Ministerie van Algemene Zaken

 
English | Nederlands

Ministerie van Algemene Zaken

Nationaal Archief


Inhoudelijke analyse van de dossiers met gegevens over de sociale zekerheid (inclusief de ziekenfondswetgeving)
1945-1968

Inleiding

Het archief van het ministerie van Algemene Zaken is voor de geschiedenis van het beleid ten aanzien van de sociale zekerheid van kardinaal belang. In betrekkelijk kort bestek geeft het archief een goed inzicht in de totstandkoming van wetten en bijbehorende uitvoerings-besluiten. Verwezen wordt enerzijds naar de vergaderingen van de Ministerraad waarin de zaak behandeld werd, anderzijds kan men na bestudering van dit archief gericht gaan zoeken in de archieven van departementen, adviesraden zoals de Sociaal-Economische Raad, en het middenveld. Overigens maken adviezen en correspondentie daarover, zoals de adviesaanvragen, die in Ministerraad werden behandeld, vaak ook deel uit van de dossiers.
In principe bestrijken de dossiers over wetsontwerpen en ontwerpkoninklijke besluiten de periode vanaf het moment dat de betrokken minister(s) het ontwerp voor het eerst inbracht bij de minister-president in zijn kwaliteit van voorzitter van de Ministerraad tot het moment dat het wetsontwerp naar de Staten-Generaal werd gestuurd. De parlementaire behandeling komt alleen in de dossiers ter sprake, wanneer deze moeilijkheden opleverde, bijvoorbeeld bij de verdediging van het wetsontwerp Algemene Kinderbijslagwet door minister van Sociale Zaken Van Rooy in 1960-1961, een zaak die, zoals bekend, leidde tot zijn aftreden, waarna dr. G.M.J. Veldkamp hem opvolgde.
Het archief bevat ook correspondentie van de minister-president met ministers, personen of instanties over andere zaken dan wetsontwerpen of ontwerpkoninklijke besluiten. Deze stukken zijn natuurlijk ook te vinden in de departementale archieven, wat doorgaans niet het geval was bij de notities van raadsadviseurs die voor de minister-president bestemd waren.
Voor de onderzochte periode (1945-1967) troffen wij betrekkelijk weinig documenten aan die handelen over het beleid in meer algemene zin ten aanzien van de sociale zekerheid en de gevolgen die dit had of zou moeten hebben voor de samenleving. De weinige stukken die daarover gaan betreffen meestal de financiële gevolgen.
De informatieve waarde van dit archief wordt mede bepaald doordat er tijdens de bewerking geen stukken uit zijn vernietigd. Op 4 maart 2003 is het archief officieel overgedragen aan het Nationaal Archief. De meeste hieronder beschreven dossiers zijn openbaar.

Op de stukken is veelal aangetekend, op welke datum zij in de Ministerraad aan de orde gesteld zijn en in de jaren zestig meestal ook, welke besluiten daarop zijn genomen. Dit kan uiteenlopen; men komt tegen: akkoord, aangehouden, afgedaan, besproken en afgedaan, van de agenda afgevoerd, enz. Gecompliceerde, maar vooral politiek gevoelige zaken werden soms vele malen geagendeerd. De persoon van de portefeuillehouder was eveneens van invloed op de omvang van het dossier. Een onervaren en niet erg deskundige minister als Van Rooy bezorgde de minister-president en de Ministerraad heel wat meer werk dan zijn zelfbewuste en uiterst deskundige opvolger Veldkamp. Minister Marga Klompé informeerde de minister-president regelmatig over het bestaan en de activiteiten van haar departement. De persoon van de minister-president weerspiegelt zich ook in het archief. Drees sr. maakte weinig gebruik van ambtelijke adviezen en zat heel dicht op de voortgang van de wetgeving inzake sociale verzekeringen. Hij was niet alleen oud-minister van Sociale Zaken, maar voelde zich ook persoonlijk betrokken bij het ouderdomspensioen en andere sociale verzekeringen. Vanaf minister-president De Quay worden de notities van de raadsadviseurs frequenter.

Veel stukken zijn voorzien van stempels, parafen, archiefcodenummers en andere krabbels, van welke laatste de betekenis niet altijd duidelijk is. In bijna alle dossiers bevinden zich getypte notities van raadadviseurs van het ministerie bestemd voor de minister-president met daarin adviezen en toelichting op aan de orde zijnde zaken. De notities ondertekend door “J.M.” of “M” zijn van de hand van drs. J. Middelburg, raadsadviseur en ambtelijk secretaris van de Ministerraad; die ondertekend door “v.N.” zijn van raadsadviseur jhr. Van Nispen tot Sevenaer; de derde raadsadviseur die in deze dossiers vaak optreedt is drs. A. Putter. Alleen tijdens minister-president De Quay had het ministerie van Algemene Zaken een staatssecretaris in de persoon van drs. N. Schmelzer die bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in zijn portefeuille had, maar zich ook herhaaldelijk inliet met andere kwesties.

