggetuigeverslagen) of retrospectief (zoals autobiografieën, memoires e.d.). Zij bevatten vaak een element van zelfreflectie. Wanneer de term in meer strikte zin wordt gebruikt, hebben egodocumenten een ‘monoloog-karakter’. Brieven, interviews en producten van oral history worden dan vanwege hun ‘dialoog-karakter’ niet tot de egodocumenten gerekend. Deze beperking is, ook al om praktische redenen, van toepassing op de hieronder te beschrijven inventarisatie. Een groot aantal brieven (ruim een miljoen) is elektronisch ontsloten via de Catalogus Epistolarum Neerlandicarum (CEN) [PICA]).

Egodocumenten zijn geschreven en in gedrukte vorm uitgegeven sinds het begin van de Nieuwe Tijd. Hun aantal neemt daarna in de loop van de tijd geleidelijk toe. In de achttiende eeuw heeft het egodocument zich ontwikkeld tot een genre met eigen vormen en conventies. Gedurende de negentiende en vooral de twintigste eeuw neemt het aantal gepubliceerde en ongepubliceerde egodocumenten exponentieel toe. Over egodocumenten als genre en als historische bron is inmiddels een uitgebreide literatuur verschenen in Nederland en daarbuiten. Een actuele bibliografie hiervan, bijgehouden door R. Dekker, is toegankelijk via internet: Bibliografie egodocumenten en geschiedenis.

Naar hun aard hebben egodocumenten als historische bron uiteraard een zeer subjectief karakter. Zij vragen om een kritische benadering. De beschreven concrete feiten, de wijze waarop die worden beschreven of het feit dat bepaalde zaken juist niet aan de orde komen, de interpretatie en vervorming door de auteur enz. kunnen de gebruiker voor problemen stellen. Dat is in het bijzonder het geval met retrospectieve egodocumenten, waar de rol van het menselijk geheugen, literaire conventies en de wens tot modelleren of ‘componeren’ van het eigen leven bij de auteur kunnen meespelen. Wanneer de tekst door de auteur zelf in druk is gegeven, kunnen deze factoren nog sterker meetellen. Daar staat tegenover dat juist dit subjectieve karakter op zijn beurt een bron van (mentaliteits-)historische kennis vormt. Bovendien bieden egodocumenten toegang tot gegevens die in ander historisch materiaal vaak worden gemist. Zij vormen daarmee primaire of secundaire bronnen op politiek-, sociaal- en cultuurhistorisch terrein. Het subjectieve en persoonsgebonden karakter van deze bronnen kan ten dele worden ondervangen wanneer een aantal parallele of vergelijkbare documenten gelijktijdig beschikbaar zijn voor het onderzoek naar bepaalde thema’s of gebeurtenissen. Daarvoor is het nodig dat deze bronnen worden geïnventariseerd, beschreven en op diverse variabelen ontsloten.

Inventarisatie van Nederlandse egodocumenten

In de tweede helft van de jaren 1980 werd voor het eerst met steun van de organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek ZWO (nu: NWO) systematisch onderzoek verricht ter inventarisatie van gedrukte en ongedrukte Nederlandse egodocumenten tot het begin van de negentiende eeuw. Dit onderzoek werd uitgevoerd door een projectgroep van de Erasmus Universiteit Rotterdam onder leiding van R. Dekker. Als vrucht daarvan verschenen twee ‘lijsten’: R. Dekker, R. Lindeman, Y. Scherf, Egodocumenten van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin negentiende eeuw. Een chronologische lijst (Rotterdam, 1993); R. Dekker, R. Lindeman, Y. Scherf, Reisverslagen van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin negentiende eeuw. Een chronologische lijst (Rotterdam, 1994). In deze twee banden werden respectievelijk 630 en 497 teksten in chronologische orde ontsloten en kort beschreven onder vermelding van een aantal nadere gegevens betreffende de auteur en het document.
Een jaar eerder verschenen de resultaten van een regionaal inventarisatieproject betreffende Friesland, waarin gedrukte en ongedrukte egodocumenten tot in de twintigste eeuw waren opgenomen: Gosse Blom, Repertoarium fan egodokuminten oangeande Fryslân (Leeuwarden, 1992). In dit repertorium, dat reikt tot het jaar 1945, worden de documenten eveneens op een aantal variabelen ontsloten.

In 1998 werd besloten tot een vervolgproject, ditmaal met betrekking tot de negentiende eeuw: 1813-1914. Het gaat om een gemeenschappelijk inventarisatieproject, uitgevoerd in samenwerking tussen de Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam (met steun van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO) en het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. Dit project liep van 1999-2004.

Door de Rotterdamse onderzoekers (dr. Arianne Baggerman, drs. Gerard Schulte Nordholt en drs. Ellen Grabowsky, onder begeleiding van dr. Rudolf Dekker) zijn de egodocumenten in handschrift geïnventariseerd die zich bevinden in Nederlandse, openbaar toegankelijke archiefbewaarplaatsen, bibliotheken, documentatiecentra, musea en vergelijkbare instellingen. Vanwege het te verwachten aantal teksten op dit terrein zijn ongedrukte reisverslagen ditmaal niet bij de inventarisatie betrokken.
Van de kant van het Huygens ING (Hans de Valk, later met medewerking van Gerard Schulte Nordholt) werden titels van gedrukte egodocumenten verzameld en nader beschreven, die zijn uitgegeven in boekvorm of opgenomen in tijdschriften en periodieken die aanwezig zijn in Nederlandse bibliotheken of (in enkele gevallen) in Nederlandse openbare archiefbewaarplaatsen en vergelijkbare instellingen. Hierbij zijn reisverslagen wel geïnventariseerd.

Hier worden allereerst de resultaten van deze tweede inventarisatie langs elektronische weg toegankelijk gemaakt. In de toekomst wordt gestreefd naar een geïntegreerd databestand waarin uiteindelijk alle tot dusver verzamelde documenten zijn opgenomen.

Repertorium van gedrukte egodocumenten, 1813-1914

Uitgangspunten

Als algemeen uitgangspunt wordt hier een opmerking herhaald uit R. Dekker, R. Lindeman, Y. Scherf, Egodocumenten van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin negentiende eeuw. Een chronologische lijst (Rotterdam, 1993), p. 10:

‘Het woord egodocument ontleent zijn aantrekkingskracht niet in de laatste plaats aan zijn vaagheid. Deze kan echter problematisch zijn, wanneer het gaat om afzonderlijke teksten. Hoeveel moet een auteur meedelen over eigen handelen, gevoelens en gedachten om een tekst tot egodocument te bestempelen? Dat is een kwestie van persoonlijke inschatting. In de praktijk is er een vloeiende grens tussen het egodocument en de kroniek, het zuiver feitelijke verslag van gebeurtenissen. Een ooggetuigeverslag van gebeurtenissen kan zoveel persoonlijks bevatten dat het tevens een egodocument is, hoewel dat niet de primaire typering hoeft te zijn. Soms is het vooral de persoonlijke stijl die de doorslag geeft om een tekst tot egodocument te bestempelen. In de praktijk is het begrip egodocument door ons ruim gehanteerd.’

