Persoonlijk archief van dr. P.J.M. Aalberse
Katholiek Documentatiecentrum
Nadere ontsluiting van de briefwisseling
Inleiding
Een groot deel van Aalberse’s brieven is bewaard gebleven. Het betreft wel grotendeels ingekomen brieven. Van de uitgaande brieven maakte Aalberse alleen kopieën als hij ze belangrijk achtte (bijv. de briefwisseling met de bisschoppen). Hij gebruikte daarbij aanvankelijk een kopieersysteem dat voor ons moeilijk leesbare doordrukken opleverde.
Onderzocht zijn de brieven van en aan personen, van wie gezien hun functies, maatschappelijke positie en belangstelling, verwacht mocht worden dat zij belangwekkende informatie over de sociale zekerheid bevatten. Van elke brief wordt na vermelding van de datum van de brief, de schrijver en de geadresseerde, vermeld waarover zij handelt. De briefwisseling van Piet Aalberse geeft een uitstekend inzicht in het denken, doen en handelen van katholieke intellectuelen in de eerste helft van de twintigste eeuw. Met name in de brieven van en aan intimi zoals zijn beide broers en J.D.J. Aengenent, de latere bisschop van Haarlem (1928-1935) vormen boeiende lectuur, ook voor hen die in andere onderwerpen zijn geinteresseerd.
Briefwisseling met zijn broer B.P. Aalberse, 1888-1938
inv. nr. 260
Bartholomeus Petrus Aalberse (1865-1939) was de oudste broer van P. Aalberse. Na zijn priesterwijding werd Bart, zoals hij in de brieven genoemd wordt, al spoedig leraar aan het Klein Seminarie Hageveld van het bisdom Haarlem. Vervolgens werd hij pastoor te Zwaag, en Amsterdam en daarna rector in het ziekenhuis St. Anthoniushove in Voorburg. Hij overleed na een meer dan twintigjarig ziekbed in 1939. De correspondentie met Bart heeft dezelfde toonzetting als die met Jo: gemoedelijk en openhartig. Piet, Jo en Bart schreven elkaar veelvuldig over artikelen in de katholieke pers, met name in “De Tijd” en “De Maasbode” , welke twee bladen rond 1910 bij de gebroeders veel commotie en ergernis veroorzaakten. Bart schrijft ook wel over de Raasbode.
1892, april, zonderdag
2 brieven van Bart aan Piet
over een vinnige brief van een zekere fr. v.d. E. [dit is vermoedelijk Gerlach van den Elzen, ord. praem. van de abdij van Berne geweest] en het onderscheid tussen “monachi” en “clerici” oftewel tussen Benedictijnen en Norbertijnen
1903, 31 juli
Bart aan Piet
onder andere over vertalingen van Rerum Novarum en andere encyclieken, waar Piet naar op zoek is.
1903, 31 augustus
Bart aan Piet
terloopse vermelding van een door hem te schrijven artikel over “volksverzekering” [mogelijk voor het Katholiek Sociaal Weekblad]
1904, 2 maart
Bart aan Piet
onder andere dat hij veel brieven van Piet die aan hem gericht zijn nog in bezit heeft.
1905, 6 december
Bart aan Piet
met een vernietigende recensie [niet meer aanwezig] van een boekje van een zekere “Cau.”[zie voor zijn publicaties de literatuurlijst] over verplichte verzekeringen.
1908, februari [zonder dag]
Piet aan Bart
lange brief over diverse politieke onderwerpen.
1909, 23 maart
Bart aan Piet
over de aanstaande verkiezingen en de propaganda die er door Goeman Borgesius in West-Friesland wordt gemaakt voor het staatspensioen en hoe de katholieken daarop zouden moeten reageren.
1911, 26 maart
Bart aan Piet
onder andere over het afgestemde amendement van Piet over vrouwenarbeid (gericht tegen arbeid door gehuwde vrouwen),
1911, 10 oktober
Bart aan Piet
eindigend met een negatieve uitlating over Poels.
1911, 11 november
Piet aan Bart
lange brief onder andere over de recente Sociale Week in Maastricht, problemen rond A.H.J. Engels en allerlei twisten binnen de katholieke zuil.
Briefwisseling met zijn broer J.C. Aalberse, 1899-1944
inv. nr. 261
Johannes Christianus Aalberse (1877-1944) was de jongste broer van Piet Aalberse. Na zijn priesterwijding werd Jo kapelaan in de parochie Spierdijk (West-Friesland) en vast medewerker van het Katholiek Sociaal Weekblad. In 1911 was zijn standplaats Hoogmade, later kreeg hij een functie in Haarlem. Van 1916 tot 1923 was hij waarnemend hoofdredacteur van het K.S.W. en van 1932 tot aan zijn dood officiaal (voorzitter van de kerkelijke rechtbank) van het bisdom Haarlem. Bijna alle brieven in deze bundel zijn brieven van Jo aan Piet.
1904, 5 mei
Jo aan broer Piet
onder andere dat de Katholieke Sociale Actie door de bisschoppen is goedgekeurd; volgens Jo komen de oude pastoors alleen in actie als het van de bisschop moet, want alleen voor hen hebben ze ontzag.
1904, 1 juni
Jo aan broer Piet
over artikelen die Jo heeft geschreven voor het Katholiek Sociaal Weekblad
1904, 5 augustus
Jo aan broer Piet
onder andere dat de economie vergeleken kan worden met een vrouw: beiden zijn even wisselvallig.
1911, 25 januari
Jo aan broer Piet
onder andere dat hij nr. 16 van “De Tribune” met daarin nieuws over het herziene programma van de Sociaal-Democratische Partij, niet ontvangen heeft.
(hierover ook een brief van Jo aan Piet van 7 februari met een herhaling van dit verzoek)
1911, 26 maart
Jo aan broer Piet
onder andere met een spijtbetuiging dat zijn amendement over de gehuwde vrouw door de Tweede Kamer verworpen is.
1918, 31 juli
Jo aan broer Piet
onder andere dat hij van bisschop Callier van Haarlem toestemming heeft gekregen om redacteur van het Katholiek Sociaal Weekblad te worden en over de kabinetsformatie.
1919, 6 oktober
Jo aan broer Piet
onder andere over een door Piet geschreven artikel over de risico-overdracht in de sociale verzekeringen dat op 4 oktober in het Katholiek Sociaal Weekblad is gezet.
1919, 10 oktober
Jo aan broer Piet
hij stuurt afschriften toe van brieven gewisseld tussen de Raad van Arbeid in Haarlem (voorzitter daar was A.B. Michielse), met de Vereniging Pensioenrisico en de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem; dhr. Posthuma, directeur van de twee laatstgenoemde instanties, is het niet eens met een artikel van mr. J. van den Bosch in het Katholiek Sociaal Weekblad over risico-overdracht van 4 oktober 1919 en eist een weerwoord.
1920, 22 maart
Jo aan broer Piet
onder andere dat hij alle kopij van zijn broer onmiddellijk laat opnemen in het Katholiek Sociaal Weekblad.
1931, 29 augustus
Jo aan broer Piet
over het overlijden van mgr. Nolens en het vele werk dat dit voor Piet met zich meebrengt onder andere “die reusachtige heuvelen en bergen van papier” in zijn werkkamer.
Briefwisseling met mgr. J.D.J. Aengenent, 1899-1935
Aalberse en mgr. Aengenent, die zijn loopbaan zou eindigen als bisschop van Haarlem (1928-1935) gingen vanaf 1899 op zeer vriendschappelijke voet met elkaar om. Beide heren zaten mentaal geheel op een lijn en gingen zeer vaak bij elkaar op bezoek. Aalberse vroeg vaak raad aan Aengenent en stortte herhaaldelijk zijn hart uit over de tegenstand die hij ontmoette in het katholieke kamp, met name van de “aristocraten” zoals de jonkheren Ruijs de Beerenbrouck, Van Wijnbergen en Van Nispen tot Sevenaer. Ze bespraken vaak de te volgen tactiek (zwijgen of antwoorden, niets doen of aanvallen). Als hoogleraar aan het Groot Seminarie te Warmond was Aengenent voor Aalberse de man die gemakkelijk toegang tot het episcopaat had. Beide heren zetten intriges op bijv. tegen de Limburger mgr. Poels die in de katholieke sociale politiek een andere koers wilde varen dan Aalberse en Aengenent die tot de Leidse richting behoorden.
De briefwisseling met Aengenent telt 575 brieven, postkaarten en een enkel telegram. Na ca. 1910 zijn alleen ingekomen stukken aanwezig, vermoedelijk omdat Aalberse het te druk had om afschriften van zijn uitgaande brieven te maken. De wel bewaarde uitgegane brieven van Aalberse zijn met een kopieerpers geschreven en thans nauwelijks meer leesbaar. Gribling, de biograaf van Aalberse, heeft uit deze brieven veel gegevens geput.
zie voor een biografie van Aengenent: Biografisch Woordenboek van Nederland, II, 6-9.
inv. nr. 267
1904, 29 maart
Aengenent aan Aalberse
onder andere dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat zijn artikelen in het Katholiek Sociaal Weekblad met zijn naam ondertekend worden.
1904, 26 september
Aengenent aan Aalberse
dat hij door zijn bisschop benoemd is tot censor van een leerboek over economie geschreven door een katholiek priester, naar hij vermoedt, de broer van Aalberse.
1904, 28 november
Aengenent aan Aalberse
dat hij door zijn bisschop benoemd is tot censor van de “Sociale Studiën” dat zojuist van start is gegaan
1904, 10 december
Aalberse aan Aengenent
over een incident met jhr. Ruijs de Beerenbrouck naar aanleiding van het “Vlugschrift” van Aalberse over de katholieke vakbeweging
1912, 8 juni
Aengenent aan Aalberse
onder andere over de verwerping van de Bakkerswet in de Tweede Kamer, wat Aengenent zeer betreurt, en over de bezwaren van minister Loeff tegen het ontwerp Radenwet
inv. nr. 268
1918, 17 september
Aengenent aan Aalberse
onder andere dat de officiële benoeming van Aalberse tot minister van Arbeid nog niet afgekomen is en over een plan van Wittert [van Hoogland] in Den Haag, waar Aalberse en Aengenent tegen zijn
1918, 12 december
Aengenent aan Aalberse
onder andere over het plan van de Katholieke Garde in Den Haag om daar een bureau op te richten dat een concurrent zou kunnen worden van het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie in Leiden en een felicitatie “met Uw heerlijke sociale program!”
1918, 22 december
Aengenent aan Aalberse
onder andere over de weigering van bisschop Callier van Haarlem om mee te werken aan de plannen van de Katholieke Garde
1919, 1 mei
Aengenent aan Aalberse
onder andere over een verhaal van Veraart dat hij en Nolens als enige katholieke intellectuelen in de Hoge Raad van Arbeid zouden worden benoemd, met een negatieve kwalificatie van Veraart
1919, 27 juli
Aengenent aan Aalberse
over een rapport over de kindertoeslag dat wordt gemaakt in opdracht van de R.K. Bond van Grote Gezinnen; Aengenent is voorzitter van deze bond en vraagt advies aan Aalberse hoe de kinderbijslag het beste kan worden geregeld voor ambtenaren, loonarbeiders en kleine middenstanders.
1919, 9 augustus
Aengenent aan Aalberse
dank voor zijn brief in antwoord op die van 27 juli (zie hierboven); hij stuurt het conceptrapport over de kinderbijslag toe en vraagt Aalberse om commentaar.
1919, 15 augustus
Aengenent aan Aalberse
dank voor het antwoord en de opmerkingen op het conceptrapport over de kinderbijslag.
1919, 4 september
Aengenent aan Aalberse
onder andere over dhr. Verkade te Zaandam, lid van het hoofdbestuur van de [katholieke ?] Werkgeversvereniging; Aengenent suggereert hem tot lid van de Hoge Raad van Arbeid te benoemen.
1919, 1 november
Aengenent aan Aalberse
onder andere een felicitatie met de aanvaarding van de verzekeringswetten.
1919, 27 november
Aengenent aan Aalberse
hij bedankt Aalberse voor de benoeming tot lid van de Hoge Raad van Arbeid en prijst hem met deze nieuwe instelling die een revolutie kan helpen voorkomen.
1919, 28 november
Aengenent aan Aalberse
onder andere over de bewering van A.B. Michielsen uit Haarlem dat het bij de Raad van Arbeid in Rotterdam een “janboel” zou zijn.
1920, 3 maart
Aengenent aan Aalberse
over een ingesloten brief van A.B. Michielsen uit Haarlem [niet meer aanwezig]
1920, 12 april
Aengenent aan Aalberse
over een club van katholieke leden van de Hoge Raad van Arbeid die thans door Veraart, Kortenhorst, Serrarens en De Bruijn wordt opgericht.
1920, 7 juli
Aengenent aan Aalberse
over vergaderingen van de Hoge Raad van Arbeid; die van 26 juli 1920 is belangrijk wegens de behandeling van het Overgangsbesluit.
1920, 27 juli
brief van NN uit Roosendaal aan Aengenent, door deze doorgestuurd naar Aalberse, waarin de schrijver reageert op een artikel van Aengenent in het Katholiek Sociaal Weekblad over kinderbijslag en uiteenzet waarom hij daar tegen is.
1920, 18 september
Aengenent aan Aalberse
met een aanbeveling van mr. Pelser uit Breda voor een niet nader genoemde functie.
1920, 1 december
Aengenent aan Aalberse
dat hij in de eerstkomende vergadering van de Hoge Raad van Arbeid wil gaan zeggen dat de Ziektewet onmiddellijk moet worden ingevoerd
1920, 15 december
Aengenent aan Aalberse
onder andere over de onaangename uitspraak van de Hoge Raad van Arbeid over de Ziektewet.
1921, 14 maart
Aengenent aan Aalberse
onder andere Veraart die Aengenent liever kwijt dan rijk is.
1922, 15 juli
Aengenent aan Aalberse
onder andere met een aanbeveling van dhr. Th.J.G. Sträter uit Den Haag die een baan bij de sociale verzekeringen ambieert.
1922, 31 oktober
Aengenent aan Aalberse
met enkele aanbevelingen van personen die iets van minister Aalberse gedaan willen krijgen onder andere ene Jaap Bakker uit Ubbergen die lid wil worden van een commissie voor de codificatie van de sociale verzekeringswetten.
1923, 2 juni
Aengenent aan Aalberse
hij vermeldt terloops een verzoek van mr. Romme
1924, 13 januari
Aengenent aan Aalberse
hij feliciteert hem met zijn aanblijven als minister van Arbeid, Handel en Nijverheid [na de Vlootwetcrisis]
1924, 9 april
Aengenent aan Aalberse
onder andere over prof. Veraart met zijn dwaze ideeën over bedrijfsorganisatie en een schandelijke rede die deze in Amsterdam heeft gehouden.
1924, 11 april
Aengenent aan Aalberse
onder andere over zijn artikel tegen Veraart.
1924, 5 november
Aengenent aan Aalberse
onder andere over het optreden van Veraart, dat Aengenent schandelijk vindt
1925, 1 augustus
Aengenent aan Aalberse
onder andere over Koolen die minister van Arbeid c.a. geworden is in het kabinet-Colijn, maar die Aengenent niet geschikt vindt.
inv. nr. 269
1931, 24 augustus
Aengenent aan Aalberse
onder andere over de Sociale Week te Rolduc die Aengenent als “een ramp” kwalificeert.
1931, zonder verdere datering
Tekst van de toespraak gehouden door de Nederlandse delegatie te Rome tot de paus tijdens de viering van het 15de eeuwfeest van het Concilie van Efese, in het Frans, zonder jaartal [1931] of auteur, maar in het handschrift van Aalberse.
1931, 21 november
Aengenent aan Aalberse
over het gedrag van het R.K. Werkliedenverbond en zijn pers de laatste maanden; de schrijver wil dat de geestelijk adviseur en de censor van het Verbond krachtiger optreden.
1931, 23 november
Aengenent aan Aalberse
onder dat hij zijn collega van ‘‘s-Hertogenbosch heeft geschreven dat deze de censor van De Volkskrant aanspoort tot een scherpere censuur; hij raadt Aalberse aan tijdens de Partijraad van zich af te bijten
1932, 18 september
Aengenent aan Aalberse
hij meldt aan Aalberse dat hij zojuist diens broer Johan Aalberse, heeft benoemd tot officiaal van het bisdom Haarlem.
[Johan Aalberse was in 1928 rector van het St. Jacobs-Godshuis te Haarlem]
1934, 25 juli
Aengenent aan Aalberse
over een bespreking van Aalberse met prof. Veraart en over de behandeling van de wet op een belasting op goederen van de dode hand [waaronder ook kerkelijke en charitatieve instellingen] in de Eerste Kamer.
1934, 11 september
Aalberse aan Aengenent
over de behandeling van de wet op de belasting van de dode hand in de Eerste Kamer en de bezwaren van het episcopaat daartegen.
1934, 15 september
Aengenent aan Aalberse
over het wetsontwerp op de belasting van de dode hand
1934, 17 september
Aengenent aan Aalberse
over het wetsontwerp op de belasting van de dode hand; de bisschoppen achten aanneming ervan “een ramp”.
1934, 19 september
Aalberse aan Aengenent
hij laat Aengenent weten dat alle leden van de katholieke Eerste-Kamerfractie tegen het wetsontwerp op de belasting van de dode hand zullen stemmen
1934, 28 oktober
Aengenent aan Aalberse
over het wetsontwerp op de belasting van de dode hand en de speciale commissie voor katholieke instellingen; de bisschoppen willen er na terugkeer van twee van hen uit Amerika nog over vergaderen; de bisschoppen blijven tegen dit wetsontwerp.
1934, 20 december
Aengenent aan Aalberse
over het ingrijpen van het episcopaat ten aanzien van “De Volkskrant”; men wil dat er een einde komt aan de hetze tegen de regering en de R.K. Staatspartij.
1934, 22 december
Aengenent aan Aalberse
over de uitvoering van de belasting op goederen van de dode hand.
De laatste brief van Aengenent aan Aalberse is van 27 juli 1935.
Briefwisseling met L. van Aken ord. praem., 1903-1934
zie voor Van Aken het format
inv. nr. 270
1903, 10 augustus
Van Aken aan Aalberse als redacteur van het Katholiek Sociaal Weekblad
onder andere over het gebrek aan interesse bij de geestelijkheid voor sociale onderwerpen
1904, 14 augustus
Van Aken aan Aalberse
onder andere met het verzoek dat Aalberse het boek over “volkshuishoudkunde” zo spoedig mogelijk uitgeeft.
Briefwisseling met de Algemene R.K. Werkgeversvereniging, 1933
inv. nr. 273
Hierin geen brieven over sociale onderwerpen.
Briefwisseling met A.M.A.J. Ariëns, 1899-1928
zie voor Ariëns het format
Bijna alle brieven zijn van Ariëns aan Aalberse. Ariëns eindigt zijn brieven en briefkaarten vaak met de mededeling dat Aalberse, vermoedelijk omdat hij het al druk genoeg heeft, niet hoeft te antwoorden.
inv. nr. 278
1899, 30 mei
Ariëns aan Aalberse
uitnodiging om in Enschede voor arbeiders een voordracht te komen houden, liefst over werkliedenpensionering of vakorganisatie.
1899, 12 juni
Ariëns aan Aalberse
Ariëns attendeert Aalberse op een vacature, feitelijk de tweede man, bij het door Treub geleide Centraal Bureau voor Sociale Adviezen
1899, 24 juni
Ariëns aan Aalberse
over de vacature bij het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen, waarvoor zich een jongeman uit Breda, die lid is van de SDAP, heeft aangemeld; Ariëns zou graag zien dat Aalberse solliciteerde; hij vraagt zich of er niet een arbeiders-secretariaat moet komen bijvoorbeeld in Arnhem met Aalberse en Ruijs de Beerenbrouck als medewerkers; samenwerking met België en Duitsland is ook wenselijk.
1899, 23 augustus
Ariëns aan Aalberse
nogmaals over de vacature bij het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen.
1899, 11 september
Telegram van Ariëns aan Aalberse
met het verzoek om bestuurslid te worden van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen.
1904, 4 maart en na 4 maart
brief van mr. H.J.W. Pelster te Breda aan Ariëns d.d. 4 maart 1904 die deze doorstuurt met een kanttekening aan Aalberse
over de door dhr. Vlekke, directeur van een beetwortelsuikerfabriek te Oud-Gastel gestichte personeelsfondsen en wat daarmee na Vlekke’s overlijden gebeuren moet.
1918, 20 september
Ariëns aan Aalberse
gelukwens met zijn benoeming tot minister en verwachting dat hij het werk van Talma af zal maken.
1919, 7 januari
Ariëns aan Aalberse
hij beveelt de Tilburgse fabrikant Carl Sträter aan als lid van de Hoge Raad van Arbeid.
1919, 3 november
Ariëns aan Aalberse
onder andere gelukwens met de door hem tot stand gebrachte sociale wetten.
1925, 5 juni
Ariëns aan Aalberse
onder andere dat zijns inziens het Katholiek Sociaal Weekblad zijn doel heeft bereikt en daarom niet langer hoeft te verschijnen; de arbeiders, de middenstanders, de werkgevers en de boeren hebben ieder hun eigen blad gekregen en de katholieke dagbladpers heeft zich goed ontwikkeld.
1925, 8 december
Ariëns aan Aalberse
onder andere dat het Katholiek Sociaal Weekblad zijn taak heeft volbracht.
Briefwisseling met H. Colijn, 1922-1939
zie voor Colijn het format
inv. nr. 322
1924, 27 februari
Colijn aan Aalberse
verzoek om de behandeling in de Ministerraad van Aalberse’s nota over “de verzekering” uit te stellen
1924, 27 augustus
Colijn aan Aalberse
verzoek aan Aalberse om een adjunct-commies bij de Raad van Arbeid in Leiden over te plaatsen, omdat deze man overhoop ligt met de voorzitter van deze Raad.
1926, 11 maart
Colijn aan Aalberse
Colijn verdedigt zijn streven naar een gezonde economie en verklaart dat hij oog heeft voor de minder bedeelden, zij het dat hij daaronder niet de ambtenaren verstaat.
Briefwisseling met prof. dr. H.L. Drucker, 1899-1915
zie over Drucker het format
inv. nr. 339
In deze bundel bevinden zich geen brieven over het onderwerp.
Briefwisseling met A.H.J. Engels, 1904-1940
zie voor een biografie:
Woordenboek Socialisme en Arbeidersbeweging, deel IV, p. 41-44
inv. nr. 348
1905, 1 juli
Aalberse aan Engels
Aalberse biedt Engels een baan aan op het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie te Leiden.
1934, 2 juli
Engels aan Aalberse
over een door Tweede-Kamerlid Goseling voorgestelde commissie die zich gaat bezighouden met de werklozensteun.
Briefwisseling met jhr. mr. D.J. de Geer, 1912-1935
zie over De Geer het format
inv. nr. 357
1919, 4 januari
De Geer aan Aalberse
hij beveelt dhr. B.J. Gerretson te Rotterdam aan als voorzitter “van een arbeidsraad” [bedoeld is Raad van Arbeid].
1922, 19 juli
De Geer aan Aalberse
over een bezuiniging op de administratiekosten van de vrijwillige ouderdomsverzekering en over de staatspensionering die thans geen schijn van kans maakt, met ongedateerd antwoord van Aalberse.
1922, 5 september
De Geer aan Aalberse
over zijn al of niet aftreden als minister van Financiën en over de bezuinigingen.
1923, 5 februari
De Geer aan Aalberse
over een bespreking van De Geer, Aalberse, Trip en Folmer over een zogenaamd plan C met betrekking tot de werklozensteun.
Briefwisseling met dr. C.M.J.F. Goseling, 1931-1941
zie over Goseling, Biografisch Woordenboek van Nederland, dl. I, p. 206-207
Goseling speelde een leidende rol in de katholieke politiek tussen 1931 en 1939.
Veel brieven van Goseling aan Aalberse zijn geschreven terwijl Aalberse in Geneve verbleef en dienden om hem op de hoogte te houden van wat er in de Tweede-kamerfractie gebeurde
inv. nr. 362
1934, 29 juni
Goseling aan Aalberse
hij zendt hem een afschrift van een brief van Goseling aan het bestuur van de Tweede-kamerfractie over een door collega-kamerlid Steinmetz naar voren gebracht punt, namelijk de werklozensteun en de hoge kosten die deze voor de gemeenten met zich mee brengt.
1934, 31 juli
Goseling aan Aalberse
over verbeteringen in de regeling van de werklozensteun, de commissie-Engels en het Rooms Katholiek Werkliedenverbond en over een mogelijke terugkeer van prof. J.A. Veraart in de Rooms-Katholieke Staatspartij.
Briefwisseling met mr. Th. Heemskerk, 1911-1932
zie over Heemskerk jr. het format
inv. nr. 373
1912, 30 juli
Heemskerk aan Aalberse
over de gang van zaken in de commissie van voorbereiding van het wetsontwerp invaliditeitswet en een dringend verzoek om aanwezig te zijn bij een vergadering [vermoedelijk van de Tweede Kamer].
1919, 3 april
Van Blom, secretaris-generaal van het ministerie van Justitie, aan Aalberse
hij zendt namens de minister van Justititie, Heemskerk, de studie van J.A. Veraart getiteld “Vraagstukken der economische bedrijfsorganisatie” retour.
1921, 13 januari
Heemskerk aan Aalberse
over de rijkssubsidie aan de werklozenkassen.
Briefwisseling met mr. A.M. Joekes, 1920-1926
zie over Joekes het format
inv. nr. 387
1920, 21 december
Joekes aan Aalberse
over een binnen het ministerie maandelijks gemaakt overzicht van artikelen in buitenlandse tijdschriften, met waarderende reactie van Aalberse.
1922, 5 mei
Joekes aan Aalberse
over een wetsontwerp [mogelijk de ratificatie van een internationaal verdrag] en onderhandelingen daarover tussen de ministeries van Arbeid en Justititie
1922, 5 oktober
Joekes aan Aalberse
over de aanwezigheid van Heringa [hoofd van de afdeling Handel en Nijverheid] op de conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie in Genua
1922, 12 oktober
Joekes aan Aalberse
over de behandeling van de ontwerpconventies van Genua in de Tweede Kamer
1923, 3 mei
Joekes aan Aalberse
over vragen van het Tweede-Kamerlid Kuiper [RKSP] over de in Washington en Genua gesloten verdragen die door Nederland nog niet geratificeerd zijn
Briefwisseling met prof. mr. A.C. Josephus Jitta, 1926-1936
Prof. mr. A.C. Josephus Jitta was van 1920 tot 1932 secretaris van de Hoge Raad van Arbeid en in de jaren dertig hoofdredacteur van het weekblad De Groene Amsterdammer.
inv. nr. 389
1935, 3 september
Josephus Jitta aan Aalberse
in memoriam voor mgr. Aengenent
Briefwisseling met mr. D.A.P.N. Koolen, 1901-1944
Koolen was onder meer lid van de Tweede Kamer (1905-1925), minister van Arbeid c.a. in het eerste kabinet-Colijn (1925) en staatsraad (1926-1944)
inv. nr. 411
1934, 11 april
Koolen aan Aalberse
over het aandeel dat de katholieke in de Raad van State hebben en het gevaar dat als gevolg van een wetswijziging dit aandeel sterk af zal nemen.
Briefwisseling met mr. L.G. Kortenhorst, 1918-1936
zie voor Kortenhorst het format
inv. nr. 414
Kortenhorst aan Aalberse
1919, 4 november
over een conflict tussen Kortenhorst en prof. mr. J. A. Veraart
1925, 9 juni
Kortenhorst aan Aalberse
over zijn bereidheid om mede te werken aan het Katholiek Sociaal Weekblad en de verhouding tussen priesters en leken in de redactie
1929, mei-juli
briefwisseling tussen de Algemene R.K. Werkgeversvereniging en de R.K. Algemene Verzekeringsmaatschappij “Delphia” te Delft over de uitvoering van de in aantocht zijnde Ziektewet; Delphia wil een bedrijfsvereniging oprichten
NB: aan Aalberse en mr. J.R.H. van Schaik zou door Delphia gevraagd zijn om medewerking te verlenen.
1934, 17 december
Chr. van der Velden te Reuver aan Aalberse
Van der Velden, arbeider op een fabriek voor gresbuizen, is invalide geworden; hij vraagt Aalberse om hulp, met een brief van Kortenhorst aan Van der Velden van 17 december 1934 over de interpretatie van de artikelen 99 en 100 van de Invaliditeitswet (deze regelden de medische behandeling van personen die invalide dreigden te raken voor rekening van de Rijksverzekeringsbank), in afschrift doorgezonden aan Aalberse en met aantekening van Aalberse “clubvergadering van 29 nov. “
Briefwisseling met mr. L. Lietaert Peerbolte, 1918-1935
Mr. L. Lietaert Peerbolte was directeur-generaal van de Volksgezondheid van 1918 tot aan zijn pensionering in 1936. Hij overleed kort daarop.
inv. nr. 430
1918, 11 september
Lietaert aan Aalberse
sollicitatie naar de post van secretaris-generaal van het nieuwe ministerie van Arbeid
1918, 19 december
Lietaert aan Aalberse
dankbrief voor de bevordering
1923, zonder datum [na 6 april 1923]
Lietaert aan Aalberse
over enige verzoeken van dhr. J.A. Smedes, directeur van het Bureau voor Sociale Adviezen te Utrecht, met ingesloten een brief van Smedes aan Aalberse van 6 april 1923 onder andere over het plan van de eenheidsrente en met een verzoek om betrokken te worden bij de beleggingen van de Rijksverzekeringsbank
Briefwisseling met mr. H.P. Marchant, 1909-1945
zie over Marchant het format
inv. nr. 444
Het dossier bevat geen brieven die over het onderwerp handelen.
Briefwisseling met de Nederlandse bisschoppen, 1903-1946
inv. nr. 476
zie ook onder: Aengenent
1903, 29 augustus
de secretaris van het aartsbisdom Utrecht aan Aalberse
verzoek om de volgende week de ontwerpstatuten van de Katholieke Sociale Actie met de aartsbisschop te bespreken.
(brief van 31 augustus 1903: zelfde zaak)
1904, 31 januari
de secretaris van het bisdom Haarlem aan Aalberse
uitnodiging om de ontwerpstatuten van de Katholieke Sociale Actie te komen bespreken met de bisschop.
1904, 14 mei
de secretaris van het aartsbisdom Utrecht aan Aalberse
bericht dat de audiëntie is toegestaan [onderwerp van bespreking wordt niet vermeld].
1907, 5 [datum niet goed leesbaar] oktober
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
hij beklaagt zich over de bladen “De Tijd” en “De Maasbode” die hem aanvallen en beschuldigen van modernisme; Aalberse weerlegt de beschuldigingen.
1907, 6 december
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
hij spreekt de beschuldiging in “De Maasbode” tegen dat hij zich in Antwerpen voor het vrouwenkiesrecht zou hebben uitgesproken.
1908, 25 januari
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
Aalberse wil vergezeld van mgr. Aengenent de aartsbisschop spreken over de gang van zaken binnen de Katholieke Sociale Actie; hij voelt zich tegengewerkt.
1908, 10 februari
Aalberse aan P. Hopmans, secretaris van het bisdom Breda
over de moeilijkheden met de Katholieke Sociale Actie.
1913, 11 augustus
Aalberse aan de bisschop van Haarlem
over het besluit van het bestuur van de R.C. Armen en het Wees- en Oudeliedenhuis te Leiden om zichzelf bij burgemeester en wethouders te doen inschrijven als een kerkelijke instelling van weldadigheid (Armenwet, artikel 2, letter b).
(over deze zaak nog een brief van het College van Regenten van deze instellingen aan de bisschop, 22 september 1913 en een brief van de bisschop van Haarlem aan Aalberse, 11 juli 1914).
1913, 4 november
de secretaris van het bisdom Haarlem aan Aalberse
de bisschop is zeer ingenomen met het plan om aan het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie een afdeling voor katholieke statistiek te verbinden; hij waarschuwt echter voor de laksheid van de pastoors die de vragenlijsten moeten invullen.
1914, 28 september
de aartsbisschop van Utrecht aan Aalberse
de aartsbisschop kan geen collecte voor het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie toestaan.
zonder datum
[1915 of begin 1916]
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
Aalberse acht het nodig dat in het district Almelo dhr. Engels, van oorsprong arbeider, kandidaat wordt gesteld voor de Tweede Kamer gesteld; de huidige Tweede-Kamerfractie is zeer eenzijdig samengesteld en heeft geen belangstelling voor de wensen van arbeiders en middenstanders; zeker nu de evenredige vertegenwoordiging eraan komt, voorziet Aalberse grote gevaren indien men doorgaat met juristen als kandidaat-Kamerlid voor te dragen.
1919, 23 juni 1919
de aartsbisschop van Utrecht aan Aalberse
+
1919, 4 augustus
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
over de samenstelling van de zojuist ingestelde Hoge Raad van Arbeid; het episcopaat eist dat de katholieke arbeiders door hun standsorganisaties en niet door het RK Vakbureau worden vertegenwoordigd; dit is voor Aalberse een politiek probleem.
(over deze zaak nog een brief van de voorzitter van de Federatie van R.K. Diocesane Volks- en Werkliedenbonden aan Aalberse, 24 juli 1919)
1920, 9 april
Aalberse aan de aartsbisschop van Utrecht
over het rapport over de organisatie van de Katholieke Sociale Actie; Aalberse verdedigt het Centraal Bureau en is tegen de decentralisatie die het rapport voorstaat; hij vraagt de bisschoppen om in te grijpen.
1922, 20 februari
Aalberse aan de bisschop van Haarlem
verzoek aan de bisschop te bevorderen dat de paus mgr. Aengenent tot geheim kamerheer benoemt.
(met afwijzend antwoord van Callier, 27 februari 1922).
Briefwisseling met prof. dr. W.H. Nolens, 1901-1931
zie over Nolens het format
De brieven van Nolens aan Aalberse zijn meestal zeer kort en bondig.
inv. nr. 483
1901, 13 juli
Nolens aan Aalberse
Nolens wil met Aalberse kennismaken
1901, 25 juli
Nolens aan Aalberse
Nolens zegt zijn steun toe aan het Katholiek Sociaal Weekblad
1901, 25 oktober
Nolens aan Aalberse
over samenstelling van de redactie van het Katholiek Sociaal Weekblad
1901, 29 oktober
Nolens aan Aalberse
over de samenstelling van de redactie van het Katholiek Sociaal Weekblad
1901, 15 december
Nolens aan Aalberse
reactie op het eerste nummer van het Katholiek Sociaal Weekblad
1902, 31 januari
Nolens aan Aalberse
Nolens zendt een artikel voor het Katholiek Sociaal Weekblad op over de Ongevallenwet
1904, 6 april
Nolens aan Aalberse
Nolens vat zijn geestelijk adviseurschap niet “zeer censorisch” op.
1909, 20-22 januari
Nolens aan Aalberse, Aengenent aan Aalberse en Aalberse aan Nolens
over de wijze waarop Nolens het Katholiek Sociaal Weekblad censureert; Aengenent geeft commentaar op Nolens opvattingen daarover.
Briefwisseling met W.C.J. Passtoors, 1900-1916
Oprichter van de R.K. Volksbond (1888) en voorzitter van de Centrale Raad van Volksbonden in het bisdom Haarlem tot 1909. Voorzitter van de Federatie van Diocesane R.K. Volks- en Werkliedenbonden vanaf 1906. Een van de oprichters van het Bureau voor R.K. Vakorganisatie in 1908. lid van de Tweede Kamer 1901-1913. Burgemeester van Ginneken en Bavel (N. Brt.) 1908-1916. Passtoors werd door velen gezien als een man uit de kleine burgerij en zijn verhouding met Aalberse liet een tijdlang te wensen over.
zie voor een biografie: Woordenboek Socialisme en Arbeidersbeweging, deel V, p. 218-221.
inv. nr. 493
zonder datum [1911]
Passtoors aan Aalberse
onder andere over de beweging voor staatspensioen
zonder datum [1912]
Passtoors aan Aalberse
onder andere over wijzigingen in het wetsontwerp Ziektewet
1912, 3 april
Passtoors aan Aalberse
over amendementen op het wetsontwerp Ziektewet
1912, 3 april
Aalberse aan Passtoors
over amendementen op het wetsontwerp Ziektewet; met tekst van de drie amendementen die Passtoors aan de griffier van de Tweede Kamer moet opzenden.
1912, 5 april
Passtoors aan Aalberse
over een actie in zijn kiesdistrict [Beverwijk] van plaatselijke commissies van de Ongevallenwet van de Tuinbouw Onderlinge die zich ongerust maken over de eerste drie maanden in de Ziektewet.
1912, 11 april
Passtoors aan Aalberse
over amendementen op het wetsontwerp Ziektewet
1914, 15 juli
Passtoors aan Aalberse
onder andere over het door Hermans geredigeerde blad “Het Katholieke Volk” dat Aalberse steeds aanvalt en geen oog heeft voor datgene, wat hij op sociaal gebied tot stand gebracht heeft.
Briefwisseling met mr. H.J.W. Pelster te Breda, 1901-1929
Mr. Pelster, geboren in 1867, was advocaat en procureur te Breda en studeerde samen met Aalberse aan het gymnasium te Katwijk. In 1894 promoveerde hij in Amsterdam. Later vestigde hij zich als advocaat en procureur in Breda. In 1904 woonde hij Visserstraat 14, in 1909 Nieuwe Ginnekenstraat 14. In 1901 was hij juridisch adviseur van de Rooms-Katholieke Volksbond te Breda en secretaris van de Kamer van Arbeid voor de bouwbedrijven te Breda. Later werd hij gemeenteraadslid en wethouder in deze stad.
inv. nr. 497
1901, 19 september
Pelster aan Aalberse
over zijn bereidheid om aan het Katholiek Sociaal Weekblad mee te werken.
1901, 14 november
Pelster aan Aalberse
over de interne organisatie van de redactie van het Katholiek Sociaal Weekblad; hij wil graag belast worden met het onderwerp socialisme, maar heeft daarbij assistentie van een geestelijke bijv. Aengenent of pater Bruin uit Oudenbosch voor nodig.
1902, 28 augustus
Pelster aan Aalberse
hij wil een artikel schrijven over sparen door arbeiders voor het Katholiek Sociaal Weekblad.
1903, 19 en 24 december
Pelster aan Aalberse
de schrijver is het niet eens met de beslissing van Aalberse om een schrijven van de bisschop van Breda niet in het Katholiek Sociaal Weekblad op te nemen.
1907, 29 mei
Aalberse aan Pelster
over irritatie over en weer; Aalberse nodigt hem uit om alsnog te spreken op de Sociale Week.
1909, 15 en 24 maart
Aalberse aan Pelster, met antwoord van Pelster
uitnodiging om te spreken op de Sociale Week die dit jaar van 15 tot 23 augustus te Nijmegen plaats zal vinden en gewijd zal zijn aan het handboek van Pesch s.j.
1909, 6 augustus
Pelster aan Aalberse
bericht dat hij niet kan spreken op de Sociale Week op 19 augustus a.s. wegens overwerktheid.
1919, 1 april
Pelster aan Aalberse
sollicitatie naar de functie van voorzitter van een van de op te richten Verzekeringsraden; hij staat op wachtgeld.
1919, 11 augustus
Pelster aan Aalberse
sollicitatie naar een functie bij een der uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen; de Centrale Raad van Beroep in Utrecht is links gebleven; wachtgelders zoals hij die voorzitter van een opgeheven Raad van Beroep zijn geweest hebben niet eens kans gekregen om te solliciteren voor de Raad van Beroep in Arnhem; hij hoopt nu op een vergroting van het ledental van de Centrale Raad nu IW, ZW en nieuwe OW worden ingevoerd; hij is ook geïnteresseerd in een bestuurslidmaatschap van de Rijksverzekeringsbank of een lidmaatschap van de Hoge raad van Arbeid; “Zoudt u mij willen benoemen ?”
1929, 1 mei
Pelster aan Aalberse
hij zendt drie artikelen in voor het Katholiek Sociaal Weekblad onder meer over kinderbijslag.
1929, 13 mei
Pelster aan Aalberse
over zijn artikelen voor het Katholiek Sociaal Weekblad en over het leven dat hij nu, bijna 62 jaar oud zijnde, leidt; hij is geen wethouder of gemeenteraadslid meer en heeft dus alle tijd voor studie en schrijven; hij herinnert zich de start van het Katholiek Sociaal Weekblad in 1901, toen Aengenent en de geestelijken van het bisdom Haarlem niet mee wilden werken zogenaamd om het tijdschrift “De Katholiek” te sparen, maar in werkelijkheid omdat de bisschop het niet wilde en iedereen bang voor hem was.
1929, 5 juli
Pelster aan Aalberse
over de theorie van het absolute en het relatieve gezinsloon; Pelster is het niet eens met de thans courante en ook door de pas in Leuven gepromoveerde prof. dr. Koenraadt aangehangen leer van het absolute gezinsloon; verwijzing naar een artikel van T.J. Verschuur in “De Maasbode” van 9 maart 1929.
1929, 12 september
Pelster aan Aalberse
hij stuurt de door hem in het Katholiek Sociaal Weekblad geschreven artikelen naar aanleiding van het boek van prof. Koenraadt toe aan Aalberse en diverse andere personen.
Briefwisseling met mgr. dr. H.A. Poels
zie over Poels het format
inv. nr. 502
In deze bundel brieven bevinden zich, merkwaardig genoeg, geen brieven met informatie over het onderwerp.
Briefwisseling met H. Pesch s.j., 1908-1926
Heinrich Pesch (1854-1926) was jezuïet, econoom en grondlegger van de katholieke leer van het solidarisme.
Alle brieven zijn in het Duits. De brieven van Pesch zijn in een zeer moeilijk leesbaar z.g. gotisch schrift.
inv. nr. 498
1908, 26 juni
brief van de Herdersche Verlagshandlung aan Pesch met een presentexemplaar van de Nederlandse vertaling van zijn boek “Liberalismus, Sozialismus und christliche Gesellschaftsordnung”
1908, 14 augustus
Aalberse aan Pesch
onder andere over de noodzaak van een confessionele vak- en standsorganisatie
1908, 5 november
Aalberse aan Pesch
onder andere dat de hele samenleving in Duitsland en Nederland doortrokken is van liberalisme en dus niet “gesund” is en over een ander “organisch” kiesrecht (A. acht een algemeen kiesrecht onjuist).
1909, 15 februari
Aalberse aan Pesch
onder andere over de toezending van deel II van “Lehrbuch der Nationaloekonomie” , over de politieke verhoudingen in Nederland en over de staatspensionering, waarmee de liberalen de verkiezingen ingaan en dat in het Verenigd Koninkrijk is ingevoerd; Aalberse vraagt nadrukkelijk naar de mening van Pesch hierover, ook al omdat men in Oostenrijk de kleine zelfstandigen onder de verplichte sociale verzekering wil brengen.
1909, 17 februari
Pesch aan Aalberse
antwoord op de vraag van 15 februari over het staatspensioen; Pesch wijst staatspensionering in principe af, want het is staatssocialisme; hij verwijst verder naar de Oostenrijkse econoom Philippovich von Philippsberg.
1909, 10 juli
Aalberse aan Pesch
onder andere over Aalberse’s vertaling en bewerking van de delen II en III van het handboek van Pesch
1924, 10 augustus
NN aan Aalberse
begeleidende brief bij de vertaling van “Ethik und Volkswirtschaft” van Pesch.
zonder datum [1924]
Aalberse aan Pesch
over een ontmoeting met Pesch in Valkenburg (L), over deel III van Pesch’ handboek en Aalberse’s voornemen erover te schrijven in het Katholiek Sociaal Weekblad.
Briefwisseling met de Raad van Overleg, 1930-1937
De Raad van Overleg was een overlegorgaan van de vier katholieke standsorganisaties, te weten de Algemene Rooms-Katholieke Werkgeversvereniging, het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond, de Rooms-Katholieke Middenstandsbond en de Nederlandse Rooms-Katholieke Boeren- en Tuindersbond.
inv. nr. 510
1930, 15 oktober
mr. F.J.M.A.H. Houben te Den Haag, secretaris van de Raad, aan Aalberse
verzoek aan Aalberse om toe te treden tot een commissie die een studie moet maken over de verhouding van het kapitalisme tot de katholieke beginselen.
1931, 25 maart
mr. F.J.M.A.H. Houben, secretaris van de Raad, aan Aalberse
uitnodiging om in Rome bij de herdenking van 40 jaar Rerum Novarum namens de Hollandse “natie” een korte toespraak te houden over de invloed van deze encycliek in Nederland.
Briefwisseling met Ch. Raaymakers s.j., 1901-1946
zie ook het format van Raaymakers.
inv. nr. 511
1901, 12 november
Raaymakers aan Aalberse
hij zegt zijn medewerking aan het Katholiek Sociaal Weekblad toe.
1904, 31 juli
Raaymakers aan Aalberse
over plagiaat gepleegd door P. van Kessel o.m. die in het Katholiek Sociaal Weekblad schreef over werkloosheidsverzekering; deze tekst komt uit het proefschrift van Raaymakers.
1912, 20 oktober
Aalberse aan Raaymakers
hij bedankt hem voor zijn bereidwilligheid om een studie te schrijven over de nieuwe Armenwet.
1916, 12 juni
Raaymakers aan Aalberse
over zijn benoeming tot hoogleraar in Delft en de eraan voorafgaande intriges.
1916, 12 oktober
Raaymakers aan Aalberse
over de oratie van Aalberse in Delft en aankondiging dat hij erover in “Studiën” zal schrijven.
1918, 3 september
Raaymakers aan Aalberse
gelukwensen met zijn benoeming tot minister van Arbeid en over zijn belangstelling voor de in Delft ontstane vacature als hoogleraar.
1918, 5 september
Raaymakers aan Aalberse
over de vacature in Delft en dat de generaal van de orde waarschijnlijk afwijzend zal beslissen.
1918, 12 september
Raaymakers aan Aalberse
dat de provinciaal en de generaal van de orde niet willen dat hij tot hoogleraar in Delft benoemd wordt.
1921, 6 juni
Raaymakers aan Aalberse
dat hij tegen zijn zin benoemd is tot provinciaal.
1925, 10 juni
Raaymakers aan Aalberse
hij is bereid om toe te treden tot de Raad van Redactie van het Katholiek Sociaal Weekblad, maar verwacht niet veel kopij te kunnen leveren wegens vele andere werkzaamheden.
Briefwisseling met prof. dr. C.P.M. Romme, 1921-1946
zie ook het format van Romme
inv. nr. 524
1921, 9 november
Romme aan Aalberse
verzoek aan Aalberse of hij zijn invloed aan kan wenden om dr. L.G. Kortenhorst te doen benoemen tot hoogleraar in de sociologie aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam (het betrof een nieuwe leerstoel)
1922, 13 oktober
Romme aan Aalberse
Romme heeft ideeën voor een nieuw tijdschrift dat de lezer informeert over sociaal-economische onderwerpen en wil hier met Aalberse over spreken
1934, 24 december
Romme aan Aalberse
hij verklaart zich bereid om voorzitter te worden van een commissie die de Hoge Raad van Arbeid moet adviseren over een voorontwerp van wet inzake een verplichte bedrijfskindertoeslag
1935, 28 mei
Romme aan Aalberse
over een wetsontwerp met verbindendverklaring van CAO’s met een kindertoeslag- èn een pensioenregeling
1937, 21 december
Romme aan Aalberse
over het voorontwerp van een wet op de kinderbijslag en verzoek aan Aalberse aandacht te willen schenken aan een spoedige afhandeling van deze zaak
1938, 24 oktober
Romme aan Aalberse
hij roept zijn hulp als staatsraad in om het wetsontwerp kinderbijslag spoedig af te handelen
Briefwisseling met jhr. mr. Ruijs de Beerenbrouck, 1900-1936
zie ook het format van Ruijs de Beerenbrouck
inv. nr. 528
1901, 18 september
Ruijs aan Aalberse
Ruijs ontving de circulaire over de oprichting van het Katholiek Sociaal Weekblad en zou graag vernemen door wie het geleid gaat worden.
1901, 8 november
Ruijs aan Aalberse
Ruijs zegt zijn steun aan het Katholiek Sociaal Weekblad toe, maar kan geen kopij toezeggen.
1903, 4 september
Ruijs aan Aalberse
onder andere over een bestuurslidmaatschap van het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen en over subsidies aan jongemannen die de sociale cursussen in Mönchen Gladbach willen volgen.
1910, 26 juli
Aalberse aan Ruijs
onder andere over irritatie over en weer met betrekking tot het landelijk bestuur van de Katholieke Sociale Actie.
1910, 28 juli
Ruijs aan Aalberse
irritatie over en weer naar aanleiding van het tekenen van de notulen en over de plaats waar het kantoor van de R.K. Vakorganisatie gevestigd moet worden.
1911, 9 oktober
Ruijs aan Aalberse
verzoek om op 17 oktober een vergadering van het landelijk bestuur van de Katholieke Sociale Actie bijeen te roepen.
1918, 27 september
Ruijs aan Aalberse
onduidelijk briefje over een zekere “N” die volgens Ruijs onder minister Talma niet zo bijzonder gewaardeerd zou zijn.
(over deze “dr. N” zie ook de brief van Ruijs aan Aalberse van 1 februari 1923; vermoedelijk wordt bedoeld het katholieke Tweede-Kamerlid jhr. Van Nispen tot Sevenaer)
1919, 28 mei
Ruijs aan Aalberse
over benoeming van ambtenaren bij de Raden van Arbeid in Limburg.
1921, 24 juni
Ruijs aan Aalberse
Ruijs vraagt Aalberse om samen met enige andere heren zaterdag a.s. om 12 uur in het torentje bijeen te komen [onderwerp wordt niet aangegeven].
(soortgelijke uitnodiging in briefjes van 21 juli en 9 juli 1921 en 18 augustus 1922).
Briefwisseling met jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman, 1916-1921
zie ook het format van Lohman
inv. nr. 533
1920, 28 november
Lohman aan Aalberse
over het voorstel voor een rijkskinderfonds van de heren Voet en Kuiper; Lohman is daartegen en laat Aalberse weten dat niet alle leden van de rechterzijde daarmee akkoord zullen gaan; hij acht het ongewenst om mensen die geen gezin kunnen onderhouden te stimuleren om kinderen te krijgen.
Briefwisseling met mgr. H.J.A.M. Schaepman, 1901
zie voor een biografie van deze katholieke priester en politicus:
Biografisch Woordenboek van Nederland, III, p. 518-522
inv. nr. 535
1901, 12 augustus
Schaepman aan Aalberse
onder andere over het Katholiek Sociaal Weekblad: Schaepman hoopt dat het lukt, maar hij is sceptisch.
1901, 22 september
Schaepman aan Aalberse
onder andere over de financiering van het Katholiek Sociaal Weekblad
1901, 31 oktober
Schaepman aan Aalberse
onder andere over de financiering van het Katholiek Sociaal Weekblad
Briefwisseling met mr. A.L. Scholtens, 1917-1940
Mr. Scholtens was van 1909 tot 1917 hoofdcommies op het ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel. In 1918 werd hij door Aalberse tot secretaris-generaal van het ministerie van Arbeid benoemd. Hij behield deze functie in het in 1922 ingestelde ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid en het daar weer op volgende ministerie van Sociale Zaken. In 1940 werd hij door de Duitse bezetter ontslagen, nadat hij had laten blijken het niet eens te zijn met de nieuwe orde. Na de bevrijding keerde hij terug als secretaris-generaal om op 23 februari 1951 te overlijden.
Opvallend aan de brieven van Scholtens aan Aalberse is de onderdanige toon waarin zij gesteld zijn en die wellicht veel zegt over de toenmalige verhouding tussen een minister en zijn hoogste ambtenaar op het departement.
inv. nr. 543
1925, 12 augustus
Scholtens aan Aalberse
onder andere dat hij het betreurt dat hij Aalberse niet meer als minister heeft, maar dat zijn opvolger ook geschikt is voor dit werk.
1929, 14 september
Scholtens aan Aalberse
gelukwens met de totstandkoming van de Ziektewet en de Werkloosheidswet [NB: niet duidelijk is wat Scholtens met werkloosheidswet bedoelt; het Werkloosheidsbesluit was van 1917 en bleef van kracht tot 1952 toen de Werkloosheidswet in werking trad].
1935, 4 februari
Scholtens aan Aalberse
hij zendt voor de aardigheid een brief door van de heren Joop Segers en Harry Hess uit Den Haag met het verzoek om het alleenrecht om een loterij te mogen houden, waarmee duizenden werklozen geld mee kunnen verdienen, met een afwijzend antwoord van het ministerie van Sociale Zaken.
1940, 3 september
Scholtens aan Aalberse
de reden van zijn ontslag als secretaris-generaal van Sociale Zaken.
Briefwisseling met prof. J.R. Slotemaker de Bruïne, 1918-1936
zie ook het format van Slotemaker de Bruïne
inv. nr. 550
1933, 30 december
Slotemaker als minister van Sociale Zaken, aan Aalberse
over de kinderbijslag.
1934, 22 november
Slotemaker als minister van Sociale Zaken aan Aalberse
over een schrijnend geval van vermeende steunfraude in Amsterdam; voor werk ten behoeve van familieleden werd de man betaald doordat zijn kinderen daar gratis mochten mee-eten; de gemeentelijke dienst belast met de steunregeling ontdekte dit en strafte de man met een inhouding en overheveling naar de Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon (Armenwet).
1935, 15 januari
Slotemaker als minister van Sociale Zaken aan Aalberse
hij zendt een door hem vastgestelde en binnenkort te verzenden circulaire over particuliere liefdadigheid aan gesteunde werklozen alvast ter kennisname door aan Aalberse
1935, 23 januari
Slotemaker als minister van Sociale Zaken aan Aalberse
de minister roept Aalberse’s hulp in bij de financiering van particuliere zijde van de extra hulp aan werklozen in de winter.
1935, 2 april
Aalberse aan Slotemaker
onder andere over mevrouw Hilbrink te Almelo die een project kledingvoorziening aan werklozen heeft georganiseerd en een regeling voorstelt om dit te betalen die niet uitvoerbaar is, met antwoord van Slotemaker.
Briefwisseling met J.R. Snoeck Henkemans, 1916-1918
zie ook het format van Snoeck Henkemans
inv. nr. 553
1916, 14 (?) februari
Snoeck aan Aalberse
Snoeck vraagt Aalberse hem te steunen bij de verkiezing in het district Apeldoorn, nadat hij door Esmeijer is aangevallen en is afgeschilderd als een reactionair.
Briefwisseling met mej. mr. G.J. Stemberg, 1921-1946
mej. Stemberg (1881-1962) was jarenlang werkzaam op de afdeling Arbeidersverzekering, gespecialiseerd in sociale verzekeringen en vaak betrokken bij de conferenties van de Internationale Arbeidsorganisatie. Zij was ook bestuurslid van de Vereniging voor Staathuishoudkunde en Statistiek.
Zie voor een In Memoriam het Sociaal Maandblad Arbeid, 17 (1962), p. 237 door W.F. de Gaay Fortman
inv. nr. 563
1921, 6 augustus
Stemberg aan Aalberse
zij biedt namens mr. Groeneveld het ontwerp Land- en Tuinbouwongevallenwet aan.
zonder datum, voorzien van kenmerk “spoed” [1921 of 1922]
Stemberg aan Aalberse
ambtelijk advies om de wens van de minister van Financiën dat er bezuinigd wordt op de vrijwillige ouderdomsverzekering te pareren; met gegevens over aantallen rentetrekkers en verzekerden; zij vindt de door Financiën aanbevolen maatregelen “antipathiek” en stelt voor het bedrag van de rente te verlagen.
1922, juli, zonder dag
Stemberg aan Aalberse
zij zendt mede namens mr. Groeneveld het commentaar op de Ongevallenwet-1921 op.
1922, 1 augustus
Stemberg aan Aalberse
nota over besparingen te verkrijgen door een andere organisatie van de uitvoering van de sociale verzekeringen; onder meer eenheidsrente in de invaliditeitsverzekering, minder Raden van Arbeid, toelaten van bedrijfsverenigingen, samenvoeging van Verzekeringsraden en Rijksverzekeringsbank.
1937, 17 maart
Stemberg aan Aalberse
verzoek aan Aalberse of hij dhr. Zaalberg wil bewegen mee te gaan naar de Internationale Arbeidsconferentie in Genève.
1944, 6 augustus
Stemberg aan Aalberse
onder andere over het karakter van dhr. Zaalberg, oud-directeurgeneraal van de Arbeid, die zojuist overleden is en over de moeilijke werksfeer op het ministerie.
1946, 9 juni
Stemberg aan Aalberse
onder andere over de huidige minister van Sociale Zaken, Drees, die de schrijfster erg waardeert.
Briefwisseling met ds. A.S. Talma, 1912
zie ook het format van Talma
inv. nr. 570
1912, 3 en 12 oktober
Aalberse aan Talma
met een amendement op art. 194 van het wetsontwerp invaliditeits- en ouderdomsverzekering; dit moet voorkomen dat de premiedruk voor arbeiders met lage lonen te hoog wordt en dat de linkerzijde in de kamer zal eisen dat de staat de verzekering voor deze groep arbeiders gaat subsidiëren.
Briefwisseling met mr. A.F.L.M. Tepe en zijn vrouw Dora Molkenboer, 1918-1944
Mr. Tepe was van 1918 tot 1926/7 directeur van het Centraal Bureau van de Katholieke Sociale Actie dat gevestigd was te Leiden. In 1929 werd hij penningmeester van de in dat jaar opgerichte Katholieke Film-Centrale.
inv. nr. 573
1919, 2 maart
Tepe aan Aalberse
onder andere over enkele personen die in aanmerking wensen te komen voor een functie bij een Raad van Arbeid en bij hem om voorspraak hebben gevraagd
1926, 9 januari
Tepe aan Aalberse
de schrijver is pessimistisch over de toekomst van de Katholieke Sociale Actie en teleurgesteld over de houding van de bisschoppen.
1927, 2 december
Tepe aan Aalberse
onder andere over de benoeming van een secretaris van de Armenraad in Leiden.
1929, 8 augustus
Dora Molkenboer aan Aalberse
zij vraagt naar de kansen voor haar man om burgemeester van Hilversum te worden.
Briefwisseling met prof. dr. J.A. Veraart, 1917-1938
zie ook het format van Veraart
inv. nr. 582
1919, 1 januari
Veraart aan Aalberse
hij beveelt dhr. D.W.P. Gielen aan voor een functie bij de uitvoering van de nieuwe sociale wetten.
1919, 3 juli
Veraart aan Aalberse
uitnodiging om aanwezig te zijn op het congres van de R.K. Centrale Raad van Bedrijven op 9 en 10 juli 1919 en daar een korte toespraak te houden over de medewerking van bedrijven aan de sociale wetgeving.
1920, 11 juni
Veraart aan Aalberse
dankbetuiging dat Aalberse aanwezig wil zijn op een van de vergaderingen van het congres van de R.K. Centrale Raad van Bedrijven.
1920, 15 november
Veraart aan Aalberse
verzoek om een audiëntie met vier afgevaardigden van de R.K. Centrale Raad van Bedrijven, te weten de heren prof. mr. J.A. Veraart, dr. L. Deckers, mr. L.G. Kortenhorst en A.C. de Bruyn.
1920, 17 december
Veraart aan Aalberse
onder andere over de noodzaak voor de R.K. Centrale Raad van Bedrijven om over een orgaan te beschikken en of het Katholiek Sociaal Weekblad niet die functie zou kunnen krijgen.
(over deze samenwerking handelt ook de brief van Veraart aan Aalberse van 25 januari 1921).
1921, 1 februari
Veraart aan Aalberse
over de condities waarop het Katholiek Sociaal Weekblad het orgaan van de R.K. Centrale Raad van Bedrijven zou kunnen worden, met aantekening van Aalberse waaruit blijkt dat hij eerder denkt aan twee bijbladen van het Weekblad, een voor de Katholieke Sociale Actie en een voor de Centrale Raad.
NB: deze fusie ging niet door.
1928, 18 juli
Veraart aan Aalberse
Veraart dringt aan op betaling van zijn honorarium voor artikelen gepubliceerd in het Katholiek Sociaal Weekblad.
1938, 3 maart
Veraart aan Aalberse, in zijn kwaliteit als voorzitter van de Hoge Raad van Arbeid
Veraart wil graag lid worden van de commissie voor de werkloosheidsverzekering, omdat hij graag alle bestaande sociale verzekeringen in onderling verband wil bezien, met aantekening van Aalberse “m.i. geen reden, niet ieder kan in elke commissie zitten”
1938, 17 maart
Veraart aan Aalberse, in zijn kwaliteit als voorzitter van de Hoge Raad van Arbeid
Veraart komt terug op Aalberse’s weigering om hem toe te laten tot de commissie werkloosheidsverzekering; hij vreest voor een “grenzeloze verwarring” bij de uitvoering van de sociale verzekeringen; hij wil zich inzetten voor vereenvoudiging en vraagt dus nogmaals om toelating.
Briefwisseling met mr. T.J. Verschuur, 1915-1945
zie voor een biografie van deze katholieke politicus die van 1928 tot 1934 minister van Arbeid, Handel en Nijverheid (vanaf 1932 Economische Zaken en Arbeid) was: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel II, p. 580-582
inv. nr. 585
1915, 5 november
Verschuur aan Aalberse
onder andere over zijn artikelen in “De Maasbode” over de wetsontwerpen van Treub.
Briefwisseling met ds. J.Th. de Visser, 1904-1932
zie ook het format van De Visser
inv. nr. 589
In dit dossier bevinden zich geen brieven over het onderwerp.
Briefwisseling met J.F. Vlekke, 1899-1904
Dhr. J.F. Vlekke was katholiek en directeur van een beetwortelsuikerfabriek in Oud-Gastel (Noord-Brabant). Hij was een van de weinige ondernemers die een op het welzijn van zijn arbeiders gericht sociaal beleid voerde.
inv. nr. 592
1899, 7 oktober
Vlekke aan Aalberse
onder andere over het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen en over de vraag of er daarnaast een door Schaepman beoogd katholiek sociaal bureau dient te komen; Vlekke is het eens met Schaepman; dr. Schräder heeft andere ideeën; verder over de kapitaalkrachtige katholieken die niets voor de arbeiders over hebben.
1901, 11 juli
Vlekke aan Aalberse
over het Katholiek Sociaal Weekblad.
1901, 12 augustus
Vlekke aan Aalberse
over het Katholiek Sociaal Weekblad en een licht kritische opmerking aan het adres van dhr. Nolens.
1901, 16 september
Vlekke aan Aalberse
over het Katholiek Sociaal Weekblad.
1904, 1 februari
A.P. B. Jansen, arts te Oud-Gastel, aan Aalberse
over het andere beleid dat de directeuren van de suikerfabrieken van wijlen Vlekke thans voeren en de dreigende teloorgang van datgene wat Vlekke tot stand gebracht heeft.
1904, 2 maart
A.P.B. Jansen (zie boven) aan Aalberse
over hetzelfde onderwerp als de vorige brief.
Briefwisseling met A.C.A. van Vuuren, 1912-1937
zie ook het format van Van Vuuren
inv. nr. 600
In het dossier bevinden zich geen brieven over het onderwerp.
Briefwisseling met ir. H.A. van Ysselsteijn, 1919-1930
Van Ysselsteijn was onder meer adjunct-directeur van Gemeentewerken Rotterdam, minister van Landbouw, Nijverheid en Handel (1918-1922) en voorzitter van een in 1926 ingestelde staatscommissie die moest onderzoeken hoe de uitvoering van de sociale verzekeringswetten kon worden vereenvoudigd.
inv. nr. 623
In dit dossier bevinden zich geen brieven over het onderwerp.
Briefwisseling met ir. C. Zaalberg, 1918-1930
C.J.P. Zaalberg (1872-1944) was directeur-generaal van de Arbeid en hoofd van de Arbeidsinspectie van 1920 tot 1932, toen hij na een conflict met de minister moest aftreden. Andere relevante functies: secretaris van het Koninklijk Nationaal Steuncomité (1914-1923). Zie over hem Heldring, Dagboek .
inv. nr. 624
In dit dossier bevinden zich geen brieven over het onderwerp.