Persoonlijk archief van P.J.J. Mertens

 
English | Nederlands

Persoonlijk archief van P.J.J. Mertens

Katholiek Documentatiecentrum, Nijmegen


Nadere ontsluiting van het “egodocument”

Katholiek Documentatiecentrum, Nijmegen
inv. nrs. 3166-3168

en van

“Van sociale verzekering naar sociale zekerheid”, 1984
inv. nr. 2824



Inleiding egodocument

P. Mertens heeft zijn “egodocument” geschreven in de jaren tachtig op basis van een ijzersterk geheugen, zijn zakagenda’s en zijn rijk voorziene en goed geordende, persoonlijke archief. Over dat laatste schrijft hij: “Omdat ik erg visueel ben ingesteld en mijn herinnering bijna fotografisch terug komt bij het zien van stukken, was ik erg bevreesd om dossiers over te brengen zonder het plaatsen van aantekeningen in de tekst om er later eventueel op terug te kunnen komen.” (Van sociale verzekering naar sociale zekerheid, p. 357) Het document heeft het karakter van herinneringen van een man die, eenmaal gepensioneerd, na een lang en arbeidzaam leven met gepaste voldoening terugkijkt en er behoefte aan heeft om het gebeurde vast te leggen. Het document is buitengewoon boeiend en ik kan elke historicus de lezing ervan aanbevelen. Dit geldt ook voor hen die geïnteresseerd zijn in vrouwen- en gendergeschiedenis, omdat Mertens er de uit de literatuur bekende traditionele opvatting over de verhouding tussen mannen en vrouwen op na houdt, en tevens katholiek is en zich op en top arbeider voelt.
Mertens heeft altijd veel belangstelling gehad voor de geschiedenis van de katholieke vakbeweging en hij sprak en schreef graag. Als jongeman werkte hij korte tijd op een drukkerij en hij had graag journalist willen worden, maar voor verdere scholing was absoluut geen geld. Anders dan in veel memoires (Treub, Van Lidt de Jeude, Heldring en De Beaufort) maakt hij geen scheiding tussen het werk en het privé-leven, integendeel hij schrijft uitvoerig over zijn ouders, zijn familie, zijn vrouw en zijn grote gezin.
Het egodocument is min of meer chronologisch geschreven en bevat uitzonderlijk veel informatie over de talloze personen, overigens bijna allemaal mannen, die hij leerde kennen. Zijn netwerk was zijn kracht en stelde hem, ondanks een zeer tekortschietende opleiding, in staat om het te brengen tot voorzitter van de katholieke vakbeweging en tot staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet Den Uyl. Het document is doorspekt met verhalen over komische en curieuze voorvallen en bevat veel rake sfeertyperingen. Zo te lezen heeft Mertens bij het schrijven daar veel plezier aan gehad.
Voor deze nadere toegang is het egodocument voor de periode tot 1968 doorzocht, dat wil zeggen tot en met bladzijde 572, wanneer hij het jaar 1967 afsluit. De belangrijkste passages waarin Mertens schrijft over de sociale verzekeringen en enkele nauw daarmee verbonden onderwerpen zoals de Katholieke Actie tijdens de oorlogsjaren zijn hierna met een korte omschrijving aangegeven. Mertens besteedt nauwelijks aandacht aan het maatschappelijk werk en aan de armenzorg. Deze houding is typerend voor een vakbondsleider die de armenzorg ziet als iets waar arbeiders onder andere door middel van sociale verzekeringen zoveel mogelijk van moesten worden gevrijwaard. De achterliggende idee was dat armoede, zeker voor een gezonde sterke man, een schande was en tot declassering leidde. Armenzorg, daar was een arbeider te goed voor! Maatschappelijk werk, dat vonden Mertens en velen in zijn omgeving ook te zacht en te vrouwelijk.

In de nadere toegang wordt tussen haakjes naar de betreffende pagina’s verwezen.

Het is de bedoeling dat dhr. H.J. Kuiper in de Memo-reeks van het Katholiek Documentatiecentrum eind 2003/begin 2004 een boek publiceert waarin aan de hand van dit document de jeugd van Mertens wordt beschreven.

Personalia:
Petrus Joseph Johannes Mertens;
roepnaam: Jan;
geboren te Heerlen op 14 juli 1916;
zijn natuurlijke vader is een notaris uit Tilburg
zijn stiefvader is Adrianus Mertens, geboren in 1892 in Dongen;
zijn moeder is Maria van den Berk, geboren in 1884 in Tilburg.

na de lagere school gaat hij in de leer voor drukker, aanvankelijk in Dongen, vanaf 1937 in Breda

in zijn jeugd wordt hij in Dongen lid van De Jonge Werkman, de jeugdbeweging voor katholieke arbeiders

op de jaarvergadering van 1938 wordt hij gekozen tot ondervoorzitter van de diocesane bond De Jonge Werkman (p. 40)

geestelijk leidsman was aalmoezenier Van der Maden (46-47);
zijn wijze van opleiden (48);
hij vond dat jonge arbeiders moesten roken en reed zelf auto (48);
Van der Made liet zich niet in de hoek zetten: zijn conflict met bisschop Hopmans van Breda (54);
een aristocraat, geen bevoogder (60);
hij werd in de oorlog benoemd tot pastoor van Gilze.

op 17 februari 1939 overlijdt Kees Norbart, voorzitter van de diocesane werkliedenbond;
42 jaar jong, gesloopt door het werk;
groot kenner van de sociale verzekeringen (49).

per 1 juli 1939 in dienst als bezoldigd secretaris-penningmeester van de diocesane Jonge Werkman (39 en 50-51).

Mertens volgt cursussen onder andere vanaf mei 1939 de Beaufortcursus (de gewestelijke sociale school voor de districtsleiders van de Jonge Werkman) (55);
een onderdeel daarvan is een cursus sociologie van hulpaalmoezenier van de arbeid Mouwen;
veel, vaak heftige discussies tijdens de lessen;
over het loonvraagstuk: relatief of absoluut loon, gezinsloon, kinderbijslag, en wel vanaf het hoeveelste kind, sociale encyclieken, wetsontwerp kinderbijslag Romme en het boek “Rechtvaardig arbeidsloon” van dr. W. Koenraadt;
hij ontmoet Koenraadt en pater Stokman en maakt kennis met de opvattingen van de franciscaan Cassianus Hentzen (57).

ontmoeting met oud-minister van Arbeid P.J.M. Aalberse op de werkkamer van Van der Made ca. 1939 (67)

ongehuwde jeugdige werklozen kwamen niet in aanmerking voor een werkloosheidsuitkering (72).

in de jaren 1940-1941 ‘groeit Mertens in’ in de landelijke beweging en leert veel mensen van dat niveau persoonlijk kennen (84).

25 juli 1941: opheffing door de Duitse bezetter van de katholieke arbeidersbeweging
men zet het werk echter voort via de Katholieke Actie (86)
de Beaufortcursussen werden stiekem voortgezet.

Mertens komt in loondienst bij de Katholieke Actie
Zowel bij de J.W./Werkliedenbond als bij de Katholieke Actie is nimmer tot mij doorgedrongen op welke wijze deze “werkgevers” waren aangesloten voor de sociale verzekering. Zij vielen niet onder de Ongevallenwet, maar voor de Invaliditeitswet (rentekaart) was dit de Raad van Arbeid te Breda.” (90)
hij had wel een ziekengeldregeling.

hij ziet een tegenstelling tussen de beweging van mgr. Frencken en de arbeidersbeweging
de controverse tussen een zwevende en bevoogdende sfeer in een algemeen katholieke beweging (Katholieke Actie/mgr. Frencken) en de realistische mentaliteit in de J.W. en katholieke arbeiders-beweging (Van der Maden)” (104).

Mertens voelt zich niet thuis in de wereld van de Katholieke Actie;
het is voor hem te zweverig, te idealistisch;
volgens hem waren er twee grote priesters in het bisdom: Frencken en Van der Made;
Frencken was de idealist, Van der Made de realist;
zij kwamen beide uit Oosterhout en waren neven van elkaar (172-174).

overlijden onder vreemde omstandigheden van vakbondsman Toon van Loon op 6 mei 1944 in het zwembad in Breda;
drievoudige rouwmis;
een machtig koor en Gerrit Veldkamp aan het orgel (109).

in mei/juni 1942 oprichting van een Kaderschool, in feite een voortzetting van de De Beaufortcursussen met als docenten pater J. Ponsioen s.c.j. die doceerde over “De leer der Kerk over het maatschappelijk vraagstuk “;
Ponsioen werd later medewerker van De Volkskrant, leraar aan het IISS in Den Haag en medewerker aan het meerdelige werk “Welvaart, Welzijn en Geluk” (120-121);

de sfeer van de Katholieke Actie hindert Mertens; het klimaat was hem te religieus, het leek wel een seminarie, hij ging zelfs dagelijks naar de mis (123).

M. heeft behoefte aan scholing in de economie en volgt enkele lessen bij een economieleraar in 1943, maar kan hier niet genoeg tijd voor vrijmaken (124).

Mertens werd op de hoogte gehouden over wat er landelijk gebeurde door Dré de Wolf, de latere directeur van het Onderling Ziekenfonds in Breda, over de te vormen Stichting van de Arbeid, de Raad van Vakcentrales en de plannen voor een vernieuwde katholieke arbeidersbeweging (KAB);
A.C. de Bruijn wilde goed geïnformeerd zijn over wat ze in België van plan waren (133)

over dr. W. de Kort, Tweede-Kamerlid voor de KVP met als specialiteit de sociale wetgeving (134-135)

wanneer in oktober 1944 de bevrijding nadert begraaft hij zijn eigen archief in de tuin van het ouderlijk huis (111).

de dag na de bevrijding op 29 oktober 1944 begint Mertens met de heropbouw van de katholieke arbeidersbeweging (120).

bij de heroprichting van de katholieke arbeidersbeweging was het rapport “De katholieke arbeidersbeweging in nieuwe banen” van pater Stokman de leidraad (150).

bisschop Hopmans geeft tijdens een audiëntie uit eigen brandkast Fl. 1.000 voor heroprichting van De Jonge Werkman in november of december 1944 en een renteloze lening van Fl. 5.000 voor de werkliedenbond, op voorwaarde dat de diocesane verbanden zouden blijven bestaan (150).

eind november 1944 verschijnt het eerste nummer van “Herstel” , het kaderblad van de katholieke arbeidersbeweging (151).

op 14 januari 1945 wordt hij benoemd tot bezoldigd bestuurder van de bond in heroprichting (155).

beschrijving van het Diocesaan Maatschappelijk Comité met vertegenwoordigers van de standsorganisaties en de Katholieke Actie;
deze bestonden in ieder bisdom;
de landelijke koepel was de Raad van Overleg (176).

zijn huwelijk met Rietje Dekkers, geboren in 1923 en een inwonende zuster van Toon van Loon, die in Breda woonde;
Riet was wel zeer godsdienstig, maar minder kerks en klerikaal dan Mertens;
hij omschrijft zichzelf toen als wereldvreemd en idealistisch (182-183);
Rietje’s schoonvader is aannemer
de oudste zoon van zijn schoonvader studeert rechten en wordt later directeur van het Landelijk Sociaal-Charitatief Centrum (183).

op 6 oktober 1945 wordt Mertens gekozen tot voorzitter van de Bredase Diocesane Bond als opvolger van Dre Wolf die secretaris van de KAB in Utrecht wordt (194).

op 19-21 november 1945 heeft hij zijn eerste grote verbondraadsvergadering in kasteel Drakenburg in Baarn waar tot de nieuwe organisatiestructuur wordt besloten
dit houdt onder meer in dat de diocesane standsorganisaties worden opgeheven (196).

beschrijving van voorzitter De Bruijn (200)

Mertens wil graag Frans leren, maar kan er geen tijd voor vrijmaken (200)

de Bredase bond was de kleinste standsorganisatie;
hij had maar drie bezoldigde bestuurders, de bondsadviseur en een pater kapucijn van Credo Pugno (203);
de secretaris, Kees van den Eeden, doet het Secretariaat van de Arbeid voor juridisch advies en bijstand (203).

aanstelling van Gerrit Veldkamp als docent sociologie voor enkele uren in de week aan de katholieke MTS in 1946 of iets later (206);
Veldkamp was toen in dienst van de Raad van Arbeid en gedetacheerd bij het ministerie van Sociale Zaken voor het onderwerp sociale verzekeringen (206)

Mertens trouwt op 29 januari 1947 (210).

beschrijving van zijn archiveringssysteem (213).

op 1 oktober 1953 gekozen tot verbondsbestuurder van de KAB (222);
gevolgd door verhuizing naar Utrecht.

hij ontmoet in de Redactieraad van “De Stem” de latere minister van Sociale Zaken, Van Rooy (225-226);
“Ik achtte het bijna misdadig, dat hij in het kabinet-de Quay deze ministerspost moest gaan bezetten. dat moest op een mislukking uitdraaien. Ik heb er eerder in mijn toelichtingen over de ontwikkeling over geschreven. Ik vond het tragisch na mijn goede ervaringen in de samenwerking met hem in het Bredase. “ (226)

hij had graag journalist willen worden en was ook geïnteresseerd in de typografie (229).

bespreekt enkele vergissingen in kranten onder andere in De Volkskrant van 17 februari 1975 met een artikel door Wim Sprengers over de opheffing van de Ouderdomswet van 1919; hierbij was een verkeerde portretfoto geplaatst (231).

nam in zijn Bredase tijd actief deel aan de plaatselijke commissie van het Centrum voor Staatkundige Vorming; met name sociale verzekering en emigratie (232); hij ontmoette daar Veldkamp;
Gerard Veldkamp kende ik reeds lang. Hij zal er bij ontmoetingen steeds gewag van maken, dat ik een oude vriend van hem ben en dat wij in de Bredase tijd samen al discussieerden over de opbouw van de sociale verzekeringen op die vergaderingen bij ‘Moeke’ , Restaurant Mols. Eerder dan hijzelf was ik ermee op de hoogte, dat hij in 1952 zou worden gevraagd als staatssecretaris van Economische Zaken. De Bruijn, die toen minister werd voor de P.B.O. en bezitsvorming zonder portefeuille bij E.Z. had het mij verteld. “ (232)

hij doet juridische kennis en ervaring op bij het secretariaat van de arbeid en compenseert zo zijn tekortschietende opleiding (232-233);
hij raakt bevriend met Jac. Alders van de Utrechtse diocesane bond die veel in deze sfeer werkzaam is en bij Mertens logeert (233);
Mertens volgt Alders in 1953 op als lid van het Verbondsbestuur met de portefeuille sociale verzekeringen (233);
Mertens woont zittingen van de kantonrechter bij en ziet hoe de procedure werkt (233);
de secretariaten van de arbeid hebben er veel toe bijgedragen dat er rechtswinkels ontstonden (234);
het juridisch advies en bijstandswerk van de diocesane bonden betrof zelden arbeidszaken, want dat was het werk van de vakbonden (234).

probleem van de sociale verzekering van de grensarbeiders, Nederlanders die in België werkten; verdrag uit 1947 tussen Nederland en België over de sociale verzekering;
Door de grensarbeidersproblemen met de sociale verzekeringen is mijn bizondere [sic] belangstelling voor de sociale verzekeringen gewekt en mijn activiteit op dit gebied vergroot” (234).

zijn motief om zichzelf grondig te documenteren over alles waarvoor hij persoonlijke verantwoordelijkheid draagt (236);

Mertens wordt uitgenodigd voor de promotie van Veldkamp in Tilburg op 10 november 1949 (261);

zijn kennismaking met de Belgische Christelijke Mutualiteiten (264);

zijn kennismaking via Brabants Volksherstel met mr. Frans Jozef van Thiel, de latere minister van Maatschappelijk Werk, en met Piet van Loon die in 1950 promoveerde op “Doelmatigheid van het maatschappelijk werk” (276);
zijn zwager (broer van zijn vrouw) was mr. G.J. Dekkers, adjunct-directeur van Volksherstel en later directeur van het Landelijk Sociaal Charitatief Centrum (276).

Mertens is tegen het bevoogdende karakter van mgr. Frencken en zijn catechisten; hij is voor zelf-doen (276);
het maatschappelijk werk en het sociaalcharitatief werk lagen hem niet erg (277);
het kwam rond 1952 in feite toch nog steeds neer op armenzorg en St. Vincentius; de arbeiders kwamen er niet aan te pas (277);
[commentaar bewerker: Mertens benadrukt in dit hele document voortdurend dat de arbeidersbeweging een emancipatiebeweging was];
de maatschappelijk werksters en werkers kwamen uit een andere stand (277)

zijn eerste leerboeken over sociale verzekering (278);

krijgt in het begin van de jaren vijftig contacten met het ministerie van Sociale Zaken, met de chef van de afdeling Arbeidersverzekering van dat ministerie mr. A.C.M. van de Ven, met het GAK in Amsterdam (directeur is mr. B. van Schaik, een broer van de vice-premier, verder mr. Schuringa en mevr. mr. Te Winkel); leert weer bij over de sociale verzekeringen (288).

Mertens maakt historici er opmerkzaam op dat in officiële verslagen en documenten niet alles te vinden is; wijst op andere bronnen als de tijdschriften Herstel, Ruim Zicht, Lering en Leiding enz. en op folders en brochures (292).

hij wordt per 1 oktober 1953 lid van het Verbondsbestuur en heeft moeite met het afscheid nemen van Breda en al zijn vrienden en bekenden daar (293).

eerste contacten met: de Sociaal Economische Raad, het Kinderbijslagvereveningsfonds, het Algemeen Werkloosheidsfonds, de Federatie van Bedrijfsverenigingen en de Sociale Verzekeringsraad (294).

krijgt een huis in de wijk Tuindorp, een buurt die bekend staat als de buurt van de vakbondsbestuurders; hier wonen A.C. de Bruijn, Henk Kuiper, Louis Beumer, Jan Andriessen enz. (294).

korte beschouwing over zijn specialisme de sociale verzekeringen;
pas op dat je geen oogkleppen krijgt (301).

Mertens is vaak op pad met Henk Kuiper voor sociale zekerheidswerk (304).

hij is in Utrecht welkom als “een vent die zich volledig zou gaan bezig houden met dat weinig aantrekkelijke en ingewikkelde werk van de sociale verzekeringen” (307);
Pieter Bogaers, economisch adviseur en directeur van het wetenschappelijk adviesbureau, waarschuwt hem voor reünies met oud-bestuurders omdat deze hem de oren van het hoofd zouden zeuren over de komende ouderdomsverzekering en aanvullingen op hun pensioen (307).

de archivering van het Verbond;
archief- en knipseldienst werden geleid door Jan Kuiper, zoon van C.J. Kuiper;
neiging van verbondsbestuurders om er een eigen archief op na te houden (309)

Offermans was adjunct-secretaris van het Verbond en werd later ambtelijk secretaris van het Overlegorgaan (309).

Jan van Impelen was Merten’s assistent voor sociale verzekeringen;
door medewerking aan de radiorubriek “En nu mijn geval” en spreekbeurten voor de afdelingen in het land raakt hij steeds meer thuis in de sociale verzekeringen (310);
taakverdeling binnen het hoofdbestuur: Middelhuis voor sociaal-economisch beleid, Van der Gun voor loonpolitiek en Mertens voor sociale verzekeringen;
sfeer in het hoofdbestuur (310).

practical joke met medebestuurslid Beumer (propagandadienst) over een rentekaart (312).

Internationale Federatie van Katholieke Arbeiders-bewegingen (IFKAB) en Internationaal Christelijk Vakverbond (interconfessioneel) (316).

zijn aversie van het politieke bedrijf en beschouwing over het ongenuanceerde onderscheid tussen burger en overheid (318).

het probleem van de te grote gezinnen en de onwil of het onvermogen van geboorteregeling is voor hem een motief om te ijveren voor sociale verzekeringen en sociale voorzieningen (322).

sociale verzekering van jonge katholieke arbeiders die vrijwillig worden uitgezonden naar ontwikkelingslanden (324).

wordt voorzitter van de Ziektekostenregeling KAB in 1956 (324).

geeft les in sociale verzekering in het A.C. de Bruijninstituut in het cursusjaar 1956/57 (326).

maakt in 1956 kennis met de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van katholieke instellingen (de V.Z.I.), een “pseudo-bedrijfsvereniging” voor de ziekengeldverzekering;
neemt zitting in het scheidsgerecht van deze organisatie;
congres van de R.K. Artsenvereniging over arts en sociale verzekering in 1958; raakt bevriend met de medische adviseur van DETAM Jan van der Pas (327).

Henk Kuiper wordt bestuurslid van de Rijksverzekeringsbank in 1949 (329).

overlijden van oud-aalmoezenier J.F.J. van der Maden op 10 februari 1955 (329).

blijft bezig met de sociale verzekeringen; geeft lessen op het A.C. de Bruijninstituut; betrokkenheid bij Herwonnen Levenskracht en het sanatorium Berg en Bosch (334).

neemt deel aan de Internationale Arbeidsconferentie in Geneve in 1959;
verslag van de conferentie met veel aandacht voor de procedures en de mensen die hij er ontmoet (335- 341);
Mertens vraagt zich af wat de arbeider hier aan heeft;
hij kan er geen enthousiasme voor opbrengen en begrijpt vaak niet waarover in de zittingen gesproken wordt door zijn tekortschietende talenkennis (339).

Roolvink wordt in 1959 staatssecretaris van Sociale Zaken en zou hebben geëist dat naast hem ook Mertens moest worden aangezocht voor deze functie (336);
gesprek met Middelhuis hierover op 8 juni 1959 en publiciteit in Het Parool en Het Vrije Volk (340).

verbreding van zijn aandachtsveld van sociale verzekeringen naar sociale geneeskunde; voorgeschiedenis van de WAO vanaf de jaren vijftig (341)

zijn geringe betrokkenheid bij de werkgeversvakverenigingen (343).

viering van het 50-jarig bestaan van de landelijke katholieke vakbeweging in september 1959; herdenkingsrede door Veldkamp (343-344).

verslag van een reis naar Oostenrijk in 1960 voor een congres over ongevallengeneeskunde; dit inspireerde hem bij zijn werk aan de WAO (345-348).

voorgeschiedenis van de WAO;
adviezen van de Sociaal-Economische Raad en de Sociale Verzekeringsraad tenderen naar één arbeidsongeschiktheidswet in plaats van de drie bestaande ongevallenwetten (345).

relatie met Piet van Hout die in 1961 in het Verbondsbestuur komt en na Mertens als expert in sociale verzekeringen geldt;
verder heeft Mertens complementaire sociale voorzieningen en ziekenfondsverzekering in zijn portefeuille;
Mertens en Van Hout raken bevriend;
Van Hout volgt Mertens op als specialist in de sociale verzekering, wanneer Mertens verbondsvoorzitter wordt (355).

internationale congressen over sociale verzekeringen in 1962 en 1963;
vermelding van specialisten in de sociale verzekering: Henk Korte (NVV), mr. G. Hekkelman, Lambert Opheikens, Jan Landman, Cor van Mastrigt, Henk Plomp (CNV), Lou de Graaf en Jan van Eibergen (CNV);
voorgeschiedenis van de WAO;
Korte, Mertens en de kroonleden trekken in de Sociale Verzekeringsraad een lijn (355-356)

grensarbeiders (356)

hij raakt betrokken bij het proefschrift van Jan van der Pas over invaliditeitsschattingen en wordt docent in een cursus voor verzekeringsgeneeskundigen;
zijn lessen gaan over de achtergronden van de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
hij bezoekt enkele malen de studiedagen van de sociale verzekeringsartsen;
een andere huisvriend is Michel Thissen die sociale verzekeringsstelsels in andere landen bestudeert;
Mertens raakt zo steeds beter thuis in deze materie: “Ik ga er helemaal in op”;
hij vraagt zich af of de kroonleden in de SER, de Sociale Verzekeringsraad en de vele commissies wel in aanraking komen met het werkelijke leed. “Mijn overgehouden ‘tik’ uit de Jonge Werkmanmethodiek, door Cardijn geformuleerd als ‘zien, oordelen, handelen’ heb ik nimmer van me kunnen afzetten” (356)

het geval van een man die als gevolg van multiple sclerose invalide wordt, maakt het voor Mertens weer eens duidelijk dat er een nieuwe invaliditeitswet moet komen en dat het criterium ‘risque professionel’ ontoereikend is (357).

hij werkt mee aan radiorubrieken van de KRO over sociale verzekeringen (358).

voorbereiding van de reorganisatie van 1963, waarbij de tweedeling in vak- en standsorganisaties verdwijnt (364-365)

verkiezing van Mertens tot verbondsvoorzitter (365) gevolgd door zijn visie op de katholieke arbeidersbeweging en de rol die de sociale verzekering daarin speelt;
hij heeft deze verkiezing te danken aan zijn ervaring in de sociale verzekeringen, omdat dit onderwerp aan zovele andere raakt (365-367, 369-370, 373-374 en nog eens op 386)

Wetenschappelijk Adviesbureau van de KAB onder leiding van drs. Pieter Bogaers, de latere minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid houdt zich bezig met de macro-economische aspecten van de sociale verzekering (370).

bedrijfsverenigingen, indeling van het bedrijfsleven in 27 sectoren en Organisatiewet Sociale Verzekeringen, daglooncommissie van de Sociale Verzekeringsraad (371);
andere technische problemen zoals loongrenzen, (372);
Contactorgaan Sociale Verzekeringen

Concordia als verzekeringsmaatschappij van de KAB en relatie tussen sociale verzekeringen en bedrijfspensioenfondsen;
vestiging van een gezamenlijk Bureau Pensioenzaken van de drie vakcentrales bij Concordia (374-375).

verhouding tussen de sociale verzekering en de particuliere verzekering (376);
de sociale voorzieningen komen verder van de arbeider af te staan (376);
de opkomst van uitvoeringsorganen als de bedrijfsverenigingen en het GAK maakte de band tussen arbeiders en de vakorganisatie losser;
Mertens is nooit enthousiast geweest over het GAK, omdat de bonden hiermee de boot misten;
ontstaan van het probleem georganiseerden versus ongeorganiseerden (377-378 en 387).

vergaderingen in Brussel van de voorbereidingscommissie voor het EEG-Sociale zekerheidscongres eind 1962 (388);
het congres zelf (394).

Mertens weigert een benoeming tot directeur van de Sociale Verzekeringsbank als opvolger van H.J. (Henk) Kuiper die op 1 september 1962 met pensioen gaat (388).

deelname aan de Internationale Arbeidsconferentie in Geneve in juni 1962;
onderwerp: gelijke behandeling van onderdanen en vreemdelingen ten aanzien van de sociale verzekering (391).

studiereis naar West-Duitsland 27 mei tot en met 1 juni 1963 in het kader van de sociale verzekering (396-398).

vriendschappen met Thissen en Jan van der Pas;
promotie Van der Pas op 14 april 1964 (398);
andere leden van wat Mertens noemt de “sociale verzekeringsclub” onder andere Frans van Bakel, Toon Riemen en Piet van Hout (398).

rede van Veldkamp in Scheveningen over het onderwerp vakbeweging en sociale politiek (400).

te lange rede van Mertens bij de herdenking van 75 jaar Ned. R.K. Volksbond op 27 april 1973 in Amsterdam;
onderwerp: de geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging (400).

Mertens is in de herfst van 1963 druk bezig met de nieuwe arbeidsongeschikt-heidsverzekering;
intensief contact met Veldkamp en staatssecretaris Bartels (413).

gezamenlijk actieprogramma van NVV en KAB in het voorjaar van 1963 (420).

twee aan het KAB bevriende ministers, Bogaers en Veldkamp, komen in het kabinet-Marijnen (420).

afscheid van de wereld van de sociale verzekeringen (423).

nieuwe, hoge functies voor Mertens, wanneer hij eenmaal voorzitter is (427).

mr. K. Rietkerk als staatssecretaris van Sociale Zaken (444).

Mertens werkt mee aan de leergangen voor managers van het Centraal Sociaal Werkgevers-Verbond in Noordwijk aan Zee [het latere centrum De Baak van VNO/NCW] (444).

frequente besprekingen met minister Veldkamp van Sociale Zaken in 1965 (446).

protest van de KABO, die bij het NKV was aangesloten, tegen het valse gerucht dat de ambtenaren in de volksverzekering tegen ziektekosten zouden worden opgenomen (449).

opheffing van het verbod voor katholieken om lid te zijn van het NVV (457-458).

cultuurverschillen tussen NKV, NVV en CNV (479-480).

verhouding tussen Sociaal-Economische Raad en Stichting van de Arbeid in 1964 (480).

bedrijfscultuur van de Sociaal-Economische Raad en karakter van voorzitter De Pous (480-482).

aanval van de werkgevers op minister Veldkamp in oktober 1966 en reactie van Mertens daarop (506 en 508).

Mertens is te gast bij Mies Bouwman op 18 november 1966 (512-513).

Hij wordt in Het Vrije Volk uitgeroepen tot man van het jaar 1966 (513).

Raad van Overleg van de katholieke sociale organisaties heeft in 1966 niet veel om het lijf, dit in tegenstelling tot het Convent van Christelijk-Sociale Organisaties (526;
ook elders is Mertens kritisch over de Raad van Overleg bijv. 583-584).

minister Veldkamp loodst diverse sociale verzekeringswetten door het parlement in 1966/67;
Mertens betitelt het resultaat als “een geweldig stuk sociale zekerheid”;
huldiging van minister Veldkamp bij zijn afscheid als minister;
Mertens verwijst naar het blad Ruim Zicht van 16 februari en 3 maart 1967 (533)

zeven-voorzittersoverleg in mei 1967 (540).

Internationale Arbeidsconferentie in Geneve van 7 tot en met 29 juni 1967;
Mertens neemt deel als adviseur van de werknemers;
leider van de Nederlandse delegatie is Veldkamp (543-545).

beschouwing over het karakter van de katholieke arbeidersbeweging en de standsorganisatie (553).

beschouwing over de katholieke professoren en hun relatie met de katholieke vakbeweging die Mertens onder de maat vindt;
bijeenkomst begin 1954 van het verbondsbestuur met de katholieke leden van de Sociaal-Economische Raad;
advies van de SER over de AOW met een zuinig minderheidsadvies van de katholieke professoren Smeets, Van der Grinten en Fr. van der Ven (582);
lijst van katholieke kroonleden van de SER met commentaar van Mertens;
deze katholieken kozen meestal de kant van de werkgevers (583);
naamlijst van protestantse kroonleden met commentaar van Mertens (583);
naamlijst van socialistische kroonleden (584);
opstelling van de Tilburgse hoogleraren inzake de sociale verzekeringen (587);
zijn relatie met de Hogeschool in Tilburg; noemt Veldkamp terloops (586).

prof. Van Berkum wil ca. 1967 Veldkamp graag benoemen tot hoogleraar aan de Katholieke Economische Hogeschool (604).

analyse van cultuur en organisatiestructuur van de drie grote vakcentrales (608-612);

toespraak van Mertens op 19 oktober 1968 in Sneek met de uitlating ‘de 200 van Mertens’
“Het was een deel in een jubile-speech, waarover als regel geen vooroverleg intern plaats vond” (619-620).


“Van sociale verzekering naar sociale zekerheid”


Inleiding
Dit door Mertens getypte betoog is te beschouwen als een voorstadium van het egodocument, maar de opzet verschilt. Mertens hangt de sociale verzekering op aan de instellingen die er bemoeienis mee hadden, aan zijn activiteiten binnen deze instellingen en aan de relaties met andere mensen die er werkten. Zelf zegt Mertens ervan: “Ik heb gepoogd enigszins te duiden hoezeer de KAB op alle niveaus betrokken was bij de sociale verzekeringen en hoezeer er een wisselwerking was tussen de top -het verbond- en de geledingen in de beweging tot in de afdelingen- de basis. Over de relevante van deze opsomming voor het schrijven van het geschiedenisboek heb ik me weinig bekommerd. De historici moeten deze relevantie maar bepalen en keuzen maken. “ (p. 105). Onder ‘het geschiedenisboek’ verstond Mertens een geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging. Mertens legt sterk de nadruk op de werksfeer, op zuilgebonden tegenstellingen en op de verwevenheden in de wereld van de sociale verzekeringen (zie p. 264). Evenals het egodocument is het relaas doorspekt met anekdotes en namen van relaties met persoonlijke bijzonderheden.
Het eerste deel, bestaande uit vijf paragrafen, werd op 17 mei 1984 voltooid en kopieën werden toen verstuurd aan de heren: Arnolds, prof. dr. W. Reynaerts, Frans van Bakel, Piet van Hout en Toon Riemen. Het laatste gedeelte is afgesloten op 8 september 1984.
Hierna volgt een korte inhoudsopgave en een vermelding van de passages die over de sociale verzekeringen gaan.

p. 1-23 ontbreken

paragraaf. 1
Plaatselijke afdelingen en kringvergaderingen (p. 28-54)

zijn spreekbeurten in het land over sociale verzekeringen in de jaren 1953-19 ; Mertens noemt aan de hand van zijn zakagenda’s (deze bevinden zich nog in het archief Mertens) data en plaatsen waar hij sprak (28-54)
spreekbeurt bij Kloosterburen in Groningen op 27 november 1953 (29)
spreekbeurt in Dieren op 26 november 1957 over sociale verzekeringen (34)
spreekbeurt in Rietmolen (tussen Neede en Haaksbergen) op 10 december 1957 over de arbeidsongeschiktheidswetten en het verschil tussen risque professionel en risque social aan de hand van een concreet voorbeeld (35)
het Contactorgaan Sociale Verzekeringen (37; nogmaals 57)
goede contacten tussen KAB en Tweede-Kamerlid dr. W. de Kort (KVP), specialist in sociale verzekeringen (38)
spreekbeurt in Born (L) op 12 januari 1960 over de Algemene Weduwen- en Wezenwet (41)
spreekbeurt in Ankeveen op 12 januari 1961 over hoe de Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid werkten (42)
spreekbeurt in Aarlanderveen op 17 maart 1960 over sociale verzekeringen met practical joke van Mertens (44)
schets van de ontwikkeling van de sociale verzekeringswetgeving (48)
Merten’s lidmaatschap van SER-commissies (48)
lidmaatschap van de Sociale Verzekeringsraad (49)
lidmaatschap van het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds (50)
spreekbeurt in Volendam op 7 maart 1964 over sociale verzekeringen (53)


paragraaf 2
De aangesloten instellingen en bonden (p. 54-68)

contacten met de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd in verband met de sociale verzekering van dienstmeisjes (55)
contacten met de Katholieke Arbeidersvrouwen in verband met de Algemene Weduwen- en Wezenwet (56)
medewerking aan radio-uitzendingen van de KRO (57 en 69)
problemen tussen bedrijfsverenigingen (57)
spreekbeurt tijdens de studiedagen van de Utrechtse Diocesane Bond over Christendom en sociale verzekering (59)
spreekbeurt voor de Katholieke Mijnwerkersbond over de Algemene Ouderdomswet (59)
medewerking aan een kadercursus van de Bossche Diocesane Werkliedenbond jaar 1956/57 (61)
biografische gegevens over Jan de Zwart, districtsbestuurder te Nijmegen en de man van het Secretariaat van de Arbeid (61)
mr. G. Boot, onder meer voorzitter van de Raad van Arbeid in Den Haag en technische adviseur van de regering voor sociale zekerheid (62)
overleg van katholieke voorzitters van Raden van Arbeid (62)
relatie tussen de KAB en de Raden van Arbeid en Rijksverzekeringsbank (62)
spreekbeurt in Maastricht op 15 juni 1956 voor de ARKA over de nieuwe voorziening voor weduwen en wezen (63)
publicatie van Mertens in “Lering en Leiding” van maart 1957 over de loongrenzen (64)
adviseur van een commissie van de katholieke Handels-, Kantoor- en Winkelbediendenbond over de loongrenzen in de sociale verzekering (64)
spreekbeurt voor voornoemde bond op 24 maart 1962 (64)
Mertens is technisch adviseur voor een commissie van de Nederlandse Katholieke Bond van Administratief, Verkopend en Verzekeringspersoneel over de AOW-premie 1962/63 (65)
diverse activiteiten voor andere katholieke bonden over sociale verzekeringen (66)


paragraaf 3
Voorlichting en vorming in KAB/NKV (p. 68-78)

jaarlijkse vormingsprogramma’s 1946/47-1963 (68)
cursussen sociale verzekering aan de gewestelijke sociale scholen met titels van leerboeken en namen van docenten (69)
over zijn ”bijzondere” relatie met Veldkamp (71 en 96-97)
Mertens beschouwt Veldkamp als de architect van de ontwikkeling van sociale verzekering naar sociale zekerheid (114-116)
Wim Spit, cursist aan het A.C. de Bruijninstituut, die zich zeer interesseert voor de sociale verzekering (72)
nazorg van patiënten van het sanatorium Berg en Bosch met gebruikmaking van de art. 99, 100 en 101 van de Invaliditeitswet (74)
tuberculosepatiënten en de ouderdomsverzekering (76)
artikelen van Wim Sprenger in “De Volkskrant” over sociale verzekeringen (76)
artikel van Mertens in deze krant van 14 februari 1959 over de uitbouw van het stelsel (77)
militaire dienstplicht en sociale verzekeringen (77)



paragraaf 4.
Relaties in de sociaal-maatschappelijke en –politieke context (p. 79-104)

adres van de Raad van Overleg aan de Tweede Kamer over de uitvoering van de sociale verzekering van 31 augustus 1950 (79)
SER-advies over de ouderdomsverzekering met minderheidsnota van drie katholieke hoogleraren, tevens kroonleden van januari 1954 (80; nogmaals 146)
relatie met de Katholieke Volkspartij en Merten’s standpunt ten aanzien van de verhouding tussen arbeidersbeweging en politieke partij; vakbondsleiders dienen zich zoveel mogelijk buiten het politieke bedrijf te houden; ze moeten hun werk in de vakbeweging niet combineren met een lidmaatschap van gemeenteraden, provinciale staten of een van de kamers (80)
lidmaatschap van de KVP-commissie voor een betere weduwen- en wezenvoorziening die in oktober 1954 rapport uitbracht (82)
medewerking aan vorming van KVP-leden in het Romme-Instituut (83)
medewerking aan het Centrum voor Staatkundige Vorming (85)
medewerking aan een serie radio-uitzendingen van de KRO (86)
Katholieke Arbeidersjeugd en KVP-Jongerengroepen (88)
verdeling van bestuurszetels in alle belangrijke uitvoeringsorganisaties van de sociale verzekering geschiedt volgens de zuilen (90)
A.B. Michielsen, voorzitter van de Raad van Arbeid in Breda [en publicist van enkele artikelen over sociale verzekeringen] (95)
zijn contacten met mr. dr. Ch.J.M.A. van Rooij, de latere minister van Sociale Zaken (96)
de KAB is er veel aan gelegen dat het wetsontwerp Algemene Weduwen- en Wezenwet in 1956 snel door de kamer komt (98)
Mertens’ relatie met Henk Korte jr., bestuurder sociale zekerheid voor het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (99)
vrees van de Partij van de Arbeid dat het ministerie van Sociale Zaken c.a. na de verkiezingen van 1959 zal worden ontmanteld (99)
de KAB vindt een betere kinderbijslag heel belangrijk (100) en is zeer teleurgesteld dat Veldkamp geen minister van Sociale Zaken wordt in het kabinet-De Quay (101)
anekdote over minister Van Rooij waaruit blijkt dat hij niet thuis is in het wereldje van de sociale verzekeringen (137-138)
Mertens wordt gevraagd voor de post van staatssecretaris van Sociale Zaken (102-103)
gesprek tussen Mertens en minister Van Rooij op 3 februari 1960 over de sociale verzekeringen (103)
verhouding tussen de KVP en de katholieke arbeidersbeweging verkoelt (104)


paragraaf 5
In de advies-, toezicht- en uitvoeringsorganen van de sociale verzekering met bijzondere relaties en persoonlijke contacten (105-150)
In deze paragraaf beschrijft Mertens hoe verzuiling en persoonlijke contacten leidden tot een bepaalde overlegstructuur en een klein aantal mannelijke specialisten elkaar in talloze fora steeds weer tegenkwam.

de plannen van Beveridge en Van Rhijn (105)
betekenis van persoonlijke verhoudingen bij het ontstaan van consensus over de uitbouw van het stelsel na 1945 (106)
katholieke kamp was niet enthousiast over Beveridge (107)
eigen ideeën van dit kamp (107)
nieuwe indeling van de bedrijfsverenigingen in 1952 (109)
gecombineerde uitvoering van sociale verzekeringen met bedrijfstakpensioenfondsen en andere fondsen (109)
beschrijving van uitvoerende instanties (109-111)
Veldkamp: zijn politieke loopbaan (114-116)
de Wet tot plaatsing van minder valide arbeidskrachten uit 1947 die een dode letter bleef (116)
brochure van C.W.A. van Uden uit 1949 getiteld “Op het verkeerde pad”; Van Uden was tot 1949 het katholieke lid van het bestuur van de Rijksverzekeringsbank (117)
kwestie van de kinderbijslag (121)
verschillen in opvatting tussen socialisten en katholieken en onder de katholieken zelf ; verschillende loontheorieën (121)
artikel van mr. B.J.M. van Spaendonck in het tijdschrift “Economie” over de kinderbijslag (123)
effecten van de verzuiling: alle functies worden zuilsgewijs verdeeld; Mertens geeft enkele voorbeelden (125-132 en 133-135)
taakverdeling tussen Sociaal-Economische Raad, Stichting van de Arbeid, Sociale Verzekeringsraad en Ziekenfondsraad (135-136)
probleem van de incompatibiliteiten (138-140)
het specialisme sociale verzekering brengt de beoefenaar ervan in contact met zeer veel mensen en leidt niet zo gauw tot vakidiotie (141)
lijstjes met namen van de specialisten in de sociale verzekering, resp. bij de werknemers, de werkgevers en in de landbouwsector (142-145)
de minderheidsnota van de professoren W. van der Grinten, M. Smeets en F.H.J.M. van der Ven bij het SER-advies over de ouderdomsverzekering in 1954 (146-147)
de volksverzekeringen kwamen er toch en dit tot zegen voor de gehele bevolking (149)
volksverzekeringen zijn naar de mening van Mertens geen staatscollectivisme (150)


paragraaf 6
Verdere uitwerking van par. 5 namelijk de problematiek van de grensarbeiders (p. 151-169),

het grensarbeidersprobleem waar Mertens in zijn Bredase tijd mee kennis maakt en dat vooral betrekking had op Nederlandse arbeiders die in België werkten (151-157)
Nederlandse arbeiders die in Duitsland werkten (157-159)
sociale verzekeringen in Duitsland (159-160)
in Europees verband is unificatie van sociale verzekeringen een illusie, alleen ‘harmonisatie’ is haalbaar (160)
viering 25-jarig bestaan van het sociale zekerheidsverdrag met België in 1974 (162-165)
Europese conferentie 10-15 december 1962 met vertegenwoordigers van regeringen, werkgevers en werknemers over sociale verzekeringen (169-171 en 174-180)
deelname aan de Internationale Arbeidsconferentie in 1959 met vakbondsbestuurder Alders (172-174)


paragraaf 7
Relaties met de Raden van Arbeid (p. 181-198)

Deze paragraaf is door Mertens afgesloten op 19 juni 1984

De raden waren “keurig opgedeeld” per zuil; de katholieken hadden zeven raden, de zes in het zuiden en Haarlem (182)
de KAB had tot in de jaren zestig geen enkele invloed op de benoeming van de voorzitters van de raden; reden: de vete tussen de KABO die was aangesloten bij de KAB en de ARKA die dat niet was, maar wel goede relaties met de KVP had (183)
conceptrapport van de Sociale Verzekeringsraad met voorstel de raden om te vormen tot bijkantoren van de Sociale Verzekeringsbank; dit rapport werd nooit uitgebracht (184)
Mertens was voor autonome Raden (185)
redevoeringen gehouden bij het veertigjarige bestaan van de Raden (186)
voor de Tweede Wereldoorlog werden alleen oud-bewindslieden tot voorzitter benoemd (186)
autoritair taalgebruik van de Raden (187)
Vereniging van Raden van Arbeid (188-189)
studiereis naar Duitsland in 1963 (189-190)
Mertens wordt gepolst of hij voorzitter van de Raad van Arbeid wil worden in Nijmegen, Eindhoven en Venlo, maar gaat daar niet op in (190-191)


paragraaf 8
Relatie met de Rijksverzekeringsbank (p. 199-211)

zijn relatie met Henk Kuiper, bestuurslid van de Rijksverzekeringsbank (199-201 en 207-209)
uitvoeringstechniek van de Ongevallenwet-1921 (201)
opkomst van de revalidatie pas na de Tweede Wereldoorlog (202)
relatie met sociaal geneeskundige dr. Jan Wester (203-207)
oprichting door Kuiper en Wester van een revalidatiecentrum in Amsterdam-Oost (203)
filosofie achter de uitspraak “revalidatie gaat voor rente” (204)
interpretatie van de regel “ongeval in verband met dienstbetrekking” (205-206)
mislukte fusie tussen het Revalidatiecentrum De Hoogstraat in Leersum en het sanatorium Berg en Bosch (209-210)

.

paragraaf 9
Relaties met de Sociaal-Economische Raad en de Sociale Verzekeringsbank (p. 212-265)
terreinafbakening tussen beide instellingen (212)
de Organisatiewet Sociale Verzekeringen van 1952 en de verschillende commissies die over de sociale verzekeringen gingen (214-217)
de Ziektewet (217-218)
de Wachtgeld- en Werkloosheidsverzekering (219-); door Mertens betiteld als “het prototype van Nederlands Calvinistisch perfectionisme” en : “geen enkele leek moet in staat geacht worden de samenstelling van de werkloosheidspremie te kunnen uiteenrafelen” (219)
soorten werkloosheid (219-220)
systeem ontworpen door de hoogleraren Tinbergen en Witteveen voor de financiering (221)
sociale verzekeringsuitkering tijdens een staking (221-222)
de kinderbijslagverzekering (224-227)
vooral katholieken waren voor kinderbijslag; socialisten waren tegen, protestanten stonden gereserveerd tegen dit in hun ogen katholieke idee (224)
verhouding tussen kinderbijslag en anticonceptie; rapport van het Centrum voor Staatkundige Vorming van december 1956 (226)
regelingen voor gemoedsbezwaarden (227-229)
Mertens is lid van de Commissie Gemoedsbezwaarden van de Sociale Verzekeringsraad (228)
sekten als de Christian Science en de Zevendedagsadventisten (229-230)
sociale werkplaatsen (231-232)
het werk in deze colleges betitelt Mertens als “college lopen” (232)
relaties met diverse personen (232-234)
Harry Elsen (katholieke werkgevers) typeert Mertens als een heilige Aloysius die al moppen tappend steeds zijn zin krijgt (234-236)
herdenking van het tienjarig bestaan van de Sociale Verzekeringsraad (236-238)
Commissie Toezicht Rijksverzekeringsbank met prof. A.N. Molenaar als voorzitter; confrontaties tussen Molenaar en Henk Kuiper (239)
sfeer in de Sociaal-Economische Raad deftiger (240-241)
Algemene Ouderdomswet (242-)
door Veldkamp geschreven nota over de toekomstige ouderdomsverzekering van 27 maart 1952, ondertekend door minister Joekes en staatssecretaris Van Rhijn met als bijlage een adres van de Raad van Vakcentralen van 8 juni 1951; Veldkamp was toen als raadsadviseur door de Raad van Arbeid in Breda gedetacheerd bij het ministerie; beginselen: volksverzekering, bodemvoorziening, welvaartsvaste uitkeringen (242)
de socialisten hadden de neiging “om de direct na de oorlog bereikte verbeteringen in de sociale verzekeringen naar zich toe te trekken” (243; nogmaals 246-247)
aanpassing van de overheidspensioenen aan de AOW (244)
inbouw van de AOW in bedrijfspensioenen (245)
AOW verzekering voor missionarissen en kloosterlingen (245-246)
biografische gegevens over Henk Korte jr. specialist in sociale verzekeringen van het NVV (247-249)
overgang van de AOW van bodemvoorziening naar een sociaal minimum (250-254)
SER-commissie Niveau A.O.W.-pensioenen onder leiding van prof. Bosman (251)
discussie in voornoemde commissie tussen Maitland (werkgevers) en Mertens over subsidiariteit en solidariteit tussen ouderen en jongeren (252-254)
de Algemene Weduwen- en Wezenwet (254-255)
het kostwinnersbeginsel (255-257)
de Algemene Kinderbijslagwet (257-258)
Merten’s ideeën over de wenselijke ontwikkeling van de sociale verzekeringen in 1957 (259)
financiering van de sociale verzekeringen (261-263)
sociale partners weigeren controle door de Algemene Rekenkamer, omdat deze verzekeringen geen zaak van de staat waren (262)



paragraaf 10
Contacten en relaties met diverse personen, organen en instellingen (p. 264-288) Gemeenschappelijk Administratiekantoor en Federatie van Bedrijfsverenigingen (264-269)
Mertens was tegen de in het GAK belichaamde centralisatie (265)
een “werkgeverstent”(265)
bespreking van leidende figuur in het GAK (265-266)
nieuwbouw van het hoofdkantoor in Amsterdam (267)
bespreking van de 11 zelf administrerende bedrijfsverenigingen (269-)
Bureau Van Spaendonck te Tilburg ook wel ‘het kleine GAKje’ genoemd (272)
een geval apart: de Bedrijfsvereniging voor het Bakkersbedrijf in Groningen; voerde zeer agressieve acquisitiepolitiek met als directeur J. Krikken die pas in 1977 tegen de lamp loopt (273-280)
de vereniging overleeft de oorlog en de reorganisatie van 1952 door nieuwe taken op zich te nemen (276)
medisch adviseur van deze vereniging, dokter W.F. Sap (277)
de particuliere verzekeraars; Mertens houdt lezingen voor studieclubs over het onderwerp ‘vormen de sociale verzekeringen een bedreiging van de particuliere verzekeraars?’(281-288)
de gedachte ‘revalidatie gaat voor rente’ wordt moeilijk aanvaard; veel mensen willen liever een volledige uitkeringen (287)


paragraaf 11
Contacten en relaties met de Vereniging voor Ziekte- en Invaliditeits-Verzekering voor Katholieke Maatschappelijke Instellingen (V.Z.I.) (p. 289-301)
C.W.A. van Uden met zijn brochure “Op het verkeerde pad” uit het begin van de jaren vijftig (289)
oprichting van de Vereniging voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering om niet onder de Ziektewet te hoeven vallen; leden waren katholieke instellingen in de gezondheidszorg en het maatschappelijk werk (290)
de directie bestond uit de gezusters Michielsen, dochters van de voorzitter van de Raad van Arbeid in Breda (290)
problemen rond de VZI na de inwerkingtreding van de Organisatiewet Sociale Verzekering (291)
Mertens ontmoet mr. M.H.B. Thissen directeur van de VZI in 1955 (292-293); Thissen bekwaamt zich in de sociale verzekeringen (297)
oplossing bedacht door de Sociale Verzekeringsraad uit 1958 (294)
scheidsgerechten van de VZI en het Pensioenfonds voor Katholieke Instellingen, aangezien deze instellingen niet onder de Beroepswet vielen (296)
problematiek van de Godshuizen als gemengde instellingen (298)
incorporatie van de VZI als gevolg van de inwerkingtreding van de WAO in 1967 bij het Pensioenfonds voor Gezondheid en Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (PGGM) (299)
problemen met mr. Thissen en het PGGM rond in de jaren zeventig (299-301)


paragraaf 12
Contacten en relaties met artsen en met de medische wereld (p. 302-306)
prof. A.Th.A.M. Mertens, hoogleraar in de sociale geneeskunde in Nijmegen [NB: geen familielid van Jan Mertens]
lezing door Mertens over de toekomstige ontwikkeling van de sociale verzekering voor de R.K. Artsenvereniging op 21 juni 1958 (303)
zijn vriendschap met dokter Jan van der pas, medisch adviseur van DETAM (304-306)
de Sociaal-Economische Raad adviseerde in 1957 om de ongevallenwetten te laten bestaan en om de invaliditeitsverzekering te herzien (305)
via Van der Pas raakt Mertens thuis in de medische wereld (306)


paragraaf 13
Sociale verzekeringsgeneeskund en de groei naar een nieuwe arbeidsongeschiktheidsverzekering (p. 307-324)
begin van de sociaal-geneeskundige studiedagen georganiseerd door de DETAM in 1957 (308)
studiereis met medische adviseurs naar Oostenrijk in 1960 (309)
hij raakt daar onder de indruk van de visie van prof. L. Böhler over revalidatie na ongevallen; van hem is de zegswijze ‘revalidatie gaat voor rente’ (310)
vier artikelen van Mertens in “Lering en Leiding” van 1960 over de vraag ‘herziening van de invaliditeitswet of een nieuwe arbeidsongeschiktheidswet’(312)
diverse publicaties van Van der Pas (312-313)
het blad “Arts en Sociale Verzekering” waarvan Van der Pas redacteur is, prof. Mertens hoofdredacteur en dat vanaf maart 1963 uitkomt (313-316)
Mertens pleit in augustus 1967 voor meer aandacht voor revalidatie bij de uitvoering van de WAO en waarschuwt voor de gevolgen, wanneer dit wordt verwaarloosd (315)
dissertatie van Van der Pas over de validiteitsschattingen [welke arbeid kan de patiënt nog wèl verrichten ?] en zijn promotie op 14 april 1964 te Utrecht met Mertens als paranimf (317-318)
cursussen verzekeringsgeneeskunde vanaf eind 1963 (318)
agitatie tegen Van der Pas omdat hij lid van de NSB was geweest; men volgens Mertens wilde voorkomen dat hij directeur zou worden van de Gemeenschappelijke Medische Dienst; onderzoek door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie; Mertens bemiddelt tussen Van der Pas en Breslau, de medisch adviseur van de Sociale Verzekeringsbank (met de inwerkingtreding van de WAO zou de medische dienst van de bank opgeheven worden (319-322)
discussies over de toekomstige medische dienst van de WAO: centraal, gemeenschappelijk en wel of geen deel van het GAK (322-324)



paragraaf 14
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (p. 324-337) Liquidatie van de Invaliditeitswet en het perfect bijgehouden rentenkaartenarchief op de Sociale Verzekeringsbank (326-327)
adviesaanvraag van minister Veldkamp over de ontwikkeling van de sociale zekerheid op langere termijn in 1962 aan de Sociaal-Economische Raad, de Ziekenfondsraad, de Sociale Verzekeringsraad en de Centrale Raad voor de Volksgezondheid (327-328)
nadere kennismaking met dr. J. Wester (330-331)
totstandkoming van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (331)
Wet op de Sociale Werkvoorziening (332-334)
de nieuwe Beroepswet van 1957 en het pleidooi van mr. dr. Th. van Schaik om leken bij deze vorm van rechtspraak in te schakelen teneinde het “sociale moment” meer tot uiting te laten komen (335)
gesprek met minister van Justitie, mr. Samkalden, over problemen gerezen bij de uitvoering (336)


paragraaf 15
Activiteiten, relaties en contacten op het raakvlak van sociale verzekeringen, gezondheidszorg en eigen instellingen (p. 338-)
diverse artikelen en lezingen van Mertens over de WAO en andere onderwerpen (338-341)
ziekenfondsen en stammenstrijd tussen de onderlinge ziekenfondsen en de z.g. maatschappijfondsen in Breda en omgeving (344-354)
Bond van R.K. Ziekenfondsen (354-356)



“Enkele slotopmerkingen (p. 356-362)
Na een korte beschouwing over de door hem gevolgde werkwijze volgen nog wat aanvullingen, waarvan de volgende vermeldenswaard is:
rol van de Arbeidsinspectie en de bedrijfsgeneeskundige diensten in de ongevallenwetten (360-361)

Bijlage: het rentenkaartenarchief van de Sociale Verzekeringsbank

Mertens schrijft hierover het volgende (p. 326-327)

“De liquidatie van de Invaliditeitswet (de zgn. Rentekaartwet)was een levensgroot verlies en verdriet voor het hoofd van deze wetsuitvoering bij de Sociale Verzekeringsbank. de naam van deze mevrouw ben ik vergeten. Het hele bankgebouw aan de Apollolaan te Amsterdam had het kenmerk van de Invaliditeitswet. Het opvallende ringgedeelte werd geheel in beslag genomen voor de opberging van de rentekaarten. Recapitulaties over 5-jarige verzekeringsperioden van elke verzekerde werden bovendien opgeborgen in de onderste brand- en schadevrije kelders. Bij een bezoek van de SVR-commissie Toezicht S.V.B. stelden we met enkele leden de proef op de som als grap. We gaven de nummers en de raden van Arbeid van onze rentekaarten op en binnen een minimum van tijd werden de kaarten van het aangevraagde jaartal te voorschijn gehaald. Men kon ons precies zeggen welke de geldswaarde van onze aanspraak was op dat moment. […] Het hoofd van die afdeling, de bewuste mevrouw, had in de loop van de jaren zelf de formulieren en kaarten ontworpen die voor de uitvoering van de wet nodig waren. Het waren er meer dan honderd. Zij was als het ware met de Rentekaartwet getrouwd. En we waren ons bewust dat we bezig waren haar “man” te vermoorden en haar “weduwe” te maken. “