Voor het corpus van in druk verschenen Nederlandse egodocumenten over de periode 1813-1914 gelden daarnaast de volgende praktische uitgangspunten (die grotendeels overeenkomen met die voor de inventarisatie van ongedrukte documenten):

  • de tekst heeft geheel of gedeeltelijk betrekking op de periode 1813-1914
  • de tekst heeft een minimale omvang van vijf gedrukte bladzijden
  • de tekst is te raadplegen in openbaar toegankelijke bibliotheken of vergelijkbare instellingen
  • brieven, interviews en vergelijkbare teksten worden in het algemeen niet opgenomen
  • romans en vergelijkbare literaire teksten worden in het algemeen niet opgenomen
  • de auteur van de tekst is niet geboren na het jaar 1900
  • de auteur van de tekst geldt als ‘Nederlander’ (onderdaan van het koninkrijk der Nederlanden binnen de grenzen van 1839, dan wel afkomstig uit een van de Nederlandse koloniën en geboren uit een familie van Nederlandse herkomst), is tot Nederlander genaturaliseerd of heeft een groot deel van zijn leven in Nederland of in Nederlandse dienst doorgebracht.

Enkele van deze uitgangspunten zijn voor het repertorium van in druk verschenen egodocumenten in twijfelgevallen met enige souplesse gehanteerd. Ten aanzien van de auteurs gebeurde dat in het bijzonder met het oog op de periode van de staatkundige vereniging van Nederland, België en Luxemburg (1815-1830). Ten aanzien van de teksten werd dezelfde souplesse gehanteerd voor lange, journaal-achtige brieven, interviews die door ghostwriting tot conventionele autobiografieën of memoires zijn bewerkt, en, met wat meer gestrengheid, voor een kleine selectie autobiografische romans. Wat de raadpleegbaarheid betreft, is het principe gehanteerd dat de titels in of via de elektronische Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) van PICA terug te vinden zijn. Er zijn echter ook teksten opgenomen die aan andere (met name vermelde) catalogi zijn ontleend, ofwel uit andere bronnen (zoals biografische naslagwerken) bekend zijn, maar die (nog) niet in de NCC aanwezig zijn. Het gaat hier om ruim 150 titels, waarbij het ontbreken in de NCC is aangetekend.
Tot de egodocumenten zijn, vanwege hun ‘dialoogkarakter’, naast brieven en interviews eveneens niet gerekend thematisch bewerkte producten van oral history die in ‘ik-vorm’ zijn genoteerd. (Zie als voorbeelden van dit laatste genre bijvoorbeeld: H. Speerstra, Voorbije vloot. Verhalen en herinneringen van de laatste echte schippers, Amsterdam, 2001; T. Stegeman, Noordwesthoekers aan de praat. Elf levensverhalen, Kampen, 1990).

Evenals dat met voorgaande repertoria het geval was, is het gevolg van deze uitgangspunten dat de opgenomen teksten niet tot de periode 1813-1914 beperkt blijven. In enkele gevallen gaat de tekst terug tot de jaren 1740, terwijl aan het andere uiterste tot diep in de twintigste eeuw wordt gereikt. Binnen de randvoorwaarden omspant het bestand daarmee iets meer dan twee-en-een-halve eeuw. Uiteraard valt echter het grootste deel van de opgenomen teksten wel voornamelijk binnen de eeuw 1813-1914.

Om de bruikbaarheid van het repertorium van gedrukte egodocumenten 1813-1914 te verhogen zijn de edities die deze periode betreffen en die reeds in het eerder verschenen overzicht van Egodocumenten van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin negentiende eeuw (1993) waren opgenomen (ongeveer vijftig), opnieuw vermeld, onder verwijzing naar de eerdere beschrijving. Wanneer van in 1993 opgenomen manuscripten inmiddels in druk verschenen of niet vermelde uitgaven bleken te bestaan, is eveneens een verwijzing opgenomen. Ook zijn uit de inventarisatie van G. Blom, Repertoarium fan egodokuminten oangeande Fryslân (Leeuwarden, 1992) relevante gegevens verkort overgenomen onder verwijzing naar deze publicatie.

Werkwijze gevolgd bij het verzamelen van de titels en persoonsgegevens

Voorop moet staan dat het niet mogelijk zou zijn geweest – en daarom ook niet het doel van dit project – alle titels van in druk verschenen egodocumenten op systematische wijze te verzamelen. Een overeenkomstige werkwijze als toegepast bij het verzamelen van ongedrukte egodocumenten, zou het volledig doornemen van alle Nederlandse bibliotheekcatalogi hebben gevergd. Het onderzoeksresultaat dat hier wordt aangeboden, maakt dan ook geen aanspraak op volledigheid. Een beperking tot de traditionele benadering via literatuuronderzoek zou echter weinig meer opleveren dan een overzicht van de gedrukte egodocumenten die al op een of andere manier bekend zijn. De titels zijn daarom op twee manieren verzameld: enerzijds door het raadplegen van specifiek op egodocumenten gerichte literatuur en vergelijkbare gegevens van andere aard, van bio- en bibliografische naslagwerken en van andere (historische) literatuur van monografische aard; anderzijds door gericht gebruik te maken van de zoekmogelijkheden die elektronische gegevensbestanden bieden.

Elektronische bestanden

Tot de onderzochte elektronische bestanden behoren in de eerste plaats bibliografische bestanden: de Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) en andere bibliotheekcatalogi; publiekscatalogi van diverse documentatiecentra en instellingen; elektronisch beschikbare bibliografieën; tekstverzamelingen (tijdschriften en andere bestanden), beschikbaar op CD-rom. Daarnaast zijn enkele andere bestanden geraadpleegd voor biografische data. Zie voor een volledig overzicht en nadere bijzonderheden de lijst van geraadpleegde elektronische bestanden en catalogi

Van de bibliografische bestanden bieden de bibliotheekcatalogi in het algemeen alleen toegang tot in boekvorm gedrukte publicaties. Omdat in diverse bibliotheken echter ook overdrukken zijn gecatalogiseerd, leverde ook de NCC toch een aantal tijdschriftpublicaties op. De elektronische catalogi die in de NCC zijn opgenomen, waren op enkele uitzonderingen na tijdens de periode van het onderzoek (1999-2004) nog niet compleet. Toch mag worden aangenomen dat door het verschil in werkwijze en uitgangspunten door de bibliotheken toegepast bij de retrodigitalisering van catalogusgegevens al een vrij hoge mate van volledigheid was bereikt. De overige titels die langs elektronische weg zijn verzameld, zijn merendeels afkomstig uit elektronische bibliografieën, zoals het ‘Repertorium Geschiedenis Nederland ’(Huygens ING).

De bibliografische bestanden zijn doorzocht aan de hand van een lijst van ruim 140 zoektermen (enkele thesaurustermen en woorden of woorddelen, in een aantal gevallen met gebruik van ‘jokers’ om op een aantal termen tegelijk te zoeken).
Deze lijst van zoektermen is samengesteld op basis van een onderzoek naar specifieke woorden die voorkomen in de titels van gedrukte egodocumenten. Daartoe is uit een elektronisch bestand van circa duizend verzamelde titels met behulp van een programma voor ‘text retrieval’ een woordfrequentielijst gegenereerd, waaruit de gebruikte zoektermen zijn genomen. In een later stadium, toen ruim 4000 titels waren verzameld, is deze bewerking nog eenmaal herhaald, waarna enkele zoektermen aan de lijst zijn toegevoegd. In sommige gevallen geheel, in anderen ten dele toegepast op elektronische catalogi en andere bestanden, leverden deze zoektermen aan ‘ruw materiaal’ in totaal enkele honderdduizenden titels op. Op basis van de korte schermpresentatie van deze titels is een nadere selectie gemaakt van titels waarvan de volledige omschrijving werd geraadpleegd. Zie voor een volledig overzicht van de gebruikte zoektermen de lijst van termen gebruikt bij het zoeken in elektronische bestanden.

Gespecialiseerde literatuur en vergelijkbare gegevens

Voor het verzamelen van de titels is gebruik gemaakt van een aantal publicaties die specifiek op het terrein van de egodocumenten betrekking hebben. Daarnaast konden de samenstellers beschikken over een bestand van bekeringsgeschiedenissen en andere ‘bevindelijke’ autobiografieën, ter beschikking gesteld door dr. F. van Lieburg (Vrije Universiteit) en een lijst van potentiële gedrukte autobiografieën, verzameld door dr. H.Q. Röling (Universiteit van Amsterdam). Zie voor een volledig overzicht de lijst van gespecialiseerde literatuur en andere bestanden.

Bio- en bibliografische naslagwerken

Titels van gedrukte egodocumenten zijn ook ontleend aan daarvoor in aanmerking komende gedrukte bibliografieën en biografische naslagwerken. Een aantal van deze laatste zijn systematisch doorgenomen op personen die binnen de randvoorwaarden vielen (levend tijdens de periode 1813-1914 en geboren uiterlijk in 1900). Dat geldt niet voor de 27 banden van A.J. van der Aa’s Biographisch woordenboek (verschenen 1852-1878), dat al was geraadpleegd voor de eerder verschenen repertoria van R. Dekker c.s. Wel is hiervan de inmiddels de als CD-rom beschikbare versie op trefwoorden doorzocht. In totaal zijn meer dan 200 banden op deze wijze geraadpleegd. Deze en andere biografische naslagwerken verschaften ook gegevens over een groot aantal andere auteurs. Zie voor een volledig overzicht de lijst van Biografische en bibliografische naslagwerken.

Overige (historische) literatuur

De voorgaande elektronische en gedrukte bronnen boden in vele gevallen verwijzingen naar andere (historische) publicaties die gegevens zouden kunnen bevatten over gedrukte egodocumenten of (fragmenten van) dergelijke teksten zelf. Ook werd een aantal andere publicaties geraadpleegd, alsmede cumulatieve registers op bepaalde tijdschriften. Van enkele tijdschriften werden enkele jaargangen als steekproef doorgenomen. Het bleek echter niet mogelijk om, in het bijzonder met het oog op reisverslagen, bepaalde tijdschriften volledig door te nemen. Hiervoor zouden bijvoorbeeld in aanmerking zijn gekomen: Magazijn der nieuwste en meest belangrijke reisbeschrijvingen (1820-1826); Cybele. Tijdschrift ter bevordering van land- en volkenkunde, bevattende tafereelen van en narigten over den toestand der onderscheidene landen en volken der aarde (1826-1830); De aarde en haar volken (1865-1940); Het Nederlandsche Zeewezen (1902-1928).
Zie voor een volledig overzicht de Lijst van geraadpleegde literatuur.

De bewerking van de titels

De beschreven wijze van onderzoek leverde een resultaat op dat belangrijk groter was dan verwacht. De omvang van het bestand van (potentiële) gedrukte egodocumenten – bijna vijfduizend titels – maakte het niet mogelijk binnen een realistische duur van het project alle opgespoorde teksten aan een nadere ‘autopsie’ te onderwerpen, zoals dat bij het onderzoek naar ongedrukte egodocumenten het geval was. Daarom is gezocht naar een vereenvoudigde wijze van bewerken, die niettemin recht deed aan het doel van het project: het bijeenbrengen van een groot en representatief corpus van teksten, dat uiteenlopende onderzoeksvragen kan beantwoorden. Een mogelijkheid zou zijn geweest het schrappen van zoveel teksten dat voor het overblijvende deel voldoende tijd resteerde. De bewerkers hebben echter gekozen voor een andere benadering. Daartoe zijn de onderzoeksresultaten bijeengebracht in een database-opslag, die het enerzijds mogelijk maakte een aantal variabele gegevens per tekst en auteur op te nemen en die anderzijds een verdeling toestond in verschillende categorieën die meer of minder diepgaand zouden worden bewerkt. Deze verdeling komt in de database terug als ‘waardering van de tekst’.
- Om te beginnen is een flink aantal teksten (ongeveer 750) nader beschreven aan de hand van de uitgave zelf. Hiertoe is een keuze gemaakt uit teksten die al bekend waren en waarvan het belang voor zichzelf sprak, met daarnaast een aantal teksten die in de gespecialiseerde literatuur tot dusver niet waren besproken. Deze categorie gedrukte egodocumenten kon tot ca. 1000 uitgebreid met teksten die weliswaar niet in ‘autopsie’ zijn onderzocht, maar waarvan het relatieve belang uit verschillende bronnen bleek. In de meeste gevallen zijn de variabele gegevens bij deze titels volledig.
- Van een groot aantal andere teksten (circa 3400, inclusief de reisverslagen) zijn de gegevens opgenomen voorzover ze uit de titel en enkele bijkomende bronnen konden worden afgeleid. Bij deze categorieën bevinden zich stellig nog teksten die ten onrechte als egodocument zijn opgenomen.
- Ruim 500 teksten gelden op verschillende gronden als ‘twijfelgeval’, maar zijn toch in het bestand gehouden.

De bewerkers beseffen dat ondanks de gebruikte opsporingsmethoden vele gedrukte egodocumenten aan hun aandacht zullen zijn ontsnapt. Het was immers ook niet het doel van het project, alle gedrukte egodocumenten te repertoriëren. Anderzijds bevat het nu gepresenteerde repertorium zonder enige twijfel de nodige ‘ruis’ in de vorm van titels die ten onrechte zijn opgenomen of verkeerd gedetermineerd. De gebruikers van het repertorium en andere belangstellende onderzoekers kunnen in de komende jaren in belangrijke mate meehelpen deze onvolkomenheden ongedaan te maken. Daartoe is op de projectpagina van dit repertorium een oproep geplaatst: iedereen die dat wil, kan via de daar aanwezige mailbox reageren met opmerkingen over twijfelgevallen, correcties en vooral aanvullingen.

Opgenomen gegevens betreffende titels en auteurs

De titelbeschrijving is beperkt gehouden. Wanneer het om een zelfstandige uitgave gaat, wordt de titel van het gedrukte egodocument vermeld met plaats en jaar van uitgave, onder opgave van de druk en zo mogelijk van de omvang in bladzijden. Wanneer de tekst is opgenomen in een tijdschrift, bundel of dergelijke, zijn daarvan de gegevens opgenomen. Indien de bron waaraan de titel wordt ontleend, alleen de beginpagina(s) verschaft, wordt deze vermelding gevolgd door ‘vv.’ (volgende). Wanneer de tekst geen eigen titel heeft of de bron vermeldt geen titel, is de aard van het stuk tussen teksthaken vermeld (zoals [autobiografie], [reisverslag]). Als de tekst door anderen is bezorgd, worden deze als uitgever vermeld. Alle opgenomen zelfstandig uitgegeven titels en de tijdschriften, bundels e.d. waarin de overige titels zijn opgenomen, zijn terug te vinden in de Nederlandse Centrale catalogus NCC, tenzij anders vermeld.
Bij de titels en de auteurs van gedrukte egodocumenten zijn, voorzover mogelijk, een aantal nadere gegevens opgenomen om het zoeken op categorieën, perioden en dergelijke mogelijk te maken. De beschrijving daarvan hieronder staat in de volgorde van de schermpresentaties ‘Details van document’ en ‘Details van auteur’.

Nadere gegevens bij de titels

Begin- en eindjaren van de tekst

De periode waarop de tekst betrekking heeft is om te beginnen ontleend aan de titel of, wanneer deze nader is onderzocht, aan de tekst zelf. In een aantal gevallen zijn de gegevens door de bewerkers afgeleid. Ook zijn begin- en einddata opgegeven in literatuur en electronische catalogi overgenomen. Verder worden autobiografieën, memoires en vergelijkbare teksten geacht de periode vanaf het geboortejaar van de auteur te bestrijken, tenzij uit tekst of titel anders blijkt. Iets minder dan de helft van de titels is op deze manier gedateerd. Bij ongeveer 2170 teksten is een beginjaar opgenomen, bij ongeveer 2150 een eindjaar.
Uiteraard betekent de opgave van begin- en eindjaar niet, dat de tekst steeds de gehele tussenliggende periode bestrijkt.
Naast de precieze is een benaderende datering opgenomen op de decennia waarop de tekst betrekking heeft. Bij ongeveer 3600 teksten is aangegeven dat de tekst in een bepaald decennium begint en eindigt. Deze groep omvat, naast de teksten waarvan begin- en/of eindjaar bekend zijn, een aantal titels waarvan de globale datering door de bewerkers is afgeleid of geschat. Van contemporain gepubliceerde reisverslagen zonder nadere datering is daarbij verondersteld dat de beschreven reis plaatsvond in het decennium van publicatie.

Aantekeningen bij de titel

Dit veld biedt plaats aan gegevens en opmerkingen van zeer uiteenlopende aard:
- Wanneer een tekst nader is bewerkt (zie beneden), zijn deze gegevens hier opgenomen.
- Vermeld wordt wanneer een tekst (nog) niet in de NCC is opgenomen; soms wordt verwezen naar verblijfplaatsen die niet in de NCC zijn opgenomen.
- In voorkomende gevallen wordt verwezen naar bijkomende bibliografische gegevens: andere of oorspronkelijke uitgaven, drukken, vertalingen etc.; een aantal malen ook naar andere publicaties van dezelfde auteur, publicaties die met de titel samenhangen of daarnaar verwijzen, gedeeltelijke uitgaven elders e.d.
- Korte verwijzingen naar repertoria, gespecialiseerde literatuur, naslagwerken en bibliografieën en gegevens daaraan ontleend (zie voor de wijze van citeren de lijsten van gespecialiseerde literatuur en andere bestanden en Biografische en bibliografische naslagwerken.
- Korte verwijzingen naar de reden waarom een titel de kwalifikatie ‘twijfelgeval’ heeft gekregen (waardering 3, zie hieronder).

Waardering van de tekst

De teksten zijn met een cijfer gewaardeerd naar hun relatieve belang. Deze waardering is door de bewerkers toegekend en heeft uiteraard slechts een relatieve betekenis. Zij is gebaseerd op kennisname van de tekst zelf, of afgeleid uit elementen ontleend aan andere bronnen: verwijzingen of beschrijvingen in andere repertoria, biografische naslagwerken en (gespecialiseerde) historische literatuur; omvang in bladzijden van de publicatie; historische betekenis van de auteur; zeldzaamheid van egodocumenten uit een bepaalde sociale laag enz.
- Geen waardering (0)
Vanwege het afwijkende karakter zijn teksten die uitsluitend reisverslag zijn (ruim 1700), niet naar hun belang gewaardeerd.
- Hogere waardering (1)
Ruim 1000 teksten, waarvan ca. 750 nader ontsloten (zie beneden). Het gaat hier vooral om zelfstandige publicaties van enige omvang met (vrijwel zeker) een hogere informatiewaarde.
- Lagere waardering (2)
Ruim 1700 teksten die vrijwel zeker van ‘egodocumentair’ karakter zijn, maar die op grond van hun geringe omvang of op andere gronden qua informatiewaarde lager zijn geschat.
- Twijfelgevallen (3)
Ruim 550 teksten waarover twijfels bestaan. Het ‘egodocumentaire’ karakter kan onzeker zijn, dan wel het soort tekst (manuscript of gedrukt); de periode waarop de tekst betrekking heeft is onduidelijk, het geboortejaar van de auteur onbekend, enz. Bij waardering 3 zijn opmerkingen hierover in het veld ‘Aantekeningen’ bij de titel opgenomen (zoals 'aard?', 'periode?' e.d.)

Nadere bewerking

Ongeveer 750 titels zijn aan de hand van boek of uitgave zelf nader beschreven. De naam van de uitgever wordt vermeld en de aanwezigheid van een woord vooraf of inleiding van de auteur gesignaleerd, onder verwijzing – voorzover van toepassing – naar de redenen die de auteur voor het schrijven opgeeft. Er wordt een korte karakteristiek van de tekst gegeven en in een aantal gevallen is een citaat opgenomen. Soms zijn een of meer van deze onderdelen uit andere publicaties overgenomen. De resultaten van de nadere bewerking – die overigens niet op een volledige analyse van de tekst berust – zijn geplaatst in het veld ‘Aantekeningen’ bij de titel.

Geografische bestemming

Geografische bestemmingen zijn niet alleen toegekend aan gedrukte egodocumenten van het type ‘reisverslag’, maar ook aan bijvoorbeeld memoires en autobiografieën waarvan de auteur delen van zijn/haar leven buiten Nederland doorbracht.
De buitenlandse reis- of verblijfplaatsen zijn voor het merendeel ontleend aan de titels van de teksten. Zij zijn daarom waarschijnlijk niet in alle gevallen dekkend, vooral niet wanneer het gaat om lange reizen of een ver reisdoel. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat autobiografieën, memoires of dagboeken beschrijvingen van reizen kunnen bevatten die niet uit de titel blijken. Er is naar gestreefd de geografische bestemmingen zoveel mogelijk te koppelen aan landnamen (op enkele uitzonderingen na niet aan stadsnamen). Dat bleek echter niet altijd mogelijk of nuttig. De wisselende grondgebieden van bestaande mogendheden, het ontstaan van nieuwe landen en vooral de uitbreiding van koloniale gebieden in de negentiende en vroege twintigste eeuw maken het soms moeilijk een dergelijke koppeling te leggen. Een geliefd reisdoel als Zuid-Tirol bijvoorbeeld maakte tot 1918 deel uit van het Oostenrijkse keizerrijk en werd daarna Italiaans. Italië zelf vormt een ander voorbeeld van een geografische aanduiding die pas vanaf 1861 ook een staatkundige werkelijkheid dekt. De opgenomen bestemmingen zijn daarom niet altijd zelfstandige landen. Soms zijn op basis van de titel benamingen gebruikt die inmiddels in onbruik zijn geraakt, zoals ‘Abessynië’ voor Ethiopië of ‘Siam’ voor Thailand. Bij het zoeken kan het nuttig zijn de hele lijst van geografische bestemmingen te bekijken. De volgende bijzonderheden zijn te vermelden:
- Reizen binnen Nederland zijn niet verder uitgesplitst naar provincie of plaats.
- Reizen binnen Europa zijn zoveel mogelijk naar land uitgesplitst; als dat niet mogelijk was, naar landstreken. Bij sommige teksten is ‘Europa’ als bestemming vermeld. De volgende ‘landen’ (niet of nog niet altijd staatkundige eenheden) of landstreken zijn opgenomen: Albanië, België, Bohemen, Bosnië-Herzegowina, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ierland, Italië, Luxemburg, Madeira, Malta, Montenegro, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Rusland, Servië, Spanje, Tsjecho-Slowakije, IJsland, Zweden en Zwitserland. Een vijftal Europese hoofdsteden zijn, als frequent reisdoel, afzonderlijk opgenomen: Berlijn, Brussel, Londen, Parijs en Rome, steeds echter tevens met de bijbehorende bestemmingen Duitsland, België, Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië. ‘Skandinavië’ en ‘Noordzee’ zijn als afzonderlijke bestemmingen opgenomen.
- Reizen naar en verblijven in Nederlands-Indië zijn vanwege hun aantal als een aparte categorie behandeld. In alle gevallen is Nederlands-Indië als algemene bestemming opgenomen, waar mogelijk gecombineerd met een aantal specifieke bestemmingen (Java, Celebes, Molukken enz.). Hetzelfde is gebeurd met de Nederlandse Antillen en Curaçao.
- Reizen naar en in Afrika zijn onder de naam van dit continent gebracht, afgezien van een aantal afzonderlijke landen/landstreken: Abessynië, Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Mauritius, St. Helena, Tanger, Tunis, Zuid-Afrika.
- Reizen naar en in Azië zijn soms onder de naam van dit continent gebracht, maar meestal gekoppeld aan afzonderlijke landen/landstreken: Aden, Ceylon, China, Filippijnen, Goa, Hongkong, India (Brits-Indië), Japan, Jemen, Korea, Mongolië, Palestina, Perzië, Saoedi-Arabië, Siam, Singapore, Syrië, Turkije. Ook is er een bestemming ‘Midden-Oosten’.
- Reizen naar en in het Amerikaanse continent zijn soms onder de naam Zuid-Amerika gebracht, maar meestal gekoppeld aan afzonderlijke landen/landstreken: Argentinië, Brazilië, Brits-Guyana, Canada, Chili, Colombia, Costa-Rica, Cuba, Frans-Guyana, Guatemala, Haïti, Mexico, Nederlandse Antillen, Panama, Peru, Suriname, Trinidad, Venezuela, Verenigde Staten.
- Naast Oceanië zijn Australië, Hawaii en Nieuw-Zeeland opgenomen.
- Als afzonderlijke bestemmingen zijn opgenomen: Middellandse Zee-gebied, Noordpoolgebied, Wereldreis. Een aantal reizen is ondergebracht onder de noemer ‘Onbekende/niet gespecificeerde/meerdere bestemmingen’.
In totaal zijn 116 verschillende geografische bestemmingen ruim 3100 maal toegekend.

Soort tekst

De opgenomen gedrukte egodocumenten zijn in een tiental soorten of typen onderverdeeld. Zoals eerder al vermeld, kunnen deze soorten in elkaar overlopen: een bekeringsgeschiedenis is tevens autobiografie, een autobiografie gaat over in een dagboek, een dagboek gaat over in een reisjournaal enz. Sommige documenten hebben daarom meer dan één soort-aanduiding gekregen.
Voorzover de teksten niet nader zijn bewerkt, is de toekenning gebaseerd op indicaties in de titel, of ontleend aan catalogi, repertoria, gespecialiseerde literatuur, naslagwerken, bio- en bibliografieën (vgl. de lijsten van Gespecialiseerde literatuur en andere bestanden en Biografische en bibliografische naslagwerken. De volgende soorten teksten zijn onderscheiden (tussen haakjes het aantal toekenningen in het repertorium):

  • autobiografie (ruim 700)
    De autobiografie is een eigen levensbeschrijving, waarin de nadruk ligt op de persoonlijke aspecten en ervaringen. Autobiografieën zijn vaak psychologiserend, reflexief en beschouwend van aard. De teksten die als ‘autobiografie’ zijn gekenmerkt, kunnen sterk in omvang uiteenlopen.
  • memoires (ruim 630)
    In memoires ligt bij de eigen levensbeschrijving de nadruk op professionele of publieke aspecten. Ze kunnen erg feitelijk zijn en hebben soms het karakter van een verantwoording of zelfverheerlijking.
  • jeugdherinneringen (ruim 370)
    Een beschrijving van de eigen jeugd, uiterlijk lopend tot het vijfentwintigste jaar. Ook autobiografieën beginnen vaak met uitvoerige jeugdherinneringen.
  • bekeringsgeschiedenis (ruim 200)
    Bekeringsgeschiedenissen zijn autobiografische geschriften waarin de nadruk ligt op de groei naar en de ervaring van de religieuze bekering. Er zijn hier twee duidelijke ondersoorten: de ‘bevindelijke’ protestantse bekeringsgeschiedenis beschrijft een inwendig bekeringsproces waarbij de bekeerde in een andere relatie tot God komt te staan; de overige teksten zijn het relaas van een overgang naar een bepaald kerkgenootschap of een bepaalde confessie. Bekeringsgeschiedenissen worden in veel gevallen gekenmerkt door sterke religieuze conventies.
  • herinneringen/fragmenten (bijna 750)
    Deze soortaanduiding is gekozen voor uiteenlopende, korte persoonlijke herinneringen die te beperkt van aard of omvang zijn om tot categorieën als autobiografie of memoires te worden gerekend. Het kan gaan om herinneringen aan of korte terugblikken op specifieke perioden of gebeurtenissen, ooggetuigeverslagen, aantekeningen bij bepaalde gebeurtenissen gemaakt en dergelijke.
  • herinneringen aan personen (ruim 140)
    Persoonlijke terugblikken op of herinneringen aan één specifieke persoon. Het persoonlijke element moet daarbij overwegen en het gelegenheidsaspect moet niet te sterk zijn.
  • autobiografische roman (ongeveer 75)
    Ofschoon romans en vergelijkbare literaire kunstwerken in veel gevallen autobiografische elementen bevatten of zelfs overwegend autobiografisch van aard zijn, zijn zij in het algemeen niet in dit repertorium opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor die gevallen waarin het werk tot op zeer grote hoogte als een ‘aangeklede autobiografie’ kan worden beschouwd en dit ook door mededelingen van anderen dan de auteur wordt ondersteund. Autobiografische romans zijn steeds met het cijfer 2 gewaardeerd.
  • dagboek (ruim 290)
    Dagboeken moeten persoonlijk van aard zijn en een overwegend particulier karakter hebben. Ambtelijke en zakelijke dagboeken, scheepsjournaals en dergelijke zijn daarom niet opgenomen, tenzij het persoonlijke aspect overheerst, zoals dat bijvoorbeeld het geval was in sommige verplicht bijgehouden zendelingendagboeken. Ook gepubliceerde fragmenten van dagboeken zijn onder deze categorie gebracht.
  • overige (ruim 280)
    Onder deze categorie zijn de meest uiteenlopende teksten bijeengebracht: godsdienstige en andere overwegingen, losse aantekeningen, belevenissen en ervaringen, overdenkingen, onthullingen enz.
  • reisverslag (ruim 1770)
    In deze omvangrijke categorie zijn reisverslagen, reisbeschrijvingen, journaalbrieven en dergelijke opgenomen van een overwegend persoonlijk karakter, waarin de auteur eigen belevenissen en reacties daarop heeft neergelegd. Verslagen met een overwegend zakelijk of ambtelijk karakter zouden moeten ontbreken. Bij het opnemen van dit genre zijn deze maatstaven echter soepel gehanteerd. Uit de titelbeschrijving is het karakter van de tekst niet steeds met zekerheid af te leiden, terwijl uit een steekproefcontrole bleek dat veel op het eerste gezicht ambtelijke of zakelijke verslagen al dan niet bedekte persoonlijke elementen kennen.

Auteursgegevens

Naam

De naam wordt weergegeven in de volgorde: achternaam/achternamen, voornamen (indien bekend) of voorletter(s), tussenvoegsel. Wanneer de de auteur onder een andere dan de eerste voornaam bekend staat, of onder een voornaam die daarvan afwijkt, wordt deze voornaam tussen teksthaken toegevoegd (bijvoorbeeld: Anderson, Anna Maria [Marie]. Wanneer meerdere auteurs dezelfde voor- en achternamen dragen, is een volgnummer tussen haakjes achter de familienaam gezet.
Dubbele of meervoudige geslachtsnamen zijn niet op de oorspronkelijke familienaam geplaatst (dus niet: Lohman, A. de Savornin, maar: Savornin Lohman, A. de). Omdat ook op delen van de naam wordt gezocht, zal de oorspronkelijke familienaam eveneens worden gevonden (maar wel in een andere alfabetische orde gepresenteerd).

Geboorteplaats

Van ruim 1700 auteurs is de geboorteplaats opgenomen. Het gegeven is uit diverse bronnen afkomstig. In een aantal gevallen gaat het om niet meer bestaande Nederlandse gemeenten. Wanneer identieke plaatsnamen in verschillende provincies voorkomen, is de provincienaam in afkorting toegevoegd. Hetzelfde geldt voor plaatsnamen in Friese spelling. Achter geboorteplaatsen uit Nederlands-Indië en andere Nederlandse koloniën is deze aanduiding toegevoegd. Buitenlandse plaatsnamen worden gevolgd door de gangbare landaanduiding in afkorting: B (België), BRD (Duitsland), CH (Zwitserland), F (Frankrijk), GB (Groot-Brittannië), PL (Polen), USA (Verenigde Staten), ZA (Zuid-Afrika).

Geboorte- en sterfjaar

Het geboortejaar zoals opgegeven of afgeleid uit andere gegevens. In een aantal gevallen is wel het geboortejaar maar niet dat van overlijden bekend. Het omgekeerde komt ook voor. Wanneer slechts één van beide jaren bekend is, kan op daarvan afgeleide gegevens niet altijd worden gezocht.

Geslacht

Man/vrouw. Van ongeveer 300 auteurs kon het geslacht niet worden vastgesteld; het zal echter grotendeels om mannen gaan.

Opmerkingen

Opmerkingen van uiteenlopende aard met betrekking tot de auteur.

Beroep

De lijst van beroepen omvat bijna 300 verschillende beroepsaanduidingen. Het toekennen gebeurde op basis van de gegevens ontleend aan de tekst of aan biografische naslagwerken. Per persoon kunnen meerdere beroepen zijn toegekend. In totaal zijn ca. 6000 beroepsverwijzingen toegekend aan ongeveer de helft van de opgenomen auteurs. Zoveel mogelijk is bij elk beroep ook de aanduiding van een meer algemene beroepskring opgenomen (beginnend met een volgnummer van 01-19, zodat deze in de beroepenlijst bovenaan verschijnen). Zo zijn onder beroepskring ‘04 kerkelijk (reformatorisch)’ niet alleen alle predikanten van de verschillende denominaties, maar ook kosters, godsdienstleraren en zendelingen opgenomen, onder beroepskring ‘16 onderwijs (hoger)/wetenschap’ naast de hoogleraren aan de verschillende universiteiten ook wetenschappelijke bibliothecarissen en onderzoekers. Door de grote maatschappelijke veranderingen en ontwikkelingen tussen eind achttiende en midden twintigste eeuw, die leidden tot arbeidsdeling en het ontwikkelen van steeds nieuwe specialisaties – bleek het moeilijk een bestaande beroepsindeling te vinden die voor de hele periode van toepassing was. De toedeling van beroepen en beroepskringen heeft daarom een wat impressionistisch karakter.

Literatuurverwijzing

Wanneer de gegevens over auteurs zijn ontleend aan een of meer biografische naslagwerken, wordt daar in verkorte vorm naar verwezen. Zie voor de verkorte wijze van citeren de lijst van naslagwerken.

Naamsvarianten

Tot de naamsvarianten behoren in de eerste plaats schrijverspseudoniemen, artistennamen en dergelijke (bijvoorbeeld: Lodewijk van Deyssel, Fie Carelsen). Hieronder zijn bovendien opgenomen: aangenomen namen (J.H. Duveen – J.H. Hangjas); gehuwde vrouwen onder de naam van echtgenoot (J.M. Bos-Vincent – Jo Vincent); dubbele familienamen wanneer ook de enkele gebruikt wordt (De Haan Hettema – Hettema); aangetroffen varianten in spelling of schrijfwijze van de naam (Meijer – Meyer; Derkinderen – der Kinderen; Toewater – toe Water; Schuermann – Schürmann). Naamsvarianten zijn gekoppeld aan de achternaam; wanneer echter op de naamsvarianten wordt gezocht, verschijnt de persoon in de lijst van resultaten onder de gebruikelijke of officiële achternaam en op de plaats daarvan in het alfabet (dus niet onder: Wehl, Nanny van, maar: Lugten-Reys, Susanna).

Handleiding bij het raadplegen van het repertorium

Het Repertorium van gedrukte egodocumenten 1813-1914 kan op twee manieren worden geraadpleegd of doorzocht. Het projectmenu biedt via ‘auteurs’ toegang tot een volledig overzicht van alle titels op auteur, of er kan gericht worden gezocht (‘zoek’). In het laatste geval is een keuze mogelijk tussen een eenvoudig zoekscherm met enkele variabelen (standaard) en – via dit scherm – een meer uitgebreid zoekscherm.
De zoekresultaten worden weergegeven in een scherm dat overeenkomt met dat van het overzicht op auteur: een verkorte weergave, waarbij auteurs of titels kunnen worden aangeklikt om de details te bekijken. Bij meer dan 25 resultaten worden de eerste 25 weergegeven en kan naar de volgende schermen worden doorgeklikt, ofwel een keuze gemaakt uit een alfabetische balk die verwijst naar de beginletters van de auteursnamen. In dit laatste geval worden alleen de auteurs getoond die het resultaat van de zoekactie vormen. Door te klikken op ‘download’ (rechts beneden in het scherm) kunnen de zoekresultaten in spreadsheet-formaat per scherm van 25 worden opgeslagen of geprint.

Auteurs

Bij de menukeuze ‘auteurs’ verschijnt een overzicht van alle opgenomen titels, alfabetisch gerangschikt op auteur en in verkorte weergave. Door te klikken op een auteursnaam worden de volledige persoonsgegevens zichtbaar, door te klikken op een titel verschijnen de uitgebreide titelgegevens. In de lijstweergave verschijnt bovenin het venster een alfabetische balk die het mogelijk maakt rechtstreeks naar de beginletter van een auteursnaam te gaan. Links onder de balk kan op (een deel van) een auteursnaam worden gezocht; door het invullen van een nummer rechts wordt een willekeurige plaats in de lijst toegankelijk.
* NB. Bij het invullen van bijvoorbeeld ‘Burg’ als auteursnaam worden niet alleen namen getoond als ‘Van der Burg’ en ‘Burger’, maar ook ‘Kloppenburg’ en dergelijke. Bovendien wordt ook gezocht op de voornamen en naamsvarianten, waarbij de auteurs onder hun werkelijke naam worden gepresenteerd (bijvoorbeeld G.E.C. Croiset, die het pseudoniem ‘Van Rehburgh’ voerde).

Eenvoudig zoeken

Bij de keuze voor ‘zoek’ verschijnt een eenvoudig zoekvenster waarop een viertal variabelen, al dan niet in combinatie, kan worden ingevuld. De laatste drie hiervan kunnen tevens met de operatoren ‘en’ en ‘of’ worden gebruikt. Bij de verschillende zoekmogelijkheden kunnen rechts vensters met een korte toelichting worden opgeroepen. De resultaten van zoekacties worden gepresenteerd op alfabetische volgorde van de auteursnaam. Er kan gezocht worden op:

  • (een deel van) de auteursnaam * NB. Vergelijk hierboven de opmerking onder ‘auteurs’.
  • de geboorteplaats van de auteur (via een keuzelijst)
  • het beroep of de beroepskring van de auteur (via een keuzelijst)
  • de geografische bestemming gekoppeld aan de titel (via een keuzelijst)

Uitgebreid zoeken

Door in het eerste zoekscherm voor ‘zoek met meer mogelijkheden’ te kiezen, wordt een nieuw zoekscherm geopend. Behalve op de hierboven genoemde variabelen kan hier tevens (al dan niet in combinatie en met gebruik van de operatoren ‘en’ en ‘of’) worden gezocht op verdere gegevens betreffende auteur en/of titel. Ook hier kunnen per onderdeel vensters met een korte toelichting worden opgeroepen. De resultaten van zoekacties worden gepresenteerd op alfabetische volgorde van de auteursnaam.
Dit zoekscherm is uitgebreid met de volgende zoekmogelijkheden:

  • auteurs die in een bepaald jaar in leven waren
  • het geboortejaar van de auteur
    * NB. Het systeem gaat uit van zoeken naar een periode (bijvoorbeeld auteurs geboren tussen 1820 en 1825). Bij het zoeken naar auteurs van één geboortejaar moet dit jaar tweemaal worden ingevuld. Wanneer alleen het eerste jaar wordt ingevuld, wordt op alle auteurs gezocht die vanaf dat jaar geboren zijn. Wanneer alleen het laatste wordt ingevuld, gaat het om alle auteurs die tot en met dat jaar geboren zijn.
  • het geslacht van de auteur (bij ongeveer 300 auteurs is geen geslacht opgegeven)
  • een of meer woorden of woorddelen uit de titel(-beschrijving) van het gedrukte egodocument
  • de periode in jaren waarbinnen het egodocument of delen daarvan vallen.
    * NB. Het systeem gaat uit van zoeken naar een periode (bijvoorbeeld teksten met betrekking tot de jaren 1820 en 1825). Bij het zoeken naar teksten die één bepaald jaar omvatten, kan een andere zoekmogelijkheid worden gebruikt (zie hieronder). Wanneer alleen het eerste jaar wordt ingevuld, wordt op alle teksten gezocht die een periode vanaf dat jaar bevatten. Wanneer alleen het laatste wordt ingevuld, gaat het om alle teksten die een periode tot en met dat jaar bevatten.
  • het decennium of de decennia waarop het egodocument of delen daarvan betrekking hebben (via keuzelijsten).
    * NB. Het systeem gaat uit van zoeken naar een periode (bijvoorbeeld: bij invullen van de decennia 1850 en 1860 wordt gezocht naar de jaren1850-1869). Bij het zoeken naar één decennium moet dit tweemaal worden ingevuld. Wanneer alleen het eerste decennium wordt ingevuld, wordt op alle teksten gezocht die een periode vanaf dat decennium bevatten. Wanneer alleen het laatste wordt ingevuld, gaat het om alle teksten die een periode tot en met dat decennium bevatten.
  • teksten die op een bepaald jaar betrekking (kunnen) hebben
    * NB. Het feit dat een begin- en eindjaar bij een tekst is opgegeven, betekent niet dat de tekst steeds op elk tussenliggend jaar betrekking heeft.
  • het soort van het egodocument (via een keuzelijst)
  • de keuzemogelijkheid om de groep egodocumenten waarin wordt gezocht te beperken of uit te breiden naar gelang de bewerking en/of de waardering van hun belang.
  • de mogelijk tot zoeken op een woord binnen de gehele database, waarbij in alle tekstvelden wordt gezocht

Zoeken en vinden

Veel gebruikers zullen dit repertorium waarschijnlijk raadplegen op de individuele auteursnaam. Het onderdeel ‘auteurs’ van het projectmenu biedt daarvoor de gemakkelijkste toegang. Het totaaloverzicht van titels, alfabetisch gerangschikt op auteurs vormt bovendien een gemakkelijke manier om in het bestand van titels te ‘bladeren’.

Een tweede veelgebruikte ingang zal vermoedelijk die op ‘bestemming’ zijn. Het eerste zoekscherm maakt dat gemakkelijk. Bij het zoeken naar een bestemming moet de gebruiker zich bewust zijn van de beperkingen en een zekere onevenwichtigheid. Bij twee zeer frequente geografische bestemmingen, namelijk Nederlands-Indië en de Nederlandse Antillen, is indien mogelijk ook een geografische onderverdeling aangebracht. Bij bestemmingen als ‘Sumatra’ of ‘Curaçao’ is steeds tevens ‘Nederlands-Indië’ of ‘Nederlandse Antillen’ toegekend. Zoeken op ‘Sumatra’ levert alle titels met deze bestemming op. Het resultaat van zoeken op ‘Nederlands-Indië’ bevat ook de titels die op Sumatra betrekking hebben. Hetzelfde geldt voor enkele andere populaire bestemmingen, zoals Parijs en Londen. Het geldt echter niet voor aanduidingen van continenten. Zo zijn alle bestemmingen in Afrika onder deze naam gebracht, behalve enkele afzonderlijke landen of streken zoals Abessynië, Egypte of Zuid-Afrika (vgl. de inleiding); hierbij is echter niet tevens de bestemming ‘Afrika’ opgegeven. Het kan dus de moeite lonen de keuzelijst met geografische bestemmingen in zijn geheel te bekijken.

Het uitgebreide zoeksysteem maakt het mogelijk chronologische en andere gegevens betreffende tekst en auteur op allerlei manieren te combineren. Het was echter niet mogelijk bij alle personen en titels alle variabele gegevens in de database in te vullen. Bij het zoeken op bepaalde variabele gegevens worden alleen de teksten betrokken waarbij die variabelen zijn ingevuld. De gebruiker moet er daarom op bedacht zijn dat in veel gevallen slechts in een gedeelte van het auteurs- of titelbestand wordt gezocht. Ook kan een combinatie van (te) veel zoekvariabelen gemakkelijk tot een negatief resultaat leiden. Zie hierboven de inleiding op het repertorium voor nadere informatie over de variabele gegevens en de beperkingen bij het zoeken die daarmee verband houden. Binnen de meer of minder beperkte groep van gedrukte egodocumenten die op bepaalde variabelen is ontsloten, zal zelden met vrucht kunnen worden gezocht op meer dan twee variabelen tegelijk. Om tot een hogere mate van volledigheid te komen zal vaak een combinatie van verschillende vraagstellingen nodig zijn.

In veel gevallen moet men rekening houden met een zekere mate van ‘ruis’ in de zoekresultaten. Enkele voorbeelden kunnen dit illustreren. Zo hoeft een tekst waarvan begin- en eindjaar of -decennium zijn opgegeven, geen informatie te bevatten uit een bepaalde periode daarbinnen (bijvoorbeeld een dagboek dat begint in 1847 en eindigt in 1890, maar waarin de jaren 1850-1860 ontbreken). Wanneer aan een autobiografie een geografische bestemming is gekoppeld, hoeft die bestemming slechts voor een klein deel van de bestreken periode te gelden. Een auteur van jeugdherinneringen, geboren in Amsterdam, kan al op zijn tweede jaar naar elders zijn verhuisd. Een reisverslag geschreven door een arts hoeft geen informatie over medische zaken te bevatten.

Enkele voorbeelden van meer en minder voor de hand liggende zoekvragen/zoekcombinaties zijn:

  • Door het geboortejaar van de auteur of een reeks geboortejaren in te vullen en dit te combineren met typen egodocument als ‘autobiografie’, ‘jeugdherinneringen’ of ‘bekeringsgeschiedenis’, kunnen bijvoorbeeld gelijktijdige schoolherinneringen worden opgespoord. Vele egodocumenten van retrospectieve aard beginnen met de schooltijd van de auteur.
  • Op vergelijkbare wijze kunnen geboortejaren en geboorteplaats worden gecombineerd om jeugdherinneringen aan een bepaalde stad op te sporen. Deze benadering heeft echter alleen zin bij de grotere steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht); de meeste geboorteplaatsen zijn aan slechts weinig auteurs gekoppeld.
  • De gegevens over geboortejaren kunnen gecombineerd worden met die betreffende beroep of beroepskring van de auteur en eventueel met de periode waarop de tekst betrekking heeft. Op deze manier kunnen gegevens over beroepsuitoefening in een bepaalde tijd worden opgespoord ter vergelijking. Verdere chronologische of geografische verfijningen van de zoekvraag hebben alleen nut bij de grotere beroepsgroepen zoals officieren of journalisten.
  • De combinatie van geografische bestemming en jaar/jaren of decennia waarop de tekst betrekking heeft, spoort reisverslagen op met betrekking tot het gebied in een bepaalde periode, terwijl ook retrospectieve teksten en dagboeken worden gepresenteerd die mogelijk relevante informatie bevatten.
  • Zoeken op ‘woord uit de titel’ van het document maakt het ook mogelijk te zoeken op de plaatsen en jaren van uitgave van zelfstandige publicaties.
  • Zoeken op woord(en) in alle tekstvelden kan nuttig zijn om bijvoorbeeld teksten met betrekking tot de Tiendaagse Veldtocht (1831) of de slag bij Waterloo op te sporen of verwijzingen naar andere persoonsnamen dan die van de auteurs te vinden.