Evenals tijdens het Interbellum kwam het geregeld voor dat ingekomen brieven en verzoekschriften ter afhandeling werden doorgezonden naar een andere minister; De brief bevindt zich dan normaliter niet meer in het archief van Algemene Zaken.
Een groot deel van de stukken zijn ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten met bijbehorende nota’s van toelichting, soms nota’s van wijziging en memories van toelichting. Voor zover deze bijna altijd gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet gespecificeerd. De brieven van de in aanmerking komende minister waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld. Bij enkele belangrijke en mede daardoor zeer omvangrijke wetsontwerpen is van deze regel afgeweken (bijv. wetsontwerp AOW).

Bij dateringen is alleen het jaar aangegeven. De namen van de ministers zijn niet genoemd, tenzij in een jaar twee personen dezelfde portefeuille hebben bezeten (bijv. in het jaar 1961 toen minister Van Rooy aftrad en opgevolgd werd door minister Veldkamp). In enkele gevallen, namelijk wanneer een stuk uitzonderlijk omvangrijk is, is de omvang aangegeven.
In de beschrijving wordt verwezen naar de nummers van de door drs. H.H. Jongbloed, medewerker van het Nationaal Archief, in 2003 voltooide inventaris.

Inhoudsopgave


onderwerp
inv. nrs.
Beleid
5403, 5529
Sociale verzekeringen, diverse
5507, 5508, 5509, 5510, 5511
Werkloosheidsverzekering en werklozenzorg
545, 546, 547, 553
Invaliditeitswetten en Wet op de Arbeidsongeschiktheid
5524, 5525
Ziektewet
5515
Armenwet en Algemene Bijstandswet
5395, 5512, 5513, 5514
Kinderbijslagen
5500, 5501, 5517, 5518, 5519, 5522
Sociale partners
564, 567, 568, 571, 572, 576
Uitvoeringsorganisaties
5505, 5516, 5512, 5523, 5526
Europese integratie
2996, 2997, 3000
Diversen
510, 560, 5520
Verzekeringen tegen ziektekosten
5502, 5503, 5504, 5527 en 5528
Centrale Economische Commissie
488-492


Beleid
inv. nr. 5403
Behandeling van voorstellen van de minister van Sociale Zaken c.a. over het invoeren van nieuwe sociale voorzieningen, alsmede de procedure tot invoering en wijziging van complementaire sociale voorzieningen, 1951-1961
vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over een compensatie-uitkering te geven aan personen vallend onder een rijksregeling voor sociale bijstand, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de procedure te volgen bij de wijziging van regelingen omtrent sociale voorzieningen, 1956;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de uitkering aan werklozen die bij hun ouders inwonen (z.g. sociale voorzieningsregeling B), met commentaar van de minister van Financiën op het voorstel, 1958;
brief van de minister van Sociale Zaken Van Rooy aan de minister-president met een prioriteitenlijst van nieuwe sociale voorzieningen, met een tijdschema en de financiële gevolgen voor de begroting, 1961.


inv. nr. 5529
Voorgenomen instelling van de Staatscommissie Vereenvoudiging en Codificering van de Sociale Wetgeving, 1967
vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken Roolvink aan de Ministerraad met het voorstel om oud-minister Veldkamp een voorstudie naar dit onderwerp te laten verrichten en pas daarna een Staatscommissie in te stellen, met brief van de minister van Justitie waarin deze bezwaar maakt tegen dit voorstel, 1967.
NB: de tussen- en eindrapporten van deze staatscommissie dateren van na 1967 (zie ook de bibliografie).


Sociale verzekeringen, diverse
inv. nr. 5507
Diverse sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, 1946-1952
Dossier met veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen andere dan de kinderbijslag; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij, afgezien van enkele ontwerpen die een rol hebben gespeeld in de discussie over de Algemene Ouderdomswet (1956), hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven veelal van lobbyorganisaties die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld; de hierna wel vermelde stukken zijn in het dossier chronologisch opgeborgen, maar in dit format gegroepeerd per wet.
Vermeldenswaard zijn:

ouderdomsvoorziening
NB: stukken over de totstandkoming van de Noodwet Ouderdomsvoorziening (1947) ontbreken;

brief van het bestuur van De Brabantse Beweging (Brabantia Nostra) aan de Ministerraad met het verzoek de gemeenten in Noord-Brabant voor de Noodwet Ouderdomsvoorziening in een hogere klasse te plaatsen, met antwoord van de minister van Sociale Zaken, 1947;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met voorstellen tot aanpassing van de vrijwillige ouderdomsverzekering, 1948;
brief van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de Tweede Kamer over de verwerping van een voorstel tot verbetering van de positie van ouden van dagen, 1949;
brief van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de directeur-generaal van de PTT (in kopie onder meer aan de minister-president) met een verzoek over de datum van uitbetaling van rente krachtens de Noodwet, 1949;
motie van de Bond voor Staatspensionering aangenomen op de algemene vergadering van 18 oktober 1948 met een reeks verlangens betreffende het bodempensioen, 1948;
moties, als voor, van de kringen Groningen en Hengelo (O) van deze Bond, 1950;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over de verhoging van de uitkeringen krachtens de Noodwet, 1949;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over hetzelfde onderwerp, met aantekening van Drees, 1950;
nota door NN over de premiebetaling ingevolge de Ouderdomswet, [1950];
nota door NN over de hoofdlijnen van het ontwerp-Ouderdomswet, [1950]
nota door NN over het overgangsrecht van voornoemde wet, [1950];
nota van de wiskundig adviseur van de Rijksverzekeringsbank voor de minister van Sociale Zaken over de financiële aspecten van het ontwerp-ouderdomswet, 1950;
nota door NN over de financiële aspecten van het ontwerp-ouderdomswet, met bijlagen, [1950];
wetsontwerp Ouderdomswet 1950, 1950
NB: met in de memorie van toelichting een historisch exposé;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de reactie van de minister van Financiën op het ontwerp-ouderdomswet, met afschrift van een brief van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën aan de minister van Sociale Zaken met enkele opmerkingen over de grondslagen van het voornoemde wetsontwerp, met nota door NN [Sociale Zaken ?] als reactie hierop, 1950;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met als bijlage de nota van de actuariële subcommissie in 1949 geschreven in opdracht van de minister van Sociale Zaken over de financiering van voornoemd wetsontwerp, 1950;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken (in kopie gezonden aan de minister-president) over de financiering van voornoemd wetsontwerp, met antwoord van Sociale Zaken aan Financiën, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over verbetering van de uitkering krachtens de Noodwet, met als bijlage een ambtelijke nota over deze zaak, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een lijst van punten waarover tussen beide ministers nog verschil van mening bestaat en een notitie met de hoofdlijnen van het voornoemd wetsontwerp, dit ter voorbereiding op een bespreking van minister-president en beide betrokken ministers kort na Pasen, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de verhoging met 5% van de uitkeringen ingevolge de Noodwet, met ambtelijke nota hierover, 1951
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met kopie van een brief aan de minister van Financiën over enkele zaken die op 6 april 1951 zijn besproken, met drie ambtelijke nota’s over verhoogd uitgesteld pensioen, toepassing van de gemeenteklasseindeling in de overgangsperiode en de berekening van fictieve verzekeringsjaren, 1951;
notitie door “J.M.” voor de minister-president over het voornoemde wetsontwerp, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met het [tweede] wetsontwerp algemene verplichte ouderdomsverzekering, met acht bijlagen en een aantekening van Drees in steno, 1951;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken over voornoemd wetsontwerp, 1951;
brief van de minister van Justitie aan zijn collega van Sociale Zaken met bezwaren tegen voornoemd wetsontwerp, 1951;
rapport van het Centrum voor Staatkundige Vorming over de verplichte ouderdomsverzekering, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over de punten die in de vergadering van de Ministerraad van 30 juli aan de orde zijn gekomen, 1951;
brief van de minister van Financiën aan de minister-president over de punten waarover beide ministers nog met elkaar van mening verschillen, 1951;
brief van de Commissie van Overleg van de Middenstandsvakcentralen aan de Ministerraad over het wetsontwerp, 1951
NB: niet volledig aanwezig;
brief van de vice-ministerpresident aan zijn collega van Sociale Zaken over het wetsontwerp, 1951;
brief van de minister van Financiën aan het hoofd van de afdeling Comptabiliteit van Algemene Zaken over premierestitutie, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een toegezegde nota over de grondslagen van een wettelijke ouderdomsverzekering, 1951;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken (in kopie gezonden aan de minister-president) over de nota aan de Sociaal-Economische Raad over de ouderdomsverzekering, 1952;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een conceptadviesaanvraag voor de Sociaal-Economische Raad over de ouderdomsverzekering, 1952;
brief van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de minister van Sociale Zaken over de verlenging van de Noodwet, 1952
brief van de Bond van Practisch Christendom aan de Ministerraad over een compensatie-uitkering aan uitkeringstrekkers, 1952;
telegram van de afdeling Winterwijk van de Bond voor Staatspensionering aan de minister-president met dankbetuiging wegens het vijfjarig bestaan van de Noodwet, 1952;
brief van de gemeente Steenbergen aan de Ministerraad met adhesie aan het verzoek van de gemeente Hardinxveld om de gemeenteclassificatie af te schaffen, 1952;

invaliditeitswet
vermeldenswaard zijn:

briefwisseling met het Centraal Bureau “Oog en Oor” over achterstand in toekenning van renten inzake de Invaliditeitswet, met rapport van de Rijksverzekeringsbank hierover, 1946;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over toepassing van art. 193 van de Invaliditeitswet (premiebetaling voor verzekerden die ziek zijn), 1948;
notitie door NN Gussenhoven, hoofd van de afdeling Sociale Verzekering, voor de minister van Sociale Zaken over enkele technische details van de invaliditeitswetten, [1950];
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over de herziening van de invaliditeitsverzekering, 1952;
NB: de nota was bestemd voor de Sociaal-Economische Raad omdat ouderdoms- en invaliditeitsverzekering naar de mening van Sociale Zaken nauw met elkaar samenhingen.


inv. nr. 5508
Diverse sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, 1953-1956
Dossier met veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen, voornamelijk ouderdomswet en weduwen en wezenwet; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij, afgezien van het definitieve wetsontwerp Algemene Ouderdomswet (1956), hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven veelal van lobbyorganisaties die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld; de hierna wel vermelde stukken zijn in het dossier chronologisch opgeborgen, maar in dit format gegroepeerd per wet.
Vermeldenswaard zijn:

meerdere sociale verzekeringen
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over verhoging van uitkeringen krachtens de Noodwet Ouderdomsvoorziening en toeslagen op de invaliditeits- en ongevallenrenten, 1953;

Algemene Ouderdomswet
advies van de Sociaal-Economische Raad over de wettelijke ouderdomsverzekering, [1954];
resolutie van de Raad van Overleg voor Sociaal-Economische aangelegenheden van het Katholiek Bureau voor Maatschappelijk en Cultureel Overleg met een adhesie aan het voornoemde advies, verzonden aan de Raad voor Economische Aangelegenheden, 1954;
nota van de Eenheidsvakcentrale aan de Ministerraad met adhesie aan het voornoemde advies en verzoek om de wet spoedig tot stand te brengen, 1954;
notitie van “M” voor de minister-president over uitbetaling krachtens de Noodwet Ouderdomsvoorziening in andere landen, 1954;
twee moties van vergaderingen van de Algemene Bond van Ouden van Dagen met het verzoek de ouderdomsvoorziening op peil te brengen, 1954;
brief van de Nederlandse Bond voor Ouden van Dagen aan de Ministerraad over brandstofverstrekking aan armlastigen, 1955;
resolutie van de Nederlandse Bond van Ouden van Dagen met een in 1951 reeds opgesteld plan, genaamd “Ons Plan”, voor een betere ouderdomsvoorziening, met aantekening om dit stuk in het archief te deponeren, met voornoemd plan, 1955;
twee resoluties van de Algemene Bond van Ouden van Dagen om de wet AOW al in 1956 in te voeren, 1955;
adres (twee versies) van het Christelijk Nationaal Vakverbond aan de Tweede Kamer met enkele wensen ten aanzien van het wetsvoorstel-AOW, verzonden aan de minister van Algemene Zaken, 1955;
drie moties van afdelingen van de Algemene Militaire Pensioenbond om ook aan gepensioneerde ambtenaren de volle AOW-uitkering toe te kennen, 1955;
artikel door W.L.P.M. de Kort in “Klein- en Middenbedrijf” van een artikel getiteld “De Algemene Wettelijke Ouderdomsverzekering”, z.j.;
wetsontwerp algemene ouderdomsverzekering, met memorie van toelichting en een actuariële nota als bijlage, met aantekeningen in steno door de minister-president, 1955
NB: de hoofdstukken I en II van de memorie van toelichting (35 p.) bevatten een in 1889 aanvangende voorgeschiedenis van deze wet;
brief van de ministers van Financiën aan de Ministerraad over het wetsvoorstel-AOW als bijdrage aan de discussie in de Raad, 1955;
brief van de minister van Overzeese Rijksdelen over het voornoemd wetsvoorstel, 1955;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken over het voornoemd wetsvoorstel en over de vraag of de ambtenaren ook onder deze regeling zouden moeten vallen, 1955;
advies van de Raad van State op voornoemd wetsontwerp, met een minderheidsadvies door mr. A.M. Joekes c.a., 1955
NB: het komt niet vaak voor dat het advies van de Raad van State in deze dossiers is opgenomen;
brief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega’s van Buitenlandse Zaken en Maatschappelijk Werk over de positie van Indische Nederlanders in het voornoemde wetsontwerp, in kopie gezonden aan de minister-president, 1955;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het gewijzigde art. 60 van het wetsvoorstel, 1955;
brief van enige Gereformeerde Kerken in de provincie Groningen aan de Ministerraad over de bezwaren die zij hebben tegen het wetsvoorstel-AOW, 1956;
advies van de Sociaal-Economische Raad over de begripsomschrijving indexcijfer van de uurlonen in het wetsontwerp-AOW, 1956;

brief van het Comité voor de belangen van de ouden van dagen aan de Ministerraad over de gevolgen van de huurverhoging voor de inkomens van ouden van dagen, 1956;
brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan zijn collega van Sociale Zaken over de positie van Indische Nederlanders inzake de AOW, in kopie gezonden aan de minister-president, 1956;
brief van de Buitengewone Pensioenraad aan de minister van Maatschappelijk Werk over de positie van verzetsslachtoffers met een buitengewoon pensioen in de AOW, in kopie gezonden aan de minister-president, 1956;

Algemene Weduwen- en Wezenwet
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een rapport van een commissie uit de Katholieke Volkspartij over de wenselijkheid van een spoedige regeling voor weduwen en wezen en het voorstel daarom een noodregeling te treffen, 1954;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een nota over de financiële gevolgen van een noodregeling voor weduwen en wezen, 1955;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de noodvoorziening voor weduwen en wezen en twee ambtelijke notities van de chef van de afdeling Economische Aangelegenheden van het ministerie van Sociale Zaken, J.E. van Dierendonck en NN over financiële aspecten, 1955;
adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken aan de Sociaal-Economische Raad over een noodvoorziening voor weduwen en wezen, 1955.


inv. nr. 5509
Diverse sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, 1957-1961
Dossier met veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen, voornamelijk ouderdomswet en weduwen en wezenwet; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij, afgezien van het definitieve wetsontwerp Algemene Ouderdomswet (1956), hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven veelal van lobbyorganisaties die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld; de hierna wel vermelde stukken zijn in het dossier chronologisch opgeborgen, maar in dit format gegroepeerd per wet, 1957-1961.
Vermeldenswaard zijn:

Sociale verzekeringen in het algemeen en samenloop van diverse sociale verzekeringen
notitie van “P” voor de minister-president over de premievaststelling voor de verplichte verzekering in 1961, 1960;
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over een prioriteitenschema voor nieuwe sociale voorzieningen, 1961;
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over de wijziging van enkele sociale verzekeringswetten, 1961;
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over een wijziging in de werkwijze van de Sociale Verzekeringsraad, 1961;
twee notities van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over een in te voeren tijdelijke regeling voor mindervaliden, 1961;
brief van het Overlegorgaan van vakcentralen aan de Tweede Kamer over de samenloop van overheids- en Indische pensioenen met de AOW en de AWW, 1961;
“Nader advies” van de Sociale Verzekeringsraad over inzake de samenloop van diverse sociale uitkeringen, z.j. [1960 of 1961]
NB: 90 pagina’s;
notitie van de onderafdeling Economische Aangelegenheden voor staatssecretaris Schmelzer over de AWW en de Kinderbijslagwet voor rentetrekkers, 1961;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk met een ontwerp voor een tijdelijke regeling voor mindervaliden, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer over deze zaak, 1961;

Algemene Ouderdomswet
brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Ministerraad over de aanspraken van Indische Nederlanders op een AOW-uitkering, 1956;
brief van de minister van Financiën aan de Ministerraad over het beleid ten aanzien van het personeel van gesubsidieerde instellingen, 1956;
twee notities van drs. J. Middelburg voor de minister-president over aanpassing van de Indische pensioenen aan de AOW, 1956;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een nota over een compensatie voor de AOW-premie uit te keren aan ongevallenrentetrekkers, 1957;
notitie van drs. J. Middelburg voor de minister-president over de huurcompensatie voor AOW-trekkers en gepensioneerden, 1957;
notitie van J.E. van Dierendonck, chef van de afdeling Economische Aangelegenheden van het ministerie van Sociale Zaken, voor de minister van Sociale Zaken over de methode van berekening van de AOW-pensioenen, 1957;
advies van de Sociaal-Economische Raad over verhoging van de uitkeringen krachtens de AOW en de AWW, met een notitie voor de minister-president over deze zaak, 1960;
brief van “duizende AOW-ers” aan de minister-president over verhoging van de AOW, 1961;

Algemene Weduwen- en Wezenwet
brief van de Nederlandse Vrijgezellenbond aan de minister van Sociale Zaken met bezwaren tegen de verplichte premiebetaling voor ongehuwden, 1957, met afschrift van het antwoord van de staatssecretaris van Sociale Zaken en reactie daarop van de Bond, alles in kopie gezonden aan de minister-president, 1957;
wetsontwerp Algemene Weduwen- en Wezenwet, met memorie van toelichting en aantekening in steno van de minister-president, 1958
NB: hoofdstuk I van de memorie van toelichting (12 p.) bevat de in 1901 aanvangende voorgeschiedenis van deze wet;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken c.a. aan de minister-president met een kanttekening bij voornoemd wetsontwerp betrekking hebbend op de gevolgen ervan voor de gemeentelijke financiën (betreft uitgaven aan armenzorg), 1958;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de financiële aspecten van het wetsontwerp-AWW, 1958;
correspondentie tussen de minister van Sociale Zaken en de minister-president over de verhouding tussen de uitkeringen krachtens de AWW en bestaande pensioenfondsen waaronder het AMF (z.g. “openbreekbepaling”), 1958;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de inwerkingtreding van de AWW, met twee notities van “JM” voor de minister-president over de verhouding tussen AWW en ambtelijke pensioenen en een brief van de Vereniging van Verlofgangers en Gerepatriëerden, 1959

Invaliditeitswetten
notitie van drs. J. Middelburg voor de minister-president over de aanpassing van de wiskundige reserve van de Invaliditeitswet, 1957;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het te voeren sociaal-economisch beleid en de verhoging van de renten, 1959;
verslag van de vergadering van de Commissie Invaliditeitsverzekering en Weduwen- en Wezenverzekering van de Sociaal-Economische Raad van 7 juli 1959;
Commissie Invaliditeitsverzekering en Weduwen- en Wezenverzekering van de Sociaal-Economische Raad, verslagen van vergaderingen van 16 maart 1959, 16 maart 1960, 25 maart 1960, met nota over liquidatie van de Invaliditeitswet, 1959-1960;
advies van de Sociaal-Economische Raad over de bij intrekking van de Invaliditeitswet te nemen overgangsmaatregelen, 1960;
samenvatting van het advies van de Sociaal-Economische Raad inzake liquidatie van de Invaliditeitswet, [1961];
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over een interim-regeling ter verhoging van de uitkeringen aan trekkers van invaliditeitsrenten, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer over deze zaak, 1961;

Kinderbijslagwetten
notitie van de staatssecretaris van NN aan de minister van Sociale Zaken over de conceptantwoorden op de vragen tijdens een mondeling overleg over de Algemene Kinderbijslagwet en een notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over deze zaak, 1960;
notitie van de onderafdeling Bezitsvorming en Economische Aangelegenheden voor de minister-president over de Algemene Kinderbijslagwet, 1961;
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over een in te voeren interim-regeling voor invaliditeitsrentetrekkers, 1961;

Werkloosheidsverzekering
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over de opheffing tussen wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, 1961;

Waardevaste pensioenen
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het waardevast maken van bedrijfspensioenen en verhoging van de pensioenen krachtens de AOW en de AWW, 1961.


inv. nr. 5510
Diverse sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, 1962-1965
Dossier met daarin veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven, veelal van lobbyorganisaties, die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld; de hierna wel vermelde stukken zijn in het dossier chronologisch opgeborgen, maar in dit format gegroepeerd per wet, 1962-1965.
Vermeldenswaard zijn:

Algemeen
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de financiering van de Algemene Kinderbijslagverzekering uit de algemene middelen en de stijging van de premiedruk van de sociale verzekeringen, 1965;

Algemene Ouderdomswet, Algemene Weduwen- en Wezenwet en andere ouderdomspensioenen
advies van de Sociaal-Economische Raad over verhoging van de uitkeringen per 1 juli 1962, 1962;
brief van de Nederlandse Bond van Ouden van Dagen aan de Staten-Generaal, de vakcentrales, de pers en het Nederlandse volk aandringend op verbetering van de oudedagsvoorziening, 1963;
notitie van drs. A. Putter voor de minister president over de verhoging van de AOW- en AWW-uitkeringen tot het sociaal minimum, 1964;
advies van de Sociaal-Economische Raad over de verhoging van het AOW-pensioen tot het sociaal minimum, met bijlagen waaronder de adviesaanvraag uit 1961, 1964;
brief van de minister van Sociale Zaken over de verschillende standpunten in het middenveld ten aanzien van de hoogte van het sociaal minimum en voorstel hoe deze kwestie aan te pakken, met bijlagen waaronder een notitie van drs. A.. Putter voor de minister-president, 1964;
brief van het COSO [= Centraal Orgaan Samenwerkende Organisaties; betrof ouderenorganisaties] aan de Ministerraad met een resolutie aangenomen op 9 mei 1964 aandringend op zeer spoedige invoering van verhoogde ouderdomspensioenen, 1964;
brief van de president van de Nederlandse Bank aan de minister-president over het regeringsbeleid ten aanzien van de ouderdomsvoorziening en de belastingen, 1964;
brieven van het COSO en de Nederlandse Bond van Ouden van Dagen aan de Ministerraad aandringend op verhoging van de ouderdomspensioenen, 1964;
brief van het Overlegorgaan van vakcentralen van werknemers aan de Tweede Kamer over de lastenverzwaring die het gevolg zal zijn van het optrekken tot het sociaal minimum van de AOW- en AWW-uitkeringen, 1964;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het wetsontwerp sociaal minimum AOW, met aantekeningen door NN, 1964;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad inzake verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd van ongehuwde vrouwen voor de AOW, 1965;
advies van de Sociale Verzekeringsraad aan de minister van Sociale Zaken, in kopie gezonden aan de minister-president, over de uitbetaling van AOW-pensioen aan Nederlanders die in andere landen wonen, 1965;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de 1,5% AOW-compensatie, 1965.

Algemene Bijstandswet
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over diverse aspecten van het wetsontwerp, 1962;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over het geschil van mening over de taakverdeling tussen Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk, 1962;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over het verhaalsrecht op ouders van mindervalide minderjarigen, 1963;

Invaliditeitswetten
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over een wijziging van de wet van 9 april 1959 (Staatsblad 140; regelde samenloop van aanspraken ingevolge AWW, IW en OW; bekend als de z.g. Interim-regeling) en het advies van de Raad van State daarover, 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over een geschil van mening met zijn collega van Economische Zaken over de Interim-regeling, met kopieën van brieven gewisseld tussen de ministers van Sociale en Economische Zaken, Veldkamp en De Pous, 1962;
notitie van ir. J.W. Wellen voor de minister van Sociale Zaken over de verhoging van de rijksbijdrage aan het Interim-Invaliditeitsfonds, 1964;

Verhouding tussen AOW-pensioen en overheidspensioenen
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Ministerraad over de samenloop van overheidspensioenen met de AOW en de welvaartsvastheid van overheidspensioenen, met nota van het Centraal Planbureau over de economische gevolgen van waardevastheid van pensioenen, notitie van “M” voor de minister-president over deze zaak en brief van de minister van Binnenlandse Zaken over de uitslag van het beraad met Economische Zaken, Financiën en Sociale Zaken over deze zaak, 1962.


inv. nr. 5511
Diverse sociale verzekeringen en sociale voorzieningen, 1966-1969
Dossier met daarin veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven veelal van lobbyorganisaties die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld; de hierna wel vermelde stukken zijn in het dossier chronologisch opgeborgen, maar in dit format gegroepeerd per wet, 1966-1969
Vermeldenswaard zijn:

Algemeen
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een nota over de “invoering van het sociale verzekeringscomplex 1967”, 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken, Roolvink, aan de Ministerraad over de verhoging van de premiepercentages van enkele sociale verzekeringen, 1967;

Algemene Bijstandswet
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over een wijziging van de rijksgroepsregeling zelfstandigen, 1967;

Algemene Ouderdomswet en andere pensioenen
brief van het Vrouwen-Actiecomité voor vervroegd staatspensioen aan de Ministerraad met een rapport over een door dit comité in juni-augustus 1966 gehouden enquête naar de omstandigheden van ongehuwde en gescheiden vrouwen, met enkele aantekeningen door diverse NN personen, 1966
NB: secretaris van dit comité was I. Oosterbaan te Amsterdam;
notitie van drs. J. Middelburg voor de minister-president over een adviesaanvraag van minister Veldkamp aan de Sociaal-Economische Raad, 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de verhoging van welvaartsvaste sociale verzekeringsuitkeringen, 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over vakantie-uitkering in de sociale verzekeringen, 1966;
brief van de Sociale Verzekeringsraad aan de minister van Sociale Zaken, in kopie gezonden aan de minister-president, over uitkering van AOW-pensioen aan personen die in andere landen wonen, 1966;
telegram van de Unie van Katholieke Diocesane Bonden van gepensioneerden en bejaarden aan de minister-president aandringend op verhoging van de AOW-uitkeringen tot het sociaal minimum, 1967;
brief van het Vrouwen-Actiecomité voor vervroegd AOW-pensioen aan de Ministerraad met een nota waarin het advies van de Sociaal-Economische Raad van 21 oktober 1966 kritisch wordt besproken, 1967
NB: de nota telt 49 p. en 10 bijlagen en is doorgezonden in kopie aan de minister van Sociale Zaken;

Invaliditeitswetten en Wet op de Arbeidsongeschiktheid
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over het wetsvoorstel liquidatie invaliditeitswetten, 1966;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de uitvoering van de Interimwet Invaliditeitsrentetrekkers, 1966;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken, in kopie gezonden aan de minister-president, over het tekort in het Interim Invaliditeitsfonds, met een notitie van de Inspectie Rijksfinanciën, 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de premievaststelling Interim-wet Invaliditeitsrentetrekkers, met een notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over deze zaak, 1966;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de afkoop van verzekeringen ingevolge de Invaliditeitswet, 1967.



Werkloosheidsverzekering en werklozenzorg
inv. nr. 545
Werkgelegenheid, werkloosheid en steunverlening, 1945-1952
Vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken, W. Drees, aan de voorzitter van de Ministerraad met een ontwerpbesluit tot wijziging van het Werkloosheidsbesluit-1917, 1945;
motie van de gemeenteraad van Staveren aan de minister van Sociale Zaken over de overbruggingssteunregeling, 1947;
nota van de minister van Sociale Zaken over het ontwerpwerkloosheidswet, 1947;
telegram van de Raad van Vakcentralen aan de minister-president met verzoek het wetsontwerp-werkloosheidsverzekering zo spoedig mogelijk door de Staten-Generaal in behandeling te doen nemen, 1949;
brief van de minister van Financiën aan de minister-president over de financiering van de werkloosheidsverzekering, 1949;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, 1949;
notitie van de minister van Sociale Zaken voor de minister-president over het ontwerp-Werkloosheidswet, 1949;
diverse stukken over de behandeling van voornoemde wet in de Staten-Generaal, 1949;
notitie van de staatssecretaris voor Sociale Zaken voor de minister-president over de werkloosheids- en wachtgeldverzekering, 1949;
nota van de afdeling Sociale Verzekering van het ministerie van Sociale Zaken over het toezicht van het Algemeen Werkloosheidsfonds op de bedrijfsverenigingen ten aanzien van de uitvoering van de Werkloosheidswet, met ontwerp-algemene maatregel van bestuur en een notitie door NN voor de minister-president, 1950;
twee nota’s van de afdeling Sociale Verzekering over vrijstelling van premiebetaling voor de Werkloosheidswet wegens gemoedsbezwaren, met een ontwerp-algemene maatregel van bestuur om hierin te voorzien, 1950;
nota van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de geschatte kosten van een werkloosheidsverzekering, [1950];
invloed van DUW-werk [DUW = Dienst Uitvoering Werken] op de hoogte van de premie van de werkloosheidsverzekering, 1950;
rechthebbenden op werkloosheidsuitkering, 1950;
notitie van de minister van Sociale Zaken over de vaststelling van de hoogte van de premie voor de werkloosheidsverzekering, met bijlagen onder meer van het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds, 1950;
aantekening door NN voor de minister-president over werknemers met gemoedsbezwaren tegen de sociale verzekering, 1950.


inv. nr. 546
Werkgelegenheid, werkloosheid en steunverlening, 1953-1966
Vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over verlaging van het overheidsaandeel in de premie voor de werkloosheidsverzekering, 1957.
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met het voorstel de premie voor de werkloosheidsverzekering te verlagen, 1961;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Sociaal-Economische Raad over de technische herziening van de Werkloosheidswet met daarin een mogelijke opheffing van het onderscheid tussen wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, 1961;
wijziging Werkloosheidswet met afschaffing loongrens, verlenging uitkeringsduur en herziening omschrijving uitkeringspercentages, 1963;
ontwerp-wijziging KB over de heffing van ziekenfondspremie op uitkeringen op grond van de Wet Werkloosheidsvoorziening, 1965.


inv. nr. 547
Werkgelegenheid, werkloosheid en steunverlening, 1967
Vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een conceptadviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, 1967;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de aanpassing van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel in verband met de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Sociaal-Economische Raad over de invoering van een minimumdagloon in de Werkloosheidswet, 1967;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over een wijziging van de rijksgroepsregeling voor zelfstandigen, 1967.


inv. nr. 553
Totstandkoming, uitvoering en wijzigingen in de Werkloosheidswet (1949) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (1964), tevens regelingen rond de sociale voorziening, 1951-1968
Vermeldenswaard zijn:

de invoering van de wet met onder meer betrokkenheid van het ministerie van Financiën bij de financiering, het standpunt van de Stichting van de Arbeid, een advies van de Commissie Wachtgeld- en Werkloosheidsverzekering van de Sociaal-Economische Raad, overgangsregelingen met een notitie van het ministerie van Sociale Zaken en een ontwerpbeschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken betreffende aanpassing van het Buitengewoon Besluit Werklozenzorg van 22 augustus 1944 (Staatsblad E 79), de loonpolitieke gevolgen van de invoering, de compensatie van het werknemersdeel van de premie middels een loonsverhoging, vragen van het kamerlid dhr. Hooij hierover en antwoord van de regering, afwijkