Afdeling Sociale Bijstand 1945-1967

 
English | Nederlands

Afdeling Sociale Bijstand 1945-1967

Ministerie van Sociale Zaken c.a.
Nationaal Archief
afdeling Sociale Bijstand, later directie Complementaire Sociale Voorzieningen
1946-1967
(blok 5.068.5008)
de afdeling wisselde na 1946 enkele malen van naam


Nadere ontsluiting

Dit archief is op een van de normale praktijk afwijkende wijze ontsloten namelijk door middel van een zogenaamde institutionele toegang (= IT). Aan dit nieuwe type toegang kleven nogal wat bezwaren, waarvoor zij verwezen naar: Hans de Valk, ´Sociale voorzieningen, 1940-1996: notities bij een PIVOT-inventaris” , in: Jaarboek van de Stichting Archiefpublicaties 2001. Ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven (Den Haag, 2001), p. 180-193. Derhalve is besloten van dit archief geen format, maar wel een nadere toegang te maken.

De titel van deze toegang luidt:
"Institutionele toegang op de gegevensbestanden met betrekking tot het beleidsterrein Sociale Zekerheid ten aanzien van de Sociale Voorzieningen 1940-1996"
CAS Winschoten, 2000. Hierna wordt steeds naar deze toegang, die (nog) niet in de handel is gebracht, maar wel ter inzage is in de studiezaal van het Nationaal Archief, verwezen.

Ruim 100 nummers bleken relevante informatie te bevatten. De inventarisbeschrijvingen zijn onderstreept weergegeven, waarna een door ons gemaakte uitgebreidere beschrijving volgt, terwijl, wanneer dat nodig leek, de problematiek nader werd geanalyseerd. Op een enkele uitzondering na dekken de inventarisbeschrijvingen overigens de inhoud van het dossier.
Veel dossiers bestaan uit casuïstiek, maar op de achtergrond spelen vaak andere, dieperliggende problemen. De verhouding tussen de verschillende stelsels (verzekeringen en voorzieningen) en die tussen de verschillende soorten uitkeringen maakte voortdurende aanpassingen van de wet- en regelgeving noodzakelijk. Cumulatie -een persoon trekt meerdere uitkeringen en verdient soms meer dan toen hij loonarbeid verrichtte- - wilde men voorkomen. Tussen wal en schip vallen was ook niet de bedoeling en leidde al snel tot acties van vakcentrales of tot kamervragen. Ondersteuning krachtens de Armenwet mocht niet hoger uitvallen dan een uitkering krachtens de Sociale Voorziening.
Een ander hardnekkig probleem was de taakverdeling tussen de ministeries van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk. Dit laatste ministerie ontstond in 1952, door overname van taakonderdelen van Binnenlandse Zaken (de afdeling Maatschappelijke Zorg, voorheen 'Armwezen') en Sociale Zaken (een deel van de afdeling Sociale Bijstand). De leidinggevende ambtenaren keken naar elkaar en bewaakten de grens. Incidenten deden zich af en toe voor. Na het aantreden van Marga Klompé als minister van Maatschappelijk Werk in 1956 deed de territoriumdrift zich ook binnen het kabinet gelden. Een poging van Klompé om de afdeling Volksgezondheid over te nemen van Sociale Zaken, ondernomen tijdens de formatie van het kabinet De Quay, mislukte. De rivaliteit nam nog toe, toen Sociale Zaken in de zomer van 1961 een krachtige en dynamische minister kreeg in de persoon van G. Veldkamp.
Na de vorming van het ministerie van Maatschappelijk Werk verschoof het accent van de activiteiten van de afdeling Sociale Bijstand van de zorg voor uitgetrokken werklozen naar de gemeentelijke sociale werkvoorziening en de sociale voorzieningen voor specifieke groepen zoals blinden, gehandicapten e.d.

De beschrijvingen van stukken staan in de volgorde waarin zij in het dossier voorkomen.

Verhouding tussen het sociale verzekeringsbeleid en het bijstandsbeleid, 1962-1973

inv. nr. 365
p. 133
handeling 1 (beleid)
Het dossier handelt over de verhouding tussen de bijstandsuitkeringen enerzijds en de uitkeringen krachtens sociale verzekeringswetten en de sociale voorziening anderzijds. Gevreesd werd dat de gemeenten van hun autonomie gebruik zouden maken door de normen van de uitkeringen ingevolge Armenwet en Algemene Bijstandswet te verhogen, waardoor deze bedragen zouden uitstijgen boven de brutolonen uitgekeerd aan de laagst ingeschaalde rijksambtenaren, personeel in de sociale werkvoorziening of laagbetaalde arbeiders in het bedrijfsleven. Netto zou het verschil nog groter worden, doordat de armenwetuitkering niet onder de inkomstenbelasting viel en bepaalde premies niet werden geheven. Het gevolg was een stuwende werking op de lonen, waardoor de geleide loonpolitiek nog meer onder druk kwam te staan. Veldkamp stelde deze zaak in juli 1962 aan de orde. In 1964 kwam tot overleg van vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken, Maatschappelijk Werk, Binnenlandse Zaken en Financiën. Per 1 januari zou de Algemene Bijstandswet van kracht worden. De zaak werd gecompliceerder door het voornemen de uitkeringen krachtens de AOW en de AWW tot het sociaal minimum op te trekken. De zaak kwam ook in de Ministerraad aan de orde onder meer op 17 juli 1964 en 17 september 1965. Het overleg liep toen echter vast en er kwamen geen maximumnormen voor de bijstand.
Mogelijk heeft minister Veldkamp op deze wijze geprobeerd invloed uit te oefenen op de uitvoering van een onder een ander ministerie vallende wet. Opmerkelijk is verder dat, afgaande op het dossier, de Ver. van Nederlandse Gemeenten niet in de zaak gemoeid werd, ofschoon de gemeentelijke autonomie in het geding was.
Zie over een probleem van dezelfde aard inv. nr. 21
Zie over de rivaliteit tussen Maatschappelijk Werk en Sociale Zaken: Loes van der Valk, Van pauperzorg tot bestaanszekerheid. Armenzorg in Nederland 1912-1965 (Amsterdam, 1986), p. 188-216
De aandacht verdienen in inv. nr. 365:
  • brief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega's van Financiën, Maatschappelijk Werk, Binnenlandse Zaken, Economische Zaken en de staatssecretaris van Financiën, waarin hij het probleem aan de orde stelt, met in de bijlage "een aantal wel zeer sprekende cijfers", concept en minuut, 20 juli 1962
  • conceptbrief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan zijn collega's van Maatschappelijk Werk, Binnenlandse Zaken, Financiën en Economische Zaken over het probleem van de "doorkruising van uitkeringen … door de door gemeentebesturen autonoom vastgestelde armenwetuitkeringen, april 1964 (niet verzonden)
  • verslag van een bespreking van vertegenwoordigers van voornoemde ministeries (behalve Economische Zaken) gehouden op 16 juni 1964.
  • samenvatting van het gesprek van de vier betrokken ministers gehouden op 16 juli 1964 over de soort index die ten grondslag moet liggen aan de uitkeringen krachtens de Algemene Bijstandswet
  • brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met het afschrift van een brief aan de betrokken ministers ter voorbereiding van een bespreking op 21 oktober 1964, 16 oktober 1964
  • verslag van voornoemde bespreking op 21 oktober 1964


inv. nr. 366
Verhouding tussen het sociale verzekeringsbeleid en het bijstandsbeleid, 1966-1973
Dit dossier vormt het vervolg op inv. nr. 365. De hoop dat de gemeenten zich in zouden houden met de hoogte van de bijstandsuitkeringen bleek al spoedig ijdel. De normen liepen sterk uiteen, de rechtsgelijkheid leed daaronder. Het ministerie van Sociale Zaken drong aan op normen waaraan de gemeenten zich moesten houden. In 1967 werden CRM en Sociale Zaken het erover eens dat er landelijke normen komen. Kleine gemeenten doen namelijk alsof de oude Armenwet nog bestaat en keren volgens die wet uit.
De aandacht verdienen:
  • notitie van de directeur voor Complementaire Sociale Voorzieningen voor de directeur-generaal Sociale Voorzieningen en Arbeidsverhoudingen waarin naar aanleiding van vragen van het kamerlid Daams het probleem aan de orde wordt gesteld, 1 februari 1966
  • verslag van de besprekingen op 2 en 28 februari 1966 van vertegenwoordigers van de ministeries van CRM en Sociale Zaken c.a.
  • vragen van het Tweede-Kamerlid Rietkerk (VVD) over de normen voor de toepassing van de Algemene Bijstandswet, juli 1968



inv. nr. 576
5.068.5008
p. 133 inventaris
handeling 1
Notulen van stafbesprekingen, 1956-1967
Dit dossier was op 7 maart en 11 april 2002 onvindbaar. Het Nationaal Archief is hiervan op de hoogte gesteld.
Het gaat vermoedelijk om vergaderingen van de staf van de afdeling Sociale Bijstand en Complementaire Arbeidsvoorzieningen. Uit inv. nr. 475 blijkt dat op 25 oktober 1963 de derde stafvergadering plaatsvond.


inv. nr. 144
p. 133 inventaris
5.068.5008
handeling 1
Besprekingen met de staatssecretaris, 1958-1962
Dit dossier bestaat uit notities van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand en Complementaire Arbeidsvoorzieningen, dhr. P.N. de Leeuw, voor de staatssecretaris voor Sociale Zaken, waarin hem punten van bespreking worden voorgelegd, en aantekeningen over het besprokene die het karakter van een geheugensteun hebben. Op 18 november 1958 schrijft dhr. De Leeuw dat veel zaken buiten deze besprekingen worden geregeld "Door de veelvuldige contacten welke wij hebben". Veel punten handelen over de arbeidsvoorwaarden van de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening en bijzondere regelingen voor blinden, gehandicapten, zeevarenden, schippers enz. Deze besprekingen vonden, zoals blijkt uit inv. nr. 123, reeds in 1951 plaats, zodat moet worden aangenomen dat de serie niet volledig is.


1958, 5 februari
wettelijke basis Sociale Voorziening en wet Staatsblad E 79 (Buitengewoon Besluit Werklozenzorg)
revisieprocedure Sociale Voorziening

1958, 17 maart
zelfstandigenregeling
Sociale Voorziening (vragen kamerlid Gortzak)

1958, 14 april
Nationaal Fonds voor Bijzondere Noden
zelfstandigenregeling
verhaalsrecht

1958, 12 en 14 mei
verhaalsrecht

1958, 7 augustus
Centrale Commissie Zelfstandigenregeling
thuisinwonenden in de Sociale Voorziening

1958, 26 september
thuisinwonenden in de Sociale Voorziening

1958, 23 oktober
---
1959, 21 augustus
herziening regeling Sociale Voorziening (in verband met de bevoegdheden van het ministerie van Maatschappelijk Werk en het streven van Sociale Zaken de werklozen zo lang mogelijk onder hem te houden)

1959, 28 oktober
Sociale Voorziening
Zelfstandigenregeling
gevolgen verhoogde kinderbijslag per 1 oktober 1959
verwachte brief Sociale Verzekeringsraad over ziekterisico-regelingen

1959, 26 november
volkstelling 1960 en de "vergeten groepen"

1960, 12 januari
cumulatie van invaliditeitsrente IW met loon uit de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening
gevolg van wijzigingen WW voor de Sociale Voorziening B

1961, 27 januari
opneming van ziekengeldtrekkers in de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening
herziening regeling Sociale Voorziening
Zelfstandigenregeling

1961, 23 februari
Zelfstandigenregeling

1961, 29 maart
---
1961, 4 mei
bezwaren in de Ministerraad tegen het wetsontwerp Algemene Bijstand-aanvullende nota over het ontwerp van de afdeling

1961, 3 november
cumulatie IW met Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening
technische herziening regeling Sociale Voorziening
Zelfstandigenregeling

1962, 4 januari
herziening Zelfstandigenregeling

1962, 31 januari
Interim-regeling in verband met cumulatie van loon uit de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening en invaliditeitsrente

1962, 28 augustus
Interim-regeling in verband met cumulatie van loon uit de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening en invaliditeitsrente - verhouding lonen uit de GSW en uitkeringen van de armenzorg - gesprek met de vakcentralen hierover


inv. nr. 145
5.068.5008
p. 133
handeling 1
Memoriepunten van het koffie-uur, 1960-1965
Zeer summiere verslagen van een vermoedelijk ambtelijk overleg van chefs en hoofden van de afdeling Sociale Bijstand c.a. Veel punten handelen over de arbeidsvoorwaarden van de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening. Blijkens inv. nr. 167 bestond dit 'koffie-uurtje' al in juni 1959.


inv. nr. 123
5.068.5008
p. 139
handeling 2
Advisering betreffende grondwetsherziening inzake sociale grondrechten en armbesturen, 1950-1954

Dossier met brieven, nota's, notities, adviezen en conceptteksten voor een nieuwe grondwet en wel voor zover deze de taken van het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid aangaan. De discussie draaide vooral om de vraag of er sociale grondrechten in de grondwet moesten worden opgenomen en of er bepalingen moesten komen waarin aan de overheid op sociaal terrein een inspanningsverplichting zou worden opgelegd. In het eindrapport van de Staatscommissie-Kan uit 1954 was een tiende hoofdstuk over het maatschappelijk welzijn' opgenomen met daarin twee artikelen over sociale grondrechten. Binnen de staatscommissie bestonden overigens minderheidsstandpunten. De minister van Sociale Zaken, Suurhoff, besliste in juli 1954 om geen "sociaal hoofdstuk" in de grondwet op te nemen.

De aandacht verdienen de volgende stukken:

  • nota van mr. C.J. Goudsmit, juridisch adviseur, voor de staatssecretaris van volksgezondheid, waarin deze de aandacht vestigt op de wenselijkheid om sociale grondrechten in de grondwet op te nemen, [maart-april 1951], met brief van staatssecretaris van volksgezondheid aan zijn collega van sociale zaken dat hij deze zaak van belang acht en verder wil bespreken, 6 april 1951

  • brief van het Bureau Algemene Leiding aan de minister van Sociale Zaken en zijn beide staatssecretarissen met een verslag van een bespreking op 16 april 1951, waarbij aanwezig waren de beide staatssecretarissen, mr. Van Doorn, hoofd van de afdeling Sociale Bijstand en mr. Goudsmit en met de conceptteksten van een tiende hoofdstuk in de nieuwe grondwet 'Van het maatschappelijk welzijn', die de Staatscommissie-Kan vertrouwelijk heeft opgezonden, 30 mei 1951

  • eindrapport van de Staatscommissie-Kan met een ontwerpgrondwet, januari 1954
    NB: Hoofdstuk 10 'Van het maatschappelijk welzijn' luidt:
    "artikel 209
    Zo groot mogelijke vrijheid van arbeid en vrijheid van verbruik zijn voorwerpen van aanhoudende zorg der Overheid
    artikel 209a
    De aanhoudende zorg der Overheid is erop gericht, dat de bevolking in staat zij onder zedelijk, sociaal en economisch bevredigende omstandigheden maatschappelijk nuttige arbeid te verrichten en daarmede een behoorlijk bestaan te verwerven.
    De bevordering van een gepaste mate van medezeggenschap van hen, die in de onderneming of bedrijf onder leiding werkzaam zijn, is een voorwerp van aanhoudende zorg der Overheid.
    Voor zover nodig treft de Overheid voorzieningen van hen, die buiten hun schuld niet in staat of in de gelegenheid zijn door arbeid in hun levensonderhoud te voorzien
    artikel 209b
    De aanhoudende zorg der Overheid is er op gericht, dat in sociale noden wordt voorzien.
    Zij bevordert, zo nodig door bijdragen uit de openbare kas de werkzaamheid van bijzondere instellingen, welke aan redelijke eisen van deugdelijkheid voldoet."
  • notitie van staatssecretaris van sociale zaken aan de minister over de drie minderheidsnota's van de staatscommissie-Kan, met een kopie voor mr. Goudsmit en een daarop volgende advies van deze, 25 februari 1954 (advies is van 3 maart 1954);
    de minderheidsnota's waren:
    die van de professoren Van den Bergh, Donner, Kranenburg, Oud en dr. Rutgers met het voorstel hoofdstuk 10 weg te laten onder andere "wegens te grote vaagheid"
    de katholieke leden (prof. Romme c.s.) met het voorstel een bepaling in te voegen luidende "de aanhoudende zorg der Overheid is gericht op de bevordering der ontwikkelingsmogelijkheden van het gezin"
    de professoren Molenaar en Oud met het voorstel de bepaling over de medezeggenschap weg te laten;
  • brief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega van Binnenlandse Zaken, waarin hij met redenen omkleed laat weten ervan af te zien een "sociaal hoofdstuk" in de grondwet op te laten nemen, met aan het eind de terloopse mededeling dat hij geen tijd heeft gehad deze zaak met zijn collega van Maatschappelijk Werk te bespreken, 27 juli 1954



inv. nr. 154
5.068.5008
p. 161
handeling 4 (voeren van overleg)
Overleg met het ministerie van Financiën, het ministerie van Binnenlandse Zaken, de Algemene Rekenkamer en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de verantwoordelijkheden voor en de aard van de controle op de uitvoering van de complementaire sociale voorzieningen door de gemeenten, 1955-1967
Dit dossier draagt een technisch-financieel karakter. De controles werden in 1955 verricht door de buitendienst van de afdeling Sociale Bijstand c.a.
De aandacht verdienen enkele verslagen van onderzoekingen gedaan naar de financieel-administratieve organisatie van gemeenten, namelijk:
Harlingen (situatie in juni 1961, verslag juni 1962)
Ede (situatie april/mei 1961; verslag oktober 1961)
Gouda (situatie in december 1961; verslag juli 1962)
Utrecht (boekjaar 1960; verslag van september 1962)
verder:
artikel door H. van der Horst, "De administratieve organisatie van de gemeentelijke sociale diensten", in: Sociale Zorg, 22 (1960), p. 53-56 (auteur was adjunct-directeur van het Centraal Bureau voor verificatie en financiële adviezen van de VNG)
en
artikel door S.L. Achilles, "Enige opmerkingen over de accountantscontrole van sociale diensten" in: Financieel Overheidsbeheer, 36 (1961), p. 17-20 (functie van de auteur is niet vermeld)


inv. nr. 32
5.068.5008
p. 170
handeling 6
Notulen van de Werkcommissie-Schouten van de Staatscommissie Vervanging Armenwet, 1948-1952
Dossier bijna geheel bestaande uit notulen, en wel van de 21ste vergadering (19 oktober 1948) tot en met de vergadering van 26 februari 1952 . Ontbreken de notulen van het eerste gedeelte van de 40ste vergadering op 29 november 1949 die handelde over het woonwagenvraagstuk en die van een of meer vergaderingen gehouden na 26 februari 1952. Op 19 oktober 1948 had de commissie de volgende samenstelling:
jhr. dr. C.G.C. Quarles van Ufford, voorzitter van de werkcommissie en van de Staatscommissie
en verder:
mr. J. Everts
mr. J. van Doorn
L.A. van Doorn
A. Middelhoven
dr. J.W. Noteboom
H.J.J. Schaab
mej. mr. M. Tjeenk Willink
mr. H.M. de Vries
en enkele ambtelijke secretarissen
Zie ook het archief van de Staatscommissie zelf. Dit dossier behoorde vermoedelijk toe aan mr. J. van Doorn, hoofd van de afdeling Sociale Bijstand van het ministerie van Sociale Zaken. In 1952/1953 werd deze afdeling na de oprichting van het ministerie van Maatschappelijk Werk, omgezet in de afdeling Complementaire Sociale Voorzieningen. De stukken bevatten geen kanttekeningen.

inv. nrs. 160-163 en 168
Wet Werkloosheidsvoorziening
5.068.5008
p. 171
handeling 7 (voorbereiden nieuwe wetten)
Deze dossiers vormen tezamen het zo te zien volledige dossier over de totstandkoming van deze wet die het uit 1944 stammende Buitengewoon Besluit Werklozenzorg en de regeling Sociale Voorziening verving. Slechts het advies van de Raad van State ontbreekt.

inv. nr. 160
Wet Werkloosheidsvoorziening
Departementaal overleg en aanbieding ontwerpen, 1963-1964
Dit dossier bestaat uit de volgende onderdelen:

  • aanbieding van het wetsontwerp aan de Ministerraad, brief van de minister van Maatschappelijk Werk, mevr. Franssen-Schouwenaar, aan deze raad en bespreking in deze raad, januari 1964 - maart 1964
  • aanbieding van het wetsontwerp aan de koningin en de Raad van State, februari 1964
  • aanbieding aan minister en de consulenten van het ministerie van Maatschappelijk Werk, februari 1964
  • aanbieding aan de Ver. van Nederlandse Gemeenten, de Sociaal-Economische Raad en de Centrale Revisie- en Contact Instantie, februari 1964
  • nota van wijzigingen, maart 1964
  • financiële gevolgen van het wetsontwerp, februari 1964
  • brief aan mr. dr. A.A. van Rhijn naar aanleiding van enkele vragen over het wetsontwerp, maart 1964
  • gevolgen van het wetsontwerp voor de verplichte ziekenfondsverzekering, maart 1964
  • decentralisatieaspecten (interventie minister van Binnenlandse Zaken), april 1964
  • controleaspecten, oktober 1963
  • discussie minister met stafafdeling Wetgeving en Juridische Aangelegenheden, juli 1964
  • Bespreking hierover van de minister en de heren De Leeuw en Hering over het overleg met de Raad van State op 24 juni 1964
  • departementaal overleg, februari 1963 - januari 1964 aandacht verdienen:
    notitie van de directeur van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen voor de directeur-generaal Sociale Voorzieningen en Arbeidsverhoudingen over de taakafspraken tussen de ministeries van Maatschappelijk Werk en Sociale Zaken c.a., met een historisch overzicht voor de periode 1959-1962, augustus 1963
    notities (2) van de directeur van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen voor de minister en de staatssecretaris, mei 1963
    notities (9) van de directeur van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen voor de minister, oktober 1963 - februari 1964
  • aanbieding voorontwerp van de wet aan de ministers van Financiën en Maatschappelijk Werk, november 1963, met brief van laatstgenoemde minister aan haar collega van Sociale Zaken waarin zij bezwaar maakt tegen het wetsontwerp, 13 december 1963, met antwoord van de minister van Sociale Zaken, 30 december 1963 en brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken met zijn reactie op het wetsontwerp, 6 februari 1964


inv. nr. 161
Wet Werkloosheidsvoorziening
Behandeling in de Staten-Generaal, 1964-1965
Dit dossier omvat de gebruikelijke kamerstukken die ook in de gedrukte Handelingen zijn terug te vinden. Voorin is een notitie gelegd met de mededeling dat de stukken over de mondelinge behandeling "in het ongerede" zijn geraakt.
De aandacht verdienen:
  • overzicht van niet-politieke punten, z.d. per artikel en ingedeeld als volgt:
    essentie van artikel, opmerkingen in voorlopig verslag, opmerkingen in memorie van antwoord en amendement te verwachten?
  • concepten van de memorie van antwoord op het voorlopig verslag van de Tweede Kamer, met wijzigingen aangebracht door diverse personen, z.d.


  • inv. nr. 162
    Wet Werkloosheidsvoorziening
    Voorbereiding uitvoeringsbesluiten, 1964
    Teksten van een groot aantal ministeriële besluiten gepubliceerd in december 1964 (de wet trad op 1 januari 1965 in werking) en gerelateerd aan diverse artikelen van de wet. De concepten werden voorgelegd aan: de Rijksconsulenten, de Centrale Revisie- en Contact Instantie en de Ver. van Nederlandse Gemeenten. Adviezen kwamen verder binnen van het NVV en de Sociaal-Economische Raad


    inv. nr. 163
    Voorontwerpen Wet Werkloosheidsvoorziening, 1962-1964
    Een groot deel van dit dossier bestaat uit voorontwerpen van de Wet Werkloosheidsvoorziening. Het oudste ontwerp dateert van juni 1963. De meeste ontwerpen zijn voorzien van wijzigingen en kanttekeningen. Een deel van deze stukken is ook in inv. nr. 160 te vinden en hier niet verder aangeduid. Beide dossiers overlappen elkaar.
    De aandacht verdienen:
    • notitie van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen voor de minister over de verhouding tussen het wetsontwerp en de taakverdeling tussen Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk, z.d. [na 10 december 1963]
    • tijdschema voorbereiding van de wet, september 1963
      NB: de gestelde invoeringsdatum, 1 januari 1965, werd gehaald


    inv. nr. 168
    Wet Werkloosheidsvoorziening
    Adviezen, 1964
    Adviezen gegeven door de Raad van State en enkele belanghebbenden, met notities van ambtenaren die bij sommige vergaderingen aanwezig waren aan de minister. Het advies van de SER werd in juli 1964 doorgezonden aan de Raad van State. De minister van Sociale Zaken had haast met dit wetsontwerp.
    De aandacht verdienen:
    • Vereniging van Nederlandse Gemeenten, maart 1964
      (met een advies van DIVOSA aan de VNG, februari 1964)
    • Centrale Revisie en Contact Instantie, februari 1964
    • Sociaal-Economische Raad, juni 1964
    • Raad van State, 1ste concept met advies wetsontwerp niet door te zenden aan de Tweede Kamer, april 1964, met notitie van de hoofdafdeling CSV als reactie hierop
      NB: het definitieve advies bevindt zich niet in dit dossier
    • briefwisseling met de griffie van de Tweede Kamer
    • enkele concepten van een brief, betiteld als "nader rapport", van de minister van Sociale Zaken aan de koningin met een uitgebreide reactie op het negatief advies van de Raad van State en het verzoek het wetsontwerp toch aanhangig te maken bij de Tweede Kamer, z.d. en juli 1964
    • schema aanduidend de "betwiste" en "onbetwiste" gebieden die door de Algemene Bijstandswet en de Wet Werkloosheidsvoorziening worden bestreken en het "door ons [= SoZa] bewust prijsgegeven door vervallen van groep A"


    inv. nr. 43
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 7
    Documentatieblad, 1946-1958
    Twee keer per maand verschijnend, gestencild blad dat werd samengesteld door het Bureau Documentatie en Registratuur en dat volgens een colofon bij de aflevering van april 1948 diende om de ambtenaren van de Binnen- en de Buitendienst "op de hoogte te houden van beslissingen, feiten en omstandigheden, welke voor hun werk op het terrein van de maatschappelijke zorg van belang zijn." Hieronder vielen ook personeelmededelingen, zoals indiensttreding, ontslag, bevordering, huwelijk, kinderen van medewerkers, jubilea e.d. Medewerkers van de afdeling werden aan gespoord om informatie door te geven aan het genoemd Bureau. De over het algemeen korte berichtjes zijn doorlopend genummerd. Bevat veel informatie over het maatschappelijk werk. Voorzien van indices op onderwerpen op de nrs. 1-29 en 30-42.


    inv. nrs. 48 en 49
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 8 (opstellen van jaarverslagen)
    Algemene Interne Documentatie, nrs. 1-74, 1949-1958
    Intern mededelingen blad dat twee keer per maand verscheen. Het bevat systematisch gerangschikte informatie ten dienste van de ambtenaren van de afdeling Sociale Bijstand. Bij de verschijning van het eerste aflevering in december 1949 werd het blad aangekondigd als een "herleving" van het "Documentatieblad". De eerste 30 afleveringen zijn voorzien van een zeer uitgebreid register op onderwerpen. Doordat het blad het gehele terrein van de sociale voorzieningen bestrijkt, ruimschoots aandacht besteedt aan de activiteiten van het particulier initiatief en het maatschappelijk werk en omdat personeelsmededelingen zijn opgenomen, lijkt het op een afdelingskrant. De lichte toets die veel tegenwoordige personeelsbladen kenmerkt, ontbreekt echter geheel. Als bron is het zeer waardevol, mede omdat de serie volledig is en ten dele is voorzien van een index. De inhoudsopgave van nr. 60 ziet er als volgt uit:

    • maatschappelijk werk
    • vrijetijdsbesteding
    • vakantiebesteding
    • gehandicapten
    • zorg voor behoeftigen
    • zorg voor zelfstandigen
    • werkloosheid
    • werkgelegenheid
    • sociale werkvoorzieningsregelingen
    • cultureel werk
    • sociale verzekering
    • werkloosheidsverzekering
    • departementale organisatie
    • rapporten, verslagen e.d.
    • personeel


    inv. nrs. 51 en 53
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 7
    Algemene Interne Documentatie, nrs. 1-656, 1959-1970
    Voortzetting van het gelijknamige blad dat vanaf 1949 verscheen. In deze periode kwam het ongeveer twee keer per week uit. Met een index per rubriek op de bladen verschenen tot 1 maart 1966. De opzet verschilt van de vorige serie. Per aflevering wordt door een, met name genoemde auteur slechts één onderwerp besproken. Op deze wijze ontstond een handboek voor de praktijk. Verouderde of niet meer geldige afleveringen moesten worden verwijderd


    inv. nrs. 157 en 158
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 8 (jaarverslagen)
    Verstrekking aan en door het Centraal Bureau voor de Statistiek van gegevens over de complementaire sociale voorzieningen, 1952-1976
    Opgaven per maand, per kwartaal en per jaar door de gemeentebesturen aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze werden door het CBS gerangschikt onder de "bijzondere statistische opgaven" en slechts in beperkte kring verspreid. Dit archiefbestand bestaat uit fotokopieën van de voorgedrukte formulieren die door personeel van het CBS met de hand werden ingevuld. Als voorbeeld dient de opgave over de periode 28 oktober tot en met 1 december 1956. Deze onderscheidt de volgende categorieën:
    • sociale voorzieningen voor werklozen
      (gesplitst in kostwinners jonger dan 65 jaar, kostgangers en alleenwonenden 18-64 jaar, thuisinwonenden 25-64 jaar, thuisinwonenden 21-24 jaar en thuisinwonenden 19-20 jaar)
    • regelingen voor gedemobiliseerde militairen, beeldende kunstenaars en zelfstandigen
    • gemeentelijke sociale werkvoorzieningsregeling voor handarbeiders en regeling werkverruiming voor hoofdarbeiders
    • voorzieningen voor blinden

    Vanaf 1965 komen hier bij de opgaven van de Arbeidsbureaus, die weer als volgt onderverdeeld zijn:
    • aantallen ingeschreven arbeiders op AW-projecten [= aanvullende werkgelegenheid]\
    • aantallen ingeschreven werklozen volgens leeftijd en duur der inschrijving
    • aantal ingeschreven werkzoekenden en overgebleven aanvragen van werkgevers, per maand en per bedrijfstak


    inv. nr. 106
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 8
    Maandverslagen van de afdeling Sociale Bijstand, 1945-1951
    Gestencilde verslagen. Niet bekend is onder wie ze verspreid werden en voor wie ze waren bestemd.


    inv. nr. 125
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 8
    Kwartaalverslagen van de Rijksconsulenten, 1966-1973
    Het gaat om samenvattingen die gemaakt werden op basis van de gegevens van de 11 provinciale consulenten. Zij handelen voornamelijk over de buiten deze gids vallende sociale werkvoorzieningen (gesplitst in hand- en hoofdarbeiders) en daarnaast vanaf 1965 over de uitvoering van de Wet Werkloosheidsvoorziening.


    inv. nr. 35
    5.068.5008
    p. 186
    handeling 8
    Bijdragen aan de jaarverslagen van het ministerie, jaren 1944-1945, 1948-1961
    De volgende jaren ontbreken: 1946, 1947, 1949, 1953, 1955. Het betreft concepten die voorzien zijn van talrijke correcties en in de kantlijn geschreven aantekeningen. Met achterin statistische gegevens en grafieken, met name over aantallen personen die gebruik maakten van de complementaire sociale voorzieningen. De gegevens werden verzameld door de afdeling Voorlichting. In mei 1962 gaf de secretaris-generaal nieuwe richtlijnen die tot doel hadden de omvang van het departementale jaarverslag te beperken. In juli 1962 liet de afdeling Voorlichting nog eens weten dat de minister erop stond dat het verslag voor 1 oktober zou verschijnen. De afdeling verlangde verder "een goed gesteld en "smeuïg verhaal" en illustraties, waar men met plezier naar kijkt. Het verslag moet verrassen door zijn vormgeving, door de vlotheid van formulering en door een variatie, die immers kenmerkend is voor de velerlei activiteiten van dit departement." Derhalve waren "grafieken en ellenlange cijferreeksen." voortaan ongewenst.


    inv. nr. 105
    5.068.5008
    p. 187
    handeling 8 (opstellen verslagen)
    Kwartaalverslagen van de afdeling Sociale Bijstand en rechtsopvolgers, 1952-1967
    Gestencilde, tamelijk uitvoerige verslagen van de afdeling. Het verslag over het eerste kwartaal van 1952 kent de volgende indeling in hoofdstukken:
    • voorbereiding en toepassing van complementaire sociale voorzieningen
    • subsidiërende, coördinerende en adviserende bemoeiingen met maatschappelijk opbouwwerk
    • medewerking aan vormende arbeid op het terrein van het maatschappelijk werk
    • internationale bemoeiingen
    • documentatie en voorlichting
    In de jaren daarna verandert de indeling overigens voortdurend. De stukken dragen vaak de stempels "vertrouwelijk" en "geheim" (zij zijn nu overigens volledig openbaar). Vanaf het vierde kwartaal wordt een statistische bijlage toegevoegd, maar deze verdwijnt weer na het eerste kwartaal van 1961 (zie ook inv. nr. 35 en de opvattingen van de afdeling Voorlichting). In juli 1966 schreef de secretaris-generaal een strenge brief aan alle hoofden van directies, stafafdelingen, hoofdafdelingen en afdelingen waarin hij last gaf de teksten vooral "beknopt" te houden en "uw bijdragen te beperken" [cursivering in het origineel]. In de verslagen dienden opgenomen te worden: a) de aan de orde zijnde beleidszaken, b) de stand van zaken rond urgente punten en c) in aantocht zijnde en reeds uitgebrachte adviezen.


    inv. nr. 104
    5.068.5008
    p. 187
    handeling 8
    Overzichten van de stand van de wetgeving, 1959-1966
    Maandelijks opgestelde overzichten van wetten en andere regelingen zoals ministeriële beschikkingen en koninklijke besluiten. Deze geven aan in welk stadium het wetsontwerp of ontwerpbesluit zich bevindt vanaf het eerste schetsontwerp dat in het departement in de afdeling wordt besproken tot en met de publicatie in het Staatsblad. Het adviestraject (SER, VNG enz.) en het overleg met andere departementen, dat wilde toen voornamelijk zeggen Maatschappelijk Werk en daarnaast ook wel Financiën, is ook opgenomen. Wetten e.d. waarbij de minister van Sociale Zaken als medeondertekenaar optreedt zijn opgenomen. Vanaf september 1963 wordt een ander formulier gebruikt dat de toestand per wet of besluit aangeeft. Voor wetten bevat het de volgende velden:
    • citeertitel
    • voorbereiding
    • Raad van State
    • Tweede Kamer
    • Eerste Kamer
    • Bekrachtiging en publicatie
    en voor besluiten de volgende:
    • citeertitel
    • voorbereiding
    • ondertekening en publicatie
    Voor onderzoekers die zich willen concentreren op het wetgevingsproces is dit een goede handwijzer. Zie ook inv. nrs. 57-58.


    inv. nr. 152
    5.068.5008
    p. 191
    handeling 9
    Beantwoording van Kamervragen, 1967-1970
    De volgende vragen hebben betrekking op het onderwerp:
  • W.F.H. van het Schip (CPN) over geweigerde werkloosheidsuitkeringen bij het niet aanvaarden van niet-passend werk, 1967

  • inv. nrs. 57-58
    5.068.5008
    p. 201
    handeling 11 (informeren van belangstellenden over de organisatie)
    Verslagen, rapporten, brochures en publicaties over wet- en regelgeving en andere beleidsmaatregelen, 1945-1969
    Deze twee dikke dossiers bevatten een "historisch archief" dat is aangelegd door de afdeling Sociale Bijstand en zijn opvolgers. Het bestaat uit de teksten van wettelijke regelingen, publicaties, rapporten, toespraken, historische overzichten gemaakt voor intern gebruik. De afdeling zag wetten en besluiten wellicht als zijn belangrijkste product.
    De aandacht verdienen in inv. nr. 57:
    (stukken over de sociale werkvoorziening en over voorzieningen voor specifieke groepen zoals blinden e.d. zijn niet opgenomen):
    • verordening van de Chef Staf van het Militair Gezag van 18 mei 1945 over het verlenen van financiële hulp aan werklozen
    • "De ordening van den socialen bijstand" door mr. J. van Doorn, augustus 1946, 26 p. met een pleidooi om de armenzorg en de sociale bijstand in zijn geheel onder te brengen bij het ministerie van Sociale Zaken (ook in inv. nr. 99)
    • circulaire van 24 juli 1947 van de minister van Sociale Zaken met een nieuwe "Overbruggingsregeling en Sociale Bijstandsregeling"
    • herziening van de voorgaande regeling, 29 december 1948
    • "Sociale Bijstand. Uiteenzetting van de taak en werkzaamheden der afdeling Sociale Bijstand van het ministerie van Sociale Zaken", door mr. J. van Doorn, 1949, 113 p.
    • "De afdeling Sociale Bijstand van het ministerie van Sociale Zaken", 1951, 7 p.
    • beschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken ter uitvoering van de artikelen 4-8 van het Buitengewoon Besluit Werklozenzorg van 22 augustus 1944 (Staatsblad E 79), de "sociale voorzieningsregeling van 13 juni 1952"
    • historisch overzicht van de sociale zorg voor werklozen in de periode mei 1945 - juni 1952 door NN, 3 p.
    • rede gehouden door mr. J. van Doorn in het NV-huis te Utrecht op 4 september 1954 getiteld "Complementaire sociale voorzieningen", 43 p. met bijlagen
    • circulaire van 12 april 1955, nr. 3171, afdeling SB en CA, met een herziening van de Sociale Voorzieningsregeling
    • circulaire van 1 september 1955 van de staatssecretaris van Sociale Zaken met een herziene Zelfstandigenregeling
    • brochure van het ministerie van Sociale Zaken getiteld "Rechten en verplichtingen van personen die uitkering ontvangen ingevolge de sociale voorziening, groep A, augustus 1958
    • voorlichtingsbrochure van het ministerie van Sociale Zaken over de Zelfstandigenregeling (groep I), januari 1959
    • circulaire aan de gemeentebesturen van het ministerie van Sociale Zaken met een nieuwe regeling van de staatssecretaris van Sociale Zaken van 15 januari 1962 voor de Sociaal-Economische voorziening voor Zelfstandigen
    • Inv. nr. 58 bevat alleen stukken over de sociale werkvoorziening en arbeid voor specifieke groepen zoals geestelijk gehandicapten.



    inv. nr. 91
    5.068.5008
    p. 201
    handeling 11
    Uitgave 'Sociale Bijstand - taak en werkwijze van de Afdeling Sociale Bijstand' door H.G. Schuitemaker, 1949
    Concepttekst van een in maart 1949 verschenen gids die een overzicht gaf van de activiteiten van de afdeling en de samenhang daarin. Met stukken over de publicatie en reacties in vakbladen onder meer het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde van 8 juli 1949. De gids zelf, die 113 pagina's dik is, is te vinden in inv. nr. 57.


    inv. nr. 38
    5.068.5008
    p. 207
    handeling 14 (organisatie)
    Instelling, taakomschrijving, reorganisatie en naamswijziging van de afdeling Sociale Bijstand en zijn opvolgers, 1943-1965
    Organisatieschema's, overzichten van de taken van de afdeling, formatieoverzichten en stukken over reorganisaties. Rond 1950 werd veel tijd besteed aan de verhouding tussen de afdeling Maatschappelijke Zorg (voorheen Armwezen) van Binnenlandse Zaken en de afdeling Sociale Bijstand. De afdeling bestaande uit een binnendienst en een buitendienst werd herhaaldelijk gereorganiseerd, onder meer na de instelling van een ministerie van Maatschappelijk Werk in 1952. Dit leidde tot veel geschrijf, terwijl ook overleg werd gevoerd met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Financiën en de Algemene Rekenkamer.
    De aandacht verdienen:
  • Rapport van het Centraal Bureau voor Organisatie van het ministerie van Financiën uitgebracht aan de minister van Sociale Zaken over de organisatie van de afdeling Sociale Bijstand, juni 1950 (5 delen met bijlagen), namelijk
  • I. Algemeen
    II Gezinsverzorging
    III Materiële bemiddeling en adviezen
    IV Personeelsvoorziening
    V Eindrapport
    • nota's van het hoofd van de afdeling, de secretaris-generaal en de afdeling Personeelszaken aan de minister en zijn beide staatssecretarissen met een reactie op voorgaand rapport van Financiën, maart 1951
    • Rapport van het Bureau Organisatie en Efficiency aan de minister van Sociale Zaken over de formatie van de afdeling Sociale Bijstand en Complementaire Arbeidsvoorzieningen, april 1953
    • adviezen van de rijksconsulenten (buitendienst) over de bezetting van de nieuwe formatie, 1953-1955
    • rapport van het Bureau Organisatie en Efficiency aan het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a. over de buitendienst, juli 1955


    inv. nr. 96
    5.068.5008
    p. 207
    handeling 14 (organisatie)
    Ontstaan en werkzaamheden van de Rijkscontroledienst, 1945-1946
    De aandacht verdienen:
    • nota van het waarnemend-hoofd van de Rijkscontroledienst, J.N. Nolet, aan het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand over de geschiedenis van zijn dienst, oktober 1945
    • NB: de afdeling ontstond in 1931 met één controleur, telde in 1935 reeds 100 controleurs, welk aantal in 1945 was teruggelopen tot 37. De dienst controleerde de declaraties van gemeenten aan het rijk wegens uitkeringen aan werkloze arbeiders. In juni 1945 telde de dienst vier districten
    • lijsten met namen, laatst bekende adressen, datum indiensttreding e.d. van controleurs, [eind 1945]


    inv. nr. 98
    5.068.5008
    p. 207
    Taakafbakening met het ministerie van Maatschappelijk Werk, 1952-1953
    De afdeling Sociale Bijstand verloor aan het nieuwe departement alle taken op het terrein van het maatschappelijk werk behalve de voorzieningen voor werkloze arbeiders, de sociaal-economische hulpverlening aan zelfstandigen en het voorzieningsfonds voor kunstenaars (de late B.K.R..
    De aandacht verdienen:
    • lijst van personeelsleden die overgaan van Sociale Zaken naar Maatschappelijk Werk, november 1952, met summiere persoonsgegevens
    • circulaire van de minister van Sociale Zaken met een specificatie van de taken die bij Sociale Zaken blijven en die welke overgaan naar Maatschappelijk Werk, 4 december 1952, met verzendlijst
    • reacties uit het veld op voorgaande circulaire
    • stukken over raakvlakken tussen de directie Volksgezondheid en het nieuwe ministerie, 1955
    • reacties, ten dele bestaande uit telegrammen, vanuit het ministerie en van het middenveld op het voornemen om diverse taken van het ministerie van Sociale Zaken over te dragen aan dat van Maatschappelijk Werk, 1959
    • nota van het hoofd van de afdeling Complementaire Sociale Voorzieningen aan de minister van Sociale Zaken met een uitvoerige beschrijving van de taken en de positie van de afdeling, dit in verband met de plannen om delen van deze taak over te hevelen naar het ministerie van Maatschappelijk Werk, mei 1959
      NB: uit de reacties schemert door dat men een overgang van Sociale Zaken naar Maatschappelijk Werk associeerde met de oude, met stigmata beladen, armenzorg
    • regeringsverklaring van het kabinet-De Quay, mei 1959
    • toespraak van prof. mr. dr. I.A. Diepenhorst voor de NCRV uitgezonden op 27 april 1959
    • krantenknipsels over deze "machtsstrijd", 1959
    • commentaar door NN op de brief van de minister-president De Quay aan de Tweede Kamer over de overgang van taken van Sociale Zaken naar Maatschappelijk Werk met enkele opmerkingen over de Centrale Coördinatie Commissie die nooit van grond kwam
    • artikel van M.J. Hoytink in "Sociale Zorg" van 5 oktober 1959 over deze zaak met reactie van mr. A.H. Heering getiteld "Merkwaardige beschouwingen"


    inv. nr. 99
    5.068.5008
    p. 207
    handeling 14 (organisatie)
    Taakafbakening met het ministerie van Binnenlandse Zaken, 1945-1953
    Binnenlandse Zaken had een afdeling Armwezen met een takenpakket dat grensde aan of overlapte met dat van de afdeling Sociale Bijstand van Sociale Zaken. Tussen deze ministeries ontwikkelde zich vanaf de bevrijding een stammenoorlog. In het dossier bevinden zich vele nota's van topambtenaren, met name van mr. J. van Doorn, aan de minister waarin de handelwijze van Binnenlandse Zaken werd bekritiseerd.
    De aandacht verdienen:
    • notitie door M.J. Hoytink over de taakstelling van de "Dienst voor Maatschappelijke Zorg", juli 1951
    • nota van mr. J. van Doorn, afdelingshoofd Sociale Bijstand, aan de secretaris-generaal over de toekomst van de afdeling, juni 1946, met aantekening van de secretaris-generaal Klatte voor de minister, waarin hij de hoop uitspreekt dat deze bij de kabinetsformatie de gehele armenzorg weet over te hevelen van Binnenlandse naar Sociale Zaken
    • Taakverdelingscommissie Binnenlandse en Sociale Zaken, 1946-1947
      NB: de commissie werd ingesteld op 25 maart 1947 en bestond uit:
      jhr. dr. C.G.C. Quarles van Ufford, voorzitter
      mr. H.M. de Vries, chef afdeling Armwezen
      dr. J.Th.A.H. van der Putten, chef afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers
      dr. W.F. de Gaay Fortman, chef afdeling Arbeid II
      mr. J. van Doorn, chef afdeling Sociale Bijstand
      M.J. Hoytink, inspecteur Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers, secretaris
      NB: naast deze commissie bestond een in 1945 ingestelde Centrale Coördinatie Commissie; zie hierover inv. nr. 98

    • nota van het afdelingshoofd Sociale Bijstand voor de minister over het plan van Binnenlandse Zaken om een Staatscommissie Vervanging Armenwet in te stellen, augustus 1946
    • nota van mr. J. van Doorn aan de minister, waarin de handelwijze van Binnenlandse Zaken wordt bekritiseerd, januari 1948
    • circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken aan de gemeentebesturen en de gedeputeerde staten waarin wordt uitgelegd dat de Dienst voor Maatschappelijke Zorg zich niet beweegt op terreinen die tot de competentie van andere overheidsorganen behoren, juni 1948
    • vraag van mej. Tjeenk Willink in de Eerste Kamer aan de minister van Sociale Zaken, over maatschappelijke zorg en sociale bijstand, met antwoord van de minister, maart 1950
      NB: de vragenstelster meent dat de gehele sociale zorg thuishoort bij Sociale Zaken
    • interventie van de minister van Financiën, 1949-1952
    • opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de coördinatie van de sociale zorg, maart 1953


    inv. nr. 100
    5.068.5008
    p. 207
    Taakafbakening tussen de afdelingen Sociale Bijstand en Volksgezondheid, 1946-1954
    De takenpakketten van beide onder hetzelfde ministerie vallende afdelingen overlapten op vele plaatsen. Dit leidde tot diverse besprekingen teneinde tot een werkbare verhouding te komen.
    De aandacht verdienen:
  • samenvattingen van besprekingen over de taakafbakening tussen de afdelingen Volksgezondheid I en Sociale Bijstand, 26 mei en 25 juni 1951


  • inv. nr. 102
    5.068.5008
    p. 207
    Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet, door Waterstaat of door Sociale Zaken, 1948-1955
    Vanaf 1948 was er sprake van dat het beheer over het Zuiderzeefonds zou overgaan van Verkeer en Waterstaat naar Sociale Zaken. Dit leek ook te zullen gaan gebeuren, maar in 1955 weigerde de minister van Verkeer en Waterstaat, Algera (ARP), om politieke redenen deze taak over te dragen aan het door een socialistische minister beheerde ministerie.
    De aandacht verdient:
    • brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan zijn collega van Sociale Zaken waarin deze motiveert waarom deze taak voorshands niet kan worden overgedragen, 23 maart 1955


    inv. nr. 456
    5.068.5008
    p. 207
    handeling 14
    Onderzoek naar de mogelijkheden van territoriale decentralisatie, 1959-1960
    In september 1959 sprak de Ministerraad zich in principe uit voor een zo groot mogelijke territoriale decentralisatie. Dit leidde tot onderzoeken op de ministeries naar taken die zouden kunnen worden overgeheveld naar lagere overheden of het particulier initiatief. Voor de uitvoering van de sociale zekerheid had deze operatie geen gevolgen. Het onderwerp kwam in de Ministerraad op 18 november 1960.
    De aandacht verdient:
  • nota van het bureau van de secretaris-generaal voor het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand over de taken van de afdeling met een uitgebreide historische uiteenzetting onder meer over de werklozenzorg en -voorzieningen, de voorzieningen voor zelfstandigen, kunstenaars, werkloze hoofdarbeiders en over de taakverdeling tussen rijk en gemeenten over de periode ca. 1900 tot 1960, augustus 1960


  • inv. nr. 52
    5.068.5008
    p. 213
    handeling 15 (instelling landelijke adviescommissies)
    Instelling Centrale Commissie Zelfstandigen, 1956-1960
    Deze commissie werd ingesteld krachtens artikel 32 van de Sociaal-Economische Voorziening voor Zelfstandigen van 1955 en bestond uit vertegenwoordigers van de volgende organisaties:
    • het ministerie van Sociale Zaken c.a.
    • de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
    • het ministerie van Economische Zaken
    • het ministerie van Landbouw c.a.
    • het ministerie van Verkeer en Waterstaat
    De instelling geschiedde bij beschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken van 11 januari 1957. De taak moest bestaan uit advisering, zowel in algemene zin als ten aanzien van verzoeken om herziening ("revisie") van door een gemeentebestuur genomen beslissing
    De aandacht verdient:
    • concepttoespraak van de staatssecretaris bij de installatie van de Commissie te houden op 19 mei 1957


    inv. nr. 81
    5.068.5008
    p. 221
    handeling 23 (ad hoc-commissies die advies uitbrengen)
    Instelling werkgroep ter herziening van de zelfstandigenregeling, 1960
    Dun dossier met notulen van enkele tussen juni en september 1960 gehouden besprekingen en enkele notities over de problematiek van de steun aan noodlijdende zelfstandigen (ook over borgstellingsfondsen). De werkgroep werd in februari 1960 ingesteld door het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand en Complementaire Sociale Voorzieningen.


    inv. nr. 149
    5.068.5008
    p. 223
    handeling 28 (subsidies aan projecten)
    Subsidies uit rijksmiddelen van stichtingen en verenigingen, 1945-1953
    Dit dossier bevat alleen stukken over de eisen waaraan subsidiabele instellingen moeten voldoen, over de procedure die moet worden gevolgd bij het indienen van declaraties bij de afdeling Sociale Bijstand en over de bemoeienissen van het ministerie van Financiën. Geen gegevens over de instellingen, waaraan subsidie werd gegeven.
    De aandacht verdient:
    - beschikking van de minister-president van 22 december 1945, nr. 4, met de voorwaarden waaraan stichtingen moeten voldoen, wanneer zij in aanmerkingen willen komen voor een subsidie van het rijk
    - diverse stukken over wrijvingen tussen de afdeling Sociale Bijstand en het ministerie
    van Financiën over de besteding van reeds op de begroting staande geldmiddelen, 1950


    inv. nr. 72
    5.068.5008
    p. 227
    handeling 29 {regels voor de statistiek)
    Ontwerpformulier Zelfstandigenstatistiek voor het Centraal Bureau voor de Statistiek, 1953-1954
    De afdeling Sociale Bijstand c.a. wenste een uitbreiding van het door het CBS gebruikte formulier en overwoog ook om de gegevens te laten verzamelen door de buitendienst met voorbijgaan van de gemeentebesturen.


    inv. nr. 20
    5.068.5008
    p. 227
    handeling 29
    Samenstelling formulieren voor het verzamelen van gegevens over de complementaire sociale voorzieningen, 1954-1958
    Notities en brieven over statistische gegevens te verstrekken door de gemeenten over de complementaire sociale voorzieningen, met name de sociale werkplaatsen en de zelfstandigenregeling. Het Centraal Bureau voor de Statistiek verwerkte en bewerkte de ingekomen gegevens. Overleg met het CBS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Adviescommissie voor Sociale Zaken van deze vereniging. Modellen van tabellen en formulieren. De statistiek werd in 1956 ingevoerd. Brieven van de gemeenten Naaldwijk en 's-Gravendeel met bezwaren tegen het vele werk dat de nieuwe statistiek hen bezorgde (1956). Statistische gegevens van de rijksconsulent Grote Steden over de aantallen personen opgenomen in de verschillende regelingen in de vier grote steden (per 15 juni 1957). De gegevens zelf bevinden zich niet in dit dossier. De resultaten van het onderzoek bevinden zich bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.


    inv. nr. 60
    5.068.5008
    p. 227
    handeling 29
    Verstrekking van statistische gegevens over de samenstelling van de groep personen aan wie bijstand werd verleend ingevolge de Zelfstandigenregeling aan de Centrale Commissie Zelfstandigen, 1960
    Dit dossier bestaat slechts uit twee brieven


    inv. nr. 37
    5.068.5008
    p. 230
    handeling 33 (taken en bevoegdheden van rijksconsulenten)
    Ontstaan, rayonindeling en reorganisatie van de rijksconsulentschappen, 1945-1964
    In 1946 werd de Rijkscontroledienst voor de Steunverlening omgezet in een gedeconcentreerde buitendienst van de afdeling Sociale Bijstand. Deze bestond uit 6 districten met aan het hoofd een rijksconsulent. Onder hem opereerden adjunct-consulenten en contactambtenaren. In 1962 werd de dienst gereorganiseerd, waardoor er 11 met de provincies samenvallende consulentschappen ontstonden. Het dossier bevat stukken over de indeling van het land en over personeelsaangelegenheden (bevordering, inschaling e.d.).
    De aandacht verdienen:
    • verslag van de werkzaamheden in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht verricht in mei-juni 1945 door de Sociale Verbindingsgroepen (Spearhead Relief Teams) van het Ned. Rode Kruis in opdracht van sectie XIII van het Militair Gezag
      beschrijving van de situatie die werd aangetroffen in het bezette gebied na de bevrijding en van de activiteiten van de Verbindingsgroepen en verder statistische gegevens
    • nota van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister met het voorstel om, nu het Commissariaat Noodvoorziening verdwijnt, een buitendienst op te richten bestaande uit "verbindingsambtenaren" tussen het departement en de lagere overheden, december 1945
    • verslag van besprekingen gehouden in de "geteisterde gebieden" op 18-20 december 1945 naar aanleiding van de overneming van de taken van het Commissariaat Noodvoorziening. Het betreft de provincies Gelderland, Noord-Brabant, Zeeland en Limburg
    • brief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega van Binnenlandse Zaken met het voorstel de indeling in districten te vervangen door 11 met de provincies samenvallende consulentschappen, met antwoord van Binnenlandse Zaken, 30 mei en 17 december 1962
    • circulaire van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan gemeentebesturen en andere belanghebbenden over de hoofdlijnen van de nieuwe organisatie. Met drie verzendlijsten en een overzicht van de sociale werkplaatsen in Nederland per 30 juni 1962


    inv. nrs. 93 en 94
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34 (instructies aan de rijksconsulenten)
    Circulaires aan de Rijksconsulenten, 1946-1967
    Instructies, opdrachten en aanwijzingen gegeven door het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand. Deze zijn zeer gedetailleerd en hebben vaak betrekking op de controle van de financiële en personeelsadministratie van de volgende regelingen:
    • Sociale Voorziening
    • Sociaal Economische Hulpverleningsregeling voor Zelfstandigen
    • Militaire regelingen (gedemobiliseerden)
    • Sociale werkvoorzieningsregeling voor hoofdarbeiders
    • Regeling voor Sociale Bijstand aan Beeldende Kunstenaars
    • Gemeentelijke Sociale Werkvoorzieningsregeling voor handarbeiders
    De controles werden uitgevoerd door de contactambtenaren.
    De aandacht verdienen in inv. nr. 93:
    • instructie ("voorlopige aanwijzingen") voor het onderzoek naar de uitvoering van de sociale bijstands- en arbeidsvoorzieningen, december 1953
    • instructie voor het repressief onderzoek naar de uitvoering van de complementaire sociale voorziening, september 1959
    • aanvulling op voornoemde instructie, februari 1960
    • instelling werkgroep voor de repressieve controle op de uitvoering van de complementaire sociale voorzieningen, januari 1960, gevolgd door notulen, januari-juni 1960 en afgesloten met het eindrapport, augustus 1960
      NB: de werkgroep bleef na die datum bestaan en ging zich ook bezighouden met andere kwesties

    De aandacht verdienen in inv. nr. 94:
    • notulen vergaderingen van de Werkgroep voor Repressieve Controle in verband met de wijziging van de instructie, juli 1961-
    • nieuwe instructie voor het repressief onderzoek met regeling over samenwerking met de afdeling Comptabiliteit, vastgesteld door de directeur van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen op 13 september 1963


    inv. nr. 155
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34 (geven van instructies aan de Rijksconsulenten)
    Handleidingen en instructies voor 'actueel' en repressief onderzoek naar de uitvoering van de complementaire sociale voorzieningen, 1963-1979
    Dit dossier lijkt te overlappen met de inv. nrs. 93 en 94. Het bevat handleidingen en formulieren, voor het grootste deel daterend van na 1967.


    inv. nr. 19
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34
    Verstrekking van statistische gegevens door de gemeenten, 1951-1952
    Vanaf begin 1951 kregen de rijksconsulenten een kopie van de door de gemeenten ingevulde formulieren van het Centraal Bureau voor de Statistiek met gegevens over uitkeringen aan werklozen en zelfstandigen. Doel was de consulenten beter te informeren.
    De aandacht verdient:
    • brief van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand aan het Bureau Algemene Leiding, dhr. Van Dierendonck, waarin hij ageert tegen het plan van het CBS om de statistiek van de sociale zorg te staken, juli 1951


    inv. nr. 164
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34 (het geven van instructies)
    Handelwijze bij fraude, 1954-1964
    Dit dossier bevat hoofdzakelijk een discussie gevoerd binnen de afdeling of en zo ja, op welke wijze, wanneer en bij wie er aangifte moet worden gedaan van strafbare feiten. Notities van mr. H.J. van Schravendijk (bureau Redactie en Jurisprudentie van de onderafdeling Studie en Voorbereiding van de afdeling Sociale Bijstand c.a.), reacties van rijksconsulenten en vergaderingen over dit onderwerp van het Contact 4 Grote Steden gehouden in 1959.
    De aandacht verdienen:
    • nota van mr. Van Schravendijk over aangifte van fraudegevallen, april 1957
    • nota van de voorzitter van voornoemd Contact, dhr. A. Kaan (directeur Sociale Dienst Amsterdam) over dit onderwerp, mei 1958
    • notulen van een vergadering van het Contact 4 Grote Steden van 27 januari 1959 over de problemen die zich voordoen bij het terugvorderen van ten onrechte genoten uitkeringen
    • reactie van mr. Van Schravendijk op voorgaande notulen, april 1959


    inv. nr. 142
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34 (het geven van instructies)
    Kader- of oriënteringsdagen, 1955-1968
    Dergelijke dagen werden een tot enkele malen per jaar gehouden. De agenda bestond doorgaans uit een bepaald onderwerp, terwijl ook werkbezoeken werden afgelegd aan sociale werkplaatsen e.d. Van belang lijkt de kaderdag van december 1964 over de invoering van de Wet Werkloosheidsvoorziening.


    inv. nr. 457
    5.068.5008
    p. 234
    handeling 34 (instructies aan rijksconsulenten)
    Contact tussen de binnen- en de buitendienst, 1958-1964
    De aandacht verdient:
    • nota van E. Kronenburg, consulentcoördinator, voor het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand over de bestaande communicatiestructuur en daarin aan te brengen verbeteringen, september 1958


    inv. nrs. 109 en 111
    5.068.5008
    p. 248
    handeling 520 (informeren van gemeenten over uitvoering van de sociale voorzieningen)
    Circulaires aan de gemeentebesturen over de uitvoering van de sociale voorzieningen, 1945-1967
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dossier.

    Regelingen voor (kleine) zelfstandigen 1943-


    inv. nr. 62
    5.068.5008
    p. 291
    handeling 113 (vaststelling regels bijstand aan bijzondere groepen)
    Kleine zelfstandigen. Regelingen voor, 1943-1947
    Dossier met diverse regelingen in de vorm van circulaires inzake sociaal-economische hulpverlening aan kleine zelfstandigen.


    inv. nr. 66
    5.068.5008
    p. 291
    handeling 113
    Kleine Zelfstandigen. Regeling van 1948, 1948-1952
    Dossier met circulaire aan de gemeentebesturen van 23 juli 1948 nr. C. 7991, Afdeling S.B. net concept, een model van een aanvraagformulier voor hulp ingevolge deze regeling en andere bijbehorende stukken. Deze regeling verving de regelingen van 1943-1947.


    inv. nr. 83
    5.068.5008
    p. 291
    handeling 113 (vaststelling regels bijstand aan bijzondere groepen)
    Kleine Zelfstandigen. Regeling van 1955, 1953-1956
    Herziening van de regeling uit 1948. Opmerkingen en adviezen van de rijksconsulenten, de Ver. van Nederlandse Gemeenten, het Ned. Verbond van Middenstandsverenigingen en de ministeries van Economische Zaken, Landbouw c.a. en Financiën. Reactie op de nieuwe regeling in 'Het Parool' en discussie daarover in de Ministerraad. De nieuwe regeling werd vastgesteld door de staatssecretaris van Sociale Zaken op 5 september 1955 (nr. 6221 Afd. S.B. en C.A.) en verving die van 1948 (inv. nr. 66)
    De aandacht verdient:
    • notitie van de minister van Sociale Zaken aan het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a.. Hij is in de Ministerraad van 21 november 1955 door de minister- president aangevallen op de te royale nieuwe regeling en wenst te vernemen hoe 'Het Parool' aan zijn gegevens is gekomen. De minister was van tevoren niet op de hoogte, 22 november 1955
    • notities van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a. voor de minister met het antwoord op zijn vragen, 22 december 1955 en 28 januari 1956, met een door hem gemaakte conceptbrief aan de minister-president, 5 februari 1956
    • brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president waarin minister Suurhoff stelt dat de aangebrachte wijzigingen niet zo belangrijk waren dat behandeling ervan in de Ministerraad noodzakelijk was, 15 februari 1956


    inv. nr. 74
    5.068.5008
    p. 292
    handeling 113
    Regeling tot sociaal-economische voorzieningen voor zelfstandigen van 1962, 1959-1965
    Het dossier bevat stukken over de voorbereiding van de regeling, en wel: besprekingen binnen het ministerie, behandeling in Centrale Commissie Zelfstandigen, opmerkingen van de buitendienst, interdepartementaal overleg met Landbouw, Financiën, Economische Zaken en Verkeer & Waterstaat, behandeling in Sociale Adviescommissie van de Ver. van Nederlandse Gemeenten en advies van de Commissie Rijksvoorzieningsregelingen van DIVOSA. Het dossier wordt afgesloten met de circulaire van 15 januari 1962 aan de gemeentebesturen
    Van belang is nog:
    • briefwisseling tussen de staatssecretaris van Sociale Zaken en de minister van Maatschappelijk Werk over de vraag of Sociale Zaken overleg heeft gevoerd met Maatschappelijk Werk, 19 en 25 oktober 1961.


    inv. nr. 475
    5.068.5008
    p. 292
    handeling 113
    Totstandkoming Rijksgroepsregeling voor Zelfstandigen, 1962-1967-
    Reeds in januari 1963 stond vast dat de groepsregelingen en dus ook de Zelfstandigen Regeling van 1962 moesten worden vervangen in verband met de inwerkingtreding van de Algemene Bijstandswet (zie deze wet, artikelen 11 en 89). Een in 1959 overeengekomen hield in dat de ministers van Sociale Zaken (als eerste ondertekenaar van de regeling) en Maatschappelijk Werk de regeling moesten ontwerpen, dat deze onder hun naam in het Staatsblad zou komen, maar dat de laatstgenoemde minister hem moest uitvoeren. Sociale Zaken zou de maatregel echter voorbereiden. Op het ministerie van Sociale Zaken was men allerminst gelukkig met dit compromis (zie notitie van mr. Van Schravendijk van januari 1963 in het dossier). Het dossier heeft dezelfde structuur als inv. nr. 74, dus achtereenvolgens: overleg binnen de afdeling, overleg met de minister en andere afdelingen van hetzelfde ministerie, overleg met het ministerie van Maatschappelijk Werk, idem met de Ver. van Nederlandse Gemeenten, behandeling in de Ministerraad, advies van de Raad van State,
    De aandacht verdienen:
    • notitie van mr. Heering voor drie andere ambtenaren van de afdeling over de te volgen procedure rond het overleg met andere departementen en de wijze waarop men met het ministerie van Maatschappelijk Werk zou moeten omgaan, februari 1964
    • notities over wijziging van artikel 11 van het ontwerp van de Algemene Bijstandswet en een aanpassing van de memorie van toelichting van dit ontwerp, juli 1962
    • diverse notities van ambtenaren van de afdeling en van stafafdelingen voor de minister, 1963-1964
    • conceptbrief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega van Maatschappelijk Werk, oktober 1963
    • vragen van het Tweede-Kamerlid Zwanikken (KVP) gedaan tijdens de behandeling van het ontwerp Algemene Bijstandswet, april 1963
    • notitie van de directeur van de hoofdafdeling Complementaire Sociale Voorzieningen voor de minister over de stand van zaken rond de Rijksgroepsregelingen voor Zelfstandigen en voor Werkloze Werknemers, november 1964
    • ontwerp Rijksgroepsregeling van 17 juni 1964
    • ontwerp Rijksgroepsregeling van 27 augustus 1964
    • advies van de Raad van State op de ontwerpen rijksgroepsregeling voor Zelfstandigen en Arbeidsinschakeling Gehandicapten, 23 december 1964
    • "nader rapport" van de ministers van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk aan de koningin met een gewijzigd ontwerp waarin het advies van de Raad van State en de opmerkingen van de Ver. van Nederlandse Gemeenten en de Centrale Commissie Zelfstandigen zijn verwerkt, januari 1965
    • ontwerpen van uitvoeringsbesluiten onder meer instelling van een nieuwe Centrale Commissie Zelfstandigen, december 1964


    inv. nr. 475
    5.068.5008
    p. 292
    handeling 113
    Uitvoering en toepassing Rijksgroepsregeling, 1965-1967-
    De beschrijving spreekt voor zich zelf.


    inv. nr. 21
    5.068.5008
    p. 292
    handeling 113
    Herziening diverse regelingen op het gebied van de complementaire sociale voorzieningen in verband met loonmaatregelen, 1950-1969
    Dit dossier draagt een loontechnisch karakter. Bij de vaststelling van de uitkeringen krachtens de Sociale Voorziening moest het ministerie rekening houden met de lonen in het bedrijfsleven en de uitkeringen krachtens de Armenwet en de volksverzekeringen. Het werd in het algemeen ongewenst geacht dat de uitkeringen krachtens de sociale voorziening die van de Armenwet te dicht bij elkaar kwamen. De meeste maatregelen hielden verband met loonsverhogingen, meer in het bijzonder algemene loonronden, waaraan de uitkeringsbedragen werden aangepast.
    De aandacht verdienen:
    • briefwisseling tussen de minister van Sociale Zaken en zijn collega van Financiën over het feit dat met Financiën niet van tevoren overleg is gepleegd over een wijziging van de Overbruggings- en Socialebijstandsregeling, maart - mei 1950
    • verslag van een bespreking tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Sociale Zaken c.a. en de Commissie Sociale Verzekering van de Stichting van de Arbeid gehouden op 5 oktober 1953 over de gevolgen van de loonsverhoging van 5% per 1 januari 1954 voor de sociale verzekering, 1953
    • vragen van het Tweede-Kamerlid Reuter over verwerking van de opheffing van de consumptiebeperking en compensatie voor de huurverhoging voor de uitkering krachtens de Armenwet en de Sociale Voorziening A en B, november 1953
    • gegevens verschaft door het Voorlichtingsbureau van de Voedingsraad en het Centraal Bureau voor de Statistiek over resp. voedingsbudgetten en de prijzen van levensmiddelen, 1954
    • advies van de Stichting van de Arbeid aan de staatssecretaris van Sociale Zaken over verhoging van diverse sociale uitkeringen in verband met de jongste loonronde, augustus 1956
    • notitie van NN voor het hoofd van de afdeling Sociale Verzekering, dhr. A.C.M. van de Ven over de noodzaak de regelingen te incorporeren in een wet, onder meer teneinde ze uit de sfeer van de armenwet te halen, september 1956
    • notitie van Leo V. Vladár voor de heren De Leeuw en Heering (afdeling Complementaire Sociale Voorzieningen) met gegevens middels een telefonische enquête verkregen over de uitkeringen krachtens de Armenwet in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Maastricht, Nijmegen, Breda, Enschede, Leeuwarden, Vlissingen, Zwolle en Apeldoorn, juli 1962
    • resultaten van een onderzoek naar de inkomenspositie van personen opgenomen in de Sociale Voorziening, groepen A en B, en de Zelfstandigenregeling groep II, peildatum 28 juli 1962
      NB: onderzocht werden negen gemeenten nl Groningen, Emmen, Arnhem, Nijmegen, Alkmaar, Leiden, 's-Hertogenbosch, Maastricht en Amsterdam; het onderzoek hield verband met het feit dat de uitkeringen krachtens de Armenwet hoger dreigden te worden dan die krachtens de diverse sociale voorzieningsregelingen; zie over dit probleem ook de inv. nrs. 365 en 366



    inv. nrs. 2 en 7
    5.068.5055
    p. 313
    handeling 134 (adviseren van de minister)
    Notulen van de Centrale Commissie Zelfstandigen, 1957-1963 (inv. nr. 7) en 1964-1971 (inv. nr. 2)
    Deze commissie, in de stukken vaak aangeduid als C.C.Z., ontstond in of kort na 1943 en behandelde kwesties rond door de gemeenten afgewezen verzoeken om steun (de z.g. revisie). De steun bestond meestal uit renteloze leningen, leningen tegen een lage rente of bedragen " à fonds perdu". In 1955 werd de Commissie uitgebreid met vertegenwoordigers van de Ver. van Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Landbouw c.a.. In 1965 kwamen daar vertegenwoordigers van de ministeries van Maatschappelijk Werk en Verkeer c.a. en enkele bedrijfsschappen. Aanvankelijk werd enkele malen per jaar vergaderd, rond 1965 gebeurde dat maandelijks. Vanaf 1 januari 1965 had de Commissie een enigszins gewijzigde samenstelling en gaf zij adviezen aan de ministers van Maatschappelijk Werk en Sociale Zaken c.a. "in de gevallen, waarin bij of krachtens dit besluit haar advies wordt vereist, en voorts, hetzij op verzoek hetzij uit eigen beweging, omtrent onderwerpen, welke verband houden met dit besluit" (art. 29). Een andere verandering was dat voortaan alle ter advisering binnengekomen gevallen door de Commissie behandeld moesten worden en dat niet meer, zoals tot dan toe wel gebeurde, "zeer speciale gevallen" aan een of enkele leden mochten worden toevertrouwd. De adviezen zijn vanaf dit moment afzonderlijk genotuleerd. In de loop der jaren worden deze geleidelijk uitvoeriger.
    De Commissie bestond per 1 januari 1965 uit vertegenwoordigers van:
    • de Ver. van Nederlandse Gemeenten
    • het Hoofdbedrijfsschap voor de Detailhandel, het Hoofdbedrijfsschap Ambachten, het Landbouwschap, het Visserijschap, de Stichting Particuliere Binnenvaart
    • de ministeries van Sociale Zaken c.a., Maatschappelijk Werk, Economische Zaken, Verkeer c.a., en Landbouw c.a. (dit ministerie vaardigde ambtenaren af voor de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij)
    De CCZ vergaderde voor het eerst op 4 juni 1957 (uit: notulen van deze vergadering). We moeten aannemen dat de vergaderingen van voor die datum niet genotuleerd zijn.
    De notulen handelen over: bepaalde groepen, zoals kooltelers, oesterkwekers, vlassers, schippers, gedupeerden door de Deltawerken etc. en de samenstelling van de Commissie, herziening van de Zelfstandigenregeling. Een groot deel van de notulen betreft revisiegevallen. Naar verhouding zijn landelijke gebieden en kleine gemeenten over- en de vier grote steden ondervertegenwoordigd. Vaak vroeg de Commissie inlichtingen bij de gemeente op alvorens tot een eindbeslissing te komen. De vergaderingen van 24 januari en 7 februari 1962 waren uitsluitend gewijd aan het ontwerp Algemene Bijstandswet.

    Overbruggingsregelingen en Sociale Bijstandsregelingen, 1945-


    inv. nrs. 183 en 18
    5.068.5008
    p. 349
    handeling 243 (vaststellen regelingen werkloze werknemers)
    Overbruggingsregelingen en Sociale Bijstandsregelingen, 1945-1951
    Het gaat om twee soorten regelingen, namelijk
    a) Sedert december 1944 getroffen regelingen tot steun aan werkloze arbeiders die geen recht meer hadden op wachtgeld of moeilijk plaatsbaar waren, aan kleine zelfstandigen en aan politieke delinquenten. Deze regelingen kregen de naam van Overbruggingsregeling A en B (vaak afgekort als "O.U.") en kwamen in de plaats van de vooroorlogse steunregeling.
    b) De al bestaande Sociale Bijstandsregeling voor werklozen die in principe in werking trad, wanneer geen recht meer bestond op een overbruggingsuitkering. De afkorting luidt "S.B.".
    De regelingen werden door de minister van Sociale Zaken vastgesteld, hadden de vorm van een circulaire en werden herhaaldelijk gewijzigd en verfijnd.
    Het dossier bevat diverse conceptregelingen en correspondentie daarover met de minister en tussen ambtenaren onderling. Er bestond in de periode ca. 1944-1952 geen werkloosheidsuitkering, omdat het oude systeem van door vakverenigingen beheerde werklozenkassen tijdens de bezetting in het ongerede was geraakt en de Werkloosheidswet van 1949 pas op 1 juli 1952 in werking trad. De uitkeringen maakten steeds een onderscheid tussen kostwinners en niet-kostwinners, tussen gehuwd en alleenstaand en tussen inwonenden en uitwonenden. Andere kernbegrippen waren: valide en bonafide, onvrijwillig of vrijwillig werkloos, Nederlander of niet-Nederlander, leeftijd, moeilijk plaatsbaar of niet. De uitkeringspercentages liepen uiteen van 20% tot 80% van het door het College van Rijksbemiddelaars goedgekeurde loon. Van beslissingen kon "revisie" worden aangevraagd, in eerste instantie bij een Plaatselijke Revisie-instantie en daarna bij de Centrale Revisie-instantie gehuisvest in het ministerie van Sociale Zaken. Veel stof tot discussie gaf de aansluiting van deze regelingen op de sociale verzekeringen en de Armenwet. Het dossier bevat nogal wat casussen.
    De twee inv. nrs. handelen over dezelfde regelingen
    De aandacht verdienen in inv. nr. 183
    • wachtgeldregeling voor het bevrijde gebied vastgesteld door de minister van Sociale Zaken, 20 december 1944
    • verordening van de Chef Staf van het Militair Gezag aangaande de overbruggingsuitkering, 18 mei 1945x
      NB: de steunregeling voor werkloze arbeiders van 15 januari 1932 werd tijdelijk buiten toepassing gelaten
    • brief van NN aan mr. J.H.J. Schouten van het ministerie van Sociale Zaken met kritiek op de steunregeling van het Militair Gezag, 2 juli 1945
      NB: de anonieme schrijver verwijst naar 'mijn boek' en maakt er bezwaar tegen dat armlastigen wederom als tweederangsburgers worden beschouwd
    • wijziging van de regeling overbruggingsuitkering van 18 mei 1945, 29 september 1945
    • brief van de Raad van Vakcentralen met klachten en kritiek op de overbruggingsregelingen, maart 1946
    • artikel van J.C.. van Dam "De overbruggingsuitkeering" in: Weekblad voor Gemeentebelangen, 2 november 1945
    • notitie door NN over de gedragslijn in te nemen door de afdeling Sociale Bijstand ten aanzien van de Eenheids Vakcentrale, [zomer 1945]
    • brief van de Raad van Vakcentralen aan de minister van Sociale Zaken met het verzoek de vakorganisaties in te schakelen bij de verstrekking van de uitkering, augustus 1945, met afwijzend antwoord van de minister
    • notitie van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken in verband met een brief van het Verbond van Werkers over de inschakeling van vakbonden bij de uitbetaling, met kanttekening van de minister, december 1945; hierna volgen verscheidene brieven van andere vakbonden waaronder de Eenheids Vakcentrale en afdelingen daarvan met het verzoek de uitbetaling door hen te laten geschieden en andere stukken waaronder ambtelijke notities over deze zaak, 1946-1947
    • stukken over uitbetaling van de overbruggingsuitkering aan politieke delinquenten, 1945-1946
    • brief van de minister van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen met een lijst van beroepen die van de overbruggingsuitkeringen kunnen worden uitgesloten, november 1945
    • brieven van enkele gemeentebesturen met de mededeling dat zij wegens de krapte op de arbeidsmarkt besloten hebben de regeling overbruggingsuitkering buiten werking te stellen, 1947
    • staking van zeelieden in Amsterdam en Rotterdam, 1946
    • circulaire van de minister van Sociale Zaken aan de burgemeesters dat werknemers die een overbruggingsuitkering ontvangen tevens verplicht in het ziekenfonds verzekerd zijn, 28 juni 1945
    • "Algemeene regelen inzake subsidieering van wachtgelduitkeeringen (wachtgeldregeling)" vastgesteld door de minister van Sociale Zaken op 7 december 1945
    De aandacht verdienen in inv. nr. 18:
    • adviezen van de Ver. van Nederlandse Gemeenten, de Stichting van de Arbeid en van de "Commissie van Leiders van Sociale Diensten der 9 groote Gemeenten" over een conceptregeling, november 1946
    • diverse adviezen en suggesties van de Raad van Vakcentralen over de Overbruggingsregeling, 1946-1949
    • conceptregelingen mei en juli 1947
    • verzoek van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand aan de rijksconsulenten om hun mening en advies over de Overbruggingsregeling en de Sociale Bijstandsregeling en de verhouding tussen deze regelingen en de armenzorg, met antwoorden, juli- augustus 1948
    • Overbruggingsregeling vastgesteld op 29 december 1948
    • bezwaren van de "Commissie van Leiders van de Gemeentelijke Diensten voor Sociale Zaken in de Grote Gemeenten" tegen de beide regelingen, mei 1949
    • Sociale Bijstandsregeling vastgesteld op 28 januari 1950
    • wijziging van de Overbruggingsuitkering, 28 januari 1950
    • nota van het Bureau voor Loononderzoek van het ministerie over de vraag of de normen van de Sociale Bijstandsregeling toereikend konden worden geacht voor het minimum levensonderhoud, met veel statistische gegevens, februari 1950
      NB: de gegevens werden verkregen door het ministerie in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek
    • .



    inv. nr. 167
    5.068.5008
    p. 349
    handeling 243 (vaststellen regelingen werkloze werknemers)
    Sociale Voorzieningsregeling voor werkloze werknemers, 1952-1962
    De Werkloosheidswet van 1949 die op 1 juli 1952 in werking trad maakte een nieuwe regeling noodzakelijk. Deze werd vaak afgekort als "S.V.".
    De aandacht verdienen:
    • circulaire aan de gemeentebesturen met de regeling vastgesteld op 13 juni 1952
    • circulaire aan de gemeentebesturen met de regeling vastgesteld op 12 april 1955
    • circulaire aan de gemeentebesturen met de regeling vastgesteld op 15 januari 1962
    • notitie bestemd voor het koffie-uurtje door "AH" over een mogelijke herziening van de Sociale Bijstandsregeling, juni 1959
    • notities (2) van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a. voor de staatssecretaris in verband met een door hem te voeren gesprek met de drie vakcentralen (CNV, KAB en NVV) over een herziening van de regeling, juli en september 1959
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a. bestemd voor het koffie-uurtje over de herziening van de regeling, september 1959
    • advies van de Centrale Revisie- en Contact Instantie over een herziening van de regeling, 25 januari 1960
    • aantekening over een bespreking met vertegenwoordigers van enkele gemeenten over het conceptadvies van de Centrale Revisie- en Contact Instantie, 15 januari 1960
    • advies van de Centrale Revisie- en Contact Instantie,
    • advies van het ministerie van Financiën en bijbehorende stukken, februari-maart 1960
    • circulaire van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen over een structuurwijziging in de Sociale Voorziening, 1 april 1960
    • rapport van de ambtelijke werkgroep Sociale Voorziening met een evaluatie van de Plaatselijke Contact Commissie en de Plaatselijke Revisie- en Contact Instantie, juni 1960


    De hierna volgende, meestal dunne dossiers gaan steeds over de uitwerking en de interpretatie van de regelingen O.U., S.B. en S.V. Veel casuïstiek.

    inv. nr. 192
    5.068.5008
    p. 349
    Zondagsarbeid, 1949-1951
    Dit dossier handelt over enige personen wonend in de gemeenten Brakel en Poederoyen en Zuilichem (Bommelerwaard), die geen Overbruggingsuitkering ontvingen omdat zij hen aangeboden passend werk op een zondag om principiële/religieuze reden hadden geweigerd. De zaak kwam voor de Plaatselijke Revisie Instantie.
    De aandacht verdienen:
    • notulen van de vergadering van de Plaatselijke Revisie Instantie te Zuilichem van 19 januari 1951
    • notulen van de vergadering van de Plaatselijke Revisie Instantie te Brakel c.a. op 19 januari 1951
    • rapport van de contactambtenaar over een bezoek afgelegd aan de Revisie Instantie te Brakel en Poederoyen, februari 1951
      NB: in de kantlijn is geschreven "Zich verschuilende achter "principiële bezwaren" tonen deze mannen !! dusdanig weinig verantwoordelijkheidsbesef, dat naar mijn mening de aanvankelijke stopzetting der hulpverlening alleszins aanvaardbaar is te achten"
    • brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan B&W van de gemeenten Brakel, Poederoyen en Zuilichem, waarin hij laat weten dat deze gevallen alsnog zullen worden behandeld in de Commissie van Advies van het betrokken Gewestelijk Arbeidsbureau, april 1951


    inv. nr. 194
    5.068.5008
    p. 348
    Gehuwde vrouwen, 1955-1956
    Dossier met enkele stukken over de opneming van gehuwde vrouwen in de Sociale Voorzieningsregeling.
    De aandacht verdienen:
    • brief van de contactambtenaar over het in Den Haag gevoerde beleid, waarbij vrouwen die door hun echtgenoot zijn verlaten, maar nog niet zijn gescheiden in aanmerking kunnen komen voor de Sociale Voorziening, november 1955
    • Knipsel uit "Het Parool" van 12 oktober 1955 over een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waardoor het recht van getrouwde vrouwen op een WW-uitkering op losse schroeven komt te staan


    inv. nr. 196
    5.068.5008
    p. 348
    Thuisinwonenden, 1955-1959
    Dit dossier handelt over de uitkering krachtens de Sociale Voorziening aan ongehuwde, thuis-inwonende werknemers, die werkloos waren geworden. Deze personen, onder wie zich veel gehandicapten bevonden, kregen slechts voor een korte periode een lagere uitkering dan anderen en dat alleen wanneer zij 25 jaar of ouder waren. Zij kwamen daardoor vaak ten laste van hun ouders. Bovendien lag deze uitkering vaak beneden die krachtens de Armenwet. Na discussie met het ministerie van Financiën kwam de zaak tot twee maal toe in de Ministerraad, waarna de regeling ten gunste van deze groep werd aangepast.
    De aandacht verdienen:
    • conceptnotitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand c.a. voor de minister van Sociale Zaken, waarin de zaak voor het eerst aan de orde werd gesteld, augustus 1956
    • vragen van het Tweede-Kamerlid dhr. Gortzak (CPN) over deze zaak, met antwoord, maart 1958
    • brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over een wijziging van de Sociale Voorzieningsregeling en het verzet van Financiën daartegen, 14 juli 1958
    • brief van de minister van Financiën aan de Ministerraad met zijn standpunt in deze zaak, 24 juli 1958
    • uittreksel uit de notulen van de Ministerraad van 19 september 1958
    • uittreksel uit de notulen van de Ministerraad van 13 februari 1959
      NB: de zaak kwam opnieuw aan de orde omdat de tekst van de circulaire aan de gemeentebesturen afweek van de tekst van de notulen van de Ministerraad en het ministerie van Financiën (i.e. dhr. W. Drees jr.) zich hiertegen verzetten.
    • uitslagen van een enquête gehouden onder 40 gemeenten naar deze groep van "thuis- inwonenden", augustus 1958


    inv. nr. 199
    5.068.5008
    p. 349
    Wethouders, 1956
    Zie inv. nr. 284


    inv. nr. 209
    5.068.5008
    p. 348
    Uitkering ingeval van concubinaat, 1956-1961
    Dit dossier handelt over het voornemen van het ministerie een landelijke regeling te treffen voor werknemers die in concubinaat leven. Binnen de afdeling was niet iedereen het daarmee eens en ook de Ver. van Nederlandse Gemeenten, die door de staatssecretaris van Sociale Zaken om advies werd gevraagd, had niet zo'n behoefte aan een algemene regeling.


    inv. nr. 220
    5.068.5008
    p. 348
    Inhouding alimentatiebedragen op de uitkering, 1960
    Dossier bestaande uit slechts één stuk, namelijk een notitie van NN voor mr. Heering, medewerker van de afdeling Sociale Bijstand, over het feit dat wanneer in Den Haag de alimentatie-uitkering wordt ingehouden op de uitkering, degene die alimentatie moet betalen daar dan meestal mee ophoudt, zodat de ex-echtgenoot profiteert van de Sociale Voorzieningsregeling.


    inv. nr. 245
    5.068.5008
    p. 347
    Wijze van uitbetaling, 1947-1952
    Bovenstaande beschrijving doet geen recht aan de inhoud van dit dossier. In 1949 bepaalde de minister van Sociale Zaken dat vakorganisaties, die aangesloten waren bij de Stichting van de Arbeid door de gemeentebesturen betrokken konden worden bij de uitbetaling van de uitkeringen. Enkele niet bij de Stichting aangesloten vakbonden en vakcentrales verzochten daarop toch te mogen participeren in de uitbetaling. Dit werd doorgaans geweigerd. Het betrof onder meer: de communistische Eenheids Vak Centrale, het syndicalistische in Rotterdam gevestigde Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties, de neutrale Nederlandse Vak Centrale en de N.O.M.A. (Nederlandse Organisatie van Musici en Artiesten).
    De aandacht verdienen:
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken over de inschakeling van vakorganisaties bij de uitbetaling van werklozenuitkeringen, met vermelding van de zakelijke en de politieke overwegingen, 9 mei 1949
    • circulaire van de minister van Sociale Zaken aan de Ver. van Nederlandse Gemeenten (Adviescommissie voor Sociale Zaken) met de mededeling dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat een of meer bij de Stichting van de Arbeid aangesloten vakorganisaties wordt ingeschakeld bij de uitbetaling van de uitkeringen, 10 augustus 1949
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken over het verzoek van de N.O.M.A., 24 augustus 1949. Met aantekening van het hoofd van de afdeling Arbeidersbescherming die het met dit advies niet eens is, 30 augustus 1949
    • rekest van de voorzitter van de N.O.M.A., Henri Nolles, hofartiest te Den Haag, aan de minister van Sociale Zaken, waarin hij zich beroept op het in San Francisco 1948 gesloten verdrag aangaande de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen, februari 1950
    • brief van de minister van Sociale Zaken aan de N.O.M.A. met afwijzend antwoord op voornoemd rekest, maart 1950
    • statuten en reglementen van het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (O.V.B.) vastgesteld op 16 en 17 oktober 1948
    • brief van het O.V.B. aan het ministerie van Sociale Zaken met het verzoek om een onderhoud; het Verbond wil op gelijke voet worden behandeld met de bij de Stichting van de Arbeid aangesloten vakorganisaties, 16 november 1949. Met afwijzend antwoord van de minister, 18 januari 1950
    • notitie van staatssecretaris Van Rhijn voor de minister met het advies niet aan het verzoek van de O.V.B. tegemoet te komen, omdat deze organisatie syndicalistisch is en zich niet constructief opstelt, 28 november 1951 (Van Rhijn sprak hierover met dhr. Laan, secretaris van de Centrale Bond van Transportarbeiders te Rotterdam)


    inv. nr. 245
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering bij hogere verdiensten, 1946-1949
    De afdeling Sociale Bijstand meende dat wanneer bij tijdelijk, aan het seizoen gebonden werk, hoge lonen werden uitbetaald, voor aanvragers van een uitkering een wachttijd moest gelden.


    inv. nr. 248
    5.068.5008
    p. 346
    Cumulatie uitkering en pensioen, 1950-1953
    Correspondentie tussen de ministeries van Sociale Zaken c.a. en Oorlog over de cumulatie van militaire pensioenen en sociale uitkeringen.


    inv. nr. 249
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering krachtens de Overbruggingsregeling aan bouwvakarbeiders bij onvoldoende vakantiebonnen, 1945-1951
    Volgens de CAO kregen bouwvakarbeiders jaarlijks één week onbetaalde vakantie. Voor iedere gewerkte week ontvingen zij in plaats daarvan een vakantiebon. De waarde daarvan woog doorgaans op tegen de loonderving. Minister van Sociale Zaken Drees besloot in 1945 dat bij een tekort aan vakantiebonnen dit kon worden aangevuld uit de overbruggings-uitkering. In de jaren daarna volgde men de koers dat zo'n tekort in de eerste plaats een zaak van het bedrijfsleven was. Het dossier bestaat grotendeels uit circulaires aan de gemeentebesturen en daarnaast uit vragen van de kamerleden Biewenga (Eerste Kamer, 1947; ARP) en Van Haken (Tweede Kamer, 1951). Enkele stukken over de landarbeiders.
    De aandacht verdienen:
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken met het voorstel dit jaar wegens de strenge winter van 1946/47 het tekort aan te vullen met een Overbruggingsuitkeringen maar overigens geen wijziging aan te brengen in het gevoerde beleid, juni 1947

    inv. nr. 214
    p. 348
    Idem onderwerp, 1952-1961
    In deze periode deed het hierboven beschreven probleem zich vooral voor bij de arbeiders die ingezet waren bij de D.U.W. (werkverschaffing).
    De aandacht verdient:
    • voorontwerp van een Vacantiewet, augustus 1954


    inv. nr. 250
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering bij regen of vorstverlet, 1945-1953
    Het dossier bestaat uit circulaires aan de gemeentebesturen met regelingen en interpretaties daarvan en uit correspondentie over enkele bedrijven waaronder enige waterschappen en over het z.g. zwarte corps (bediening van machines in weg- en waterbouw, leggen van buizen en kabels). De minister stond op het standpunt dat vorstverlet in de eerste plaats een zaak was van het bedrijfsleven zelf, maar onder bepaalde omstandigheden mochten de gemeenten deze werklozen opnemen in de Overbruggingsregeling.


    inv. nr. 251
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering na het ondergaan van een gevangenisstraf, 1949-1950
    Wanneer zij zich gerehabiliteerd hadden, konden veroordeelden in aanmerking komen voor een Overbruggingsuitkering. Deze gevallen werden behandeld in de Plaatselijke Revisie en Contact Commissie


    inv. nr. 252
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering bij overplaatsing of verhuizing, 1947-1949
    Dun dossier met twee casussen.


    inv. nr. 255
    5.068.5008
    p. 347
    Vergoeding reiskosten, 1949
    Het betreft een notitie van een contactambtenaar over de grote werkloosheid op Overflakkee en de geringe geneigdheid van de bewoners daar om naar elders te verhuizen, september 1949


    inv. nr. 256
    5.068.5008
    p. 346
    Kinderbijslag, 1947-1952
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dunne dossier.
    De aandacht verdienen:
    • notitie van NN over natuurlijke kinderen die volgens een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juni 1947 geen recht op kinderbijslag hebben, 1947
    • krantenknipsel over een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over "concubinaat en kinderbijslag" , 1948
    • notitie van een rijksconsulent over het gebruik van kinderbijslaglijsten als middel tot controle van hen die een O.B.- of S.B.-uitkering hebben, november 1950
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand over diverse kwesties onder meer over toekenning van kinderbijslag aan mannen en vrouwen die gescheiden zijn, februari 1951
    • brief van de Ver. van Nederlandse Gemeenten aan de minister van Sociale Zaken over toekenning van kinderbijslag aan kinderen van gescheiden ouders, maart 1951, met antwoord van de minister, 27 november 1951


    inv. nr. 257
    5.068.5008
    p. 346
    Toekenning bevallingsgeld, 1946-1950,
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dunne dossier.
    Krachtens artikel 37 en 55 van de Ziektewet kon aan verzekerden kraamgeld (Fl. 55) worden uitgekeerd. Het dossier handelt over bijzondere gevallen en de vraag of ook dan kraamgeld mocht worden uitgekeerd.


    inv. nr. 258
    5.068.5008
    p. 347
    Verstrekking brandstoffentoeslag, 1946-1949
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dunne dossier.


    inv. nr. 259
    5.068.5008
    p. 346
    Evacuatievergoeding, 1945-1946
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dunne dossier


    inv. nr. 260
    5.068.5008
    p. 347
    Toepassing na beëindiging uitkering Ziektewet, 1950-1951
    De inventarisbeschrijving stemt overeen met de inhoud van dit dunne dossier


    inv. nr. 263
    5.068.5008
    p. 347
    Verstrekking bijzondere sociale bijstand, 1950-1952
    Diverse stukken met richtlijnen over de verstrekking krachtens rubriek J van de regeling, meestal afkomstig van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand en bestemd voor de rijksconsulenten.
    De aandacht verdient:
    • notitie van het afdelingshoofd voor de rijksconsulenten over de maatstaven te hanteren bij de toekenning van bijzondere sociale bijstand, september 1950


    inv. nr. 264
    5.068.5008
    p. 347
    Woningbezit, 1951-1952
    Dossier over de vraag of bouwvakarbeiders die in hun vrije tijd zonder uitbetaling van loon werken aan de bouw van een voor henzelf bestemde woning (een in Culemborg uitgevoerd experiment) recht hebben op een Overbruggingsuitkering, 1951-1952.
    NB: het CNV was tegen dit experiment ("beunhazerij"), de rijksconsulent voor.


    inv. nr. 265
    5.068.5008
    p. 346
    Reserveringen en sparen, 1951-1952
    Briefwisseling tussen de afdeling Sociale Bijstand c.a. en de gemeente Arnhem over de wens van de gemeente een spaarregeling in te voeren die het inwonende kinderen mogelijk maakt te sparen voor hun uitzet en de ontwikkeling van hun loopbaan, 1951-1952. Met statistische gegevens van de gemeente Arnhem en de gemeentelijke dienst voor sociale zaken te Amsterdam, over prijzen van eerste levensbehoeften en statistische gegevens over de steunnormen in 11 grote gemeenten. Het ministerie was tegen de Arnhemse voorstellen.


    inv. nr. 266
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering bij staking, 1947-1953
    Dun dossier met onder meer enkele notities van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken over het te voeren beleid bij stakingen. In principe werd geen hulp verleend aan stakers en ook niet aan hen die als gevolg van een staking werkloos werden. Minister Drees van Sociale Zaken wilde immers voorkomen dat staken werd bevorderd.
    De aandacht verdienen:
    • drie notities van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken c.a. over het in dit soort zaken gevoerde beleid, juni 1949 en maart 1951




    inv. nr. 267
    5.068.5008
    p. 346
    Opneming in de regeling, 1947-1951
    Dun dossier met enkele kwesties die onder de noemer 'opneming in de regeling' zijn gebracht.
    De aandacht verdient:
    • brief van het Landelijk Bureau voor Rechtsbijstand der Eenheidsvakcentrale aan het ministerie van Sociale Zaken over arbeiders die buiten hun schuld ontslagen worden en hiertegen protest aantekenen en vervolgens van de gemeenten geen overbruggingsuitkering ontvangen, 8 augustus 1949. Met aantekening in de kantlijn "We behoeven deze algemeene brieven van EVC niet te beantwoorden. Wel questie bezien".


    inv. nr. 268
    5.068.5008
    p. 346
    Fraude met betrekking tot ten onrechte genoten uitkeringen, 1948-1978
    Dit dossier bestaat uit zes brieven gewisseld tussen de ministeries van Sociale Zaken en Justitie en het kabinet van de minister-president over vervolging van fraudeurs. Daarop volgen stukken uit de jaren 1973 en volgende.


    inv. nr. 269
    5.068.5008
    p. 347
    Uitkering bij ontslag op staande voet, 1949-1952
    Personen die vrijwillig of door eigen schuld werkloos waren geworden, konden niet worden opgenomen in de Overbruggingsregeling of de Sociale Bijstandsregeling. Het dunne dossier bevat enkele casussen, waarbij het er vooral om ging dat werknemers het erop aanlegden onvrijwillig ontslag te krijgen, zodat ze recht kregen op een uitkering.
    Illustratief voor dit soort problemen is:
    • notitie van de adjunct-consulent te Rotterdam voor de afdeling Sociale Bijstand c.a. over ontslag op staande voet voor met name "vrouwelijk personeel in fabrieken, huishouding, etc.", februari 1950


    inv. nr. 281
    5.068.5008
    p. 346
    Korting op de uitkering bij inkomsten uit nevenwerkzaamheden, 1946-1949
    Dit dossier bestaat maar uit enkele stukken namelijk briefwisseling tussen het ministerie van Sociale Zaken enerzijds en de gemeente Amsterdam en DIVOSA anderzijds over details van de geldende regeling.


    inv. nr. 284
    5.068.5008
    p. 346
    Ten aanzien van verschillende beroepsgroepen, 1946-1956
    De meeste dossiers in deze map handelen over de vraag of personen die een overbruggingsuitkering hebben bepaalde werkzaamheden mogen verrichten. Een dossier gaat over de vraag of loonslachters opgenomen kunnen worden in deze regeling. De volgende beroepen of bijzondere groepen komen in dit dossier voor: biezenvlechters (Genemuiden), DUW-arbeiders, gerepatrieerden, hulpbestellers bij de posterijen, sneeuwruimers, loonslachters, transportarbeiders en wethouders [sic].
    Zie over wethouders ook inv. nr. 199 met daarin
    • een brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister van Binnenlandse Zaken c.a. met het verzoek over dit punt een kroonbeslissing uit te lokken, november 1956.


    inv. nr. 286
    5.068.5008
    p. 346
    Ten aanzien van politieke delinquenten, 1949-1950
    Dossier met enkele stukken over opneming van ex-SS'ers in de Overbruggingsregeling en de Sociale Bijstandsregeling


    inv. nr. 287
    5.068.5008
    p. 346
    Ten aanzien van Rijksduitsers, 1950-1952
    Dossier met enkele stukken over opname van personen met de Duitse nationaliteit, die overigens "bonafide" zijn, in de Overbruggingsregeling en de Sociale Bijstandsregeling.


    inv. nr. 288
    5.068.5008
    p. 346
    Ten aanzien van vrouwen, 1947-1950
    Dossier met enkele stukken over de opneming vanaf 1950 (circulaire van de minister van Sociale Zaken van 28 januari 1950, nr. 32, afd. S.B.) van werkloze vrouwen in de Overbruggingsregeling en Sociale Bijstandsregeling. Deze maatregel hield verband met de inwerkingtreding van de Werkloosheidswet (1949).
    de aandacht verdienen:
    • circulaire van 28 januari 1950 (zie boven)
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand aan de staatssecretaris van Sociale Zaken over het aantal vrouwen dat sinds januari 1950 in de regelingen is opgenomen, dit omdat het ministerie van Financiën zich zorgen maakt dat dit aantal sterk zal oplopen, 20 mei 1950
    • brief van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand aan het ministerie van Financiën over het aantal per 31 augustus 1950 in de beide regelingen opgenomen vrouwelijke werknemers, 25 september 1950


    inv. nrs. 200-202
    5.068.5008
    p. 350
    handeling 249 (adviseren van de minister inzake revisiekwesties)
    Notulen en vergaderstukken van de Centrale Revisie en Contact Instantie, 1952-1964
    Reeds 1948 bestond er een Permanente Contact Commissie waarin vertegenwoordigers van de overheid en van de vakbeweging overleg voerden over de werklozenzorg. In 1948 werd dit contact uitgebreid met een vertegenwoordiger van de Ver. van Nederlandse Gemeenten, waardoor de Centrale Revisie en Contact Instantie ontstond. De Commissie vergaderde min of meer maandelijks. De meeste, in de jaren zestig zelfs bijna alle, agendapunten betroffen de gemeentelijke sociale werkplaatsen. Anders dan bij de Centrale Commissie Zelfstandigen werden hier nauwelijks individuele gevallen behandeld.
    Het dossier begint met de notulen van de 44ste vergadering gehouden op 18 juni 1952. De commissie bestond toen uit vertegenwoordigers van:
    de vakcentralen CNV, KAB en NVV
    de Ver. van Nederlandse Gemeenten
    het Rijksarbeidsbureau
    de afdeling Sociale Bijstand
    de afdeling Arbeidsverhoudingen, beide laatsten van het ministerie van Sociale Zaken c.a.
    Niet duidelijk is waar zich de notulen van de eerste 43 vergaderingen bevinden.


    inv. nr. 10
    p. 463
    5.068.5008
    handeling 515 (uitvoering van hulp in natura aan minvermogen)
    Bureau Zeevisch te IJmuiden. Algemeen, 1945-1949
    Dit bureau vond zijn oorsprong in het verstrekken van steun in natura aan werklozen en armlastigen in de jaren dertig. Zij kregen van het rijk bijvoorbeeld vlees in blik en vanaf 1936 tegen zeer lage prijzen ook gebakken vis en z.g. viskroketten. Deze werd vervaardigd door het onder het ministerie van Sociale Zaken, Rijksdienst voor de Levensmiddelenvoorziening vallende Bureau Zeevisch te IJmuiden. In april 1941 werd het bedrijfje heropgericht. In 1944 werden de gebouwen gebombardeerd, maar in de zomer van 1945 werd de productie hervat. Na de bevrijding kwam het bureau te vallen onder de afdeling Sociale Bijstand. Het Bureau verkeerde vanaf dat moment voortdurend in moeilijkheden, enerzijds omdat het met verlies draaide, anderzijds doordat het bedrijfsleven ageerde tegen de in zijn ogen oneerlijke concurrentie.. Minister Drees besloot het bureau niettemin te handhaven, mits het op een zakelijke wijze zou worden geleid, tegen lagere prijzen een kwalitatief goed product zou leveren en self supporting zou zijn. In de zomer van 1945 werd de vis geleverd aan armlastigen, personen verblijvend in gestichten, oorlogsslachtoffers, gerepatriëerden, arbeiders in vitale bedrijven zoals de spoorwegen e.d. en aan door de oorlog geteisterde gebieden, zoals de gemeente Groesbeek. In een later stuk wordt melding gemaakt van levering van vis aan enkele steden in Holland. In juni 1949 werd besloten het verliesgevende bureau te liquideren. De opstallen en inventaris werden overgedaan aan een particulier bedrijf.
    Het dossier bevat nogal wat rapportages aan ambtenaren en aan de minister van Sociale Zaken.
    Het Bureau Zeevisch was in zekere zin een curiosum, omdat steun in natura in de loop van de twintigste eeuw steeds meer een marginaal verschijnsel werd en het rijk de visbakkerij zelf exploiteerde.
    De aandacht verdienen:
    • brief van dhr. Van den Dop aan dhr. Van den Oever, wethouder van Sociale Zaken in Den Haag, waarin hij zijn hulp inroept tegen het dreigende voornemen het bureau op te heffen en zich beklaagt over tegenwerking
    • notitie van dhr. Van den Dop, chef van het bureau, waarin hij probeert aan te tonen waarom het bureau moet blijven bestaan, z.j. [zomer 1945]
      NB: met sterk persoonlijke getinte uitspraken over gedrag en leefwijze van armlastigen
    • overzicht van de gang van zaken in de periode april 1941 tot medio 1945, september 1945
    • rapport van de heren M. Hartman en P. Voestermans aan de secretaris-generaal over de exploitatie, de organisatie en de productie van het bureau, april 1946
    • notitie van het hoofd van de afdeling Sociale Bijstand voor de minister van Sociale Zaken met het voorstel het bureau te liquideren omdat het met verlies draait, juni 1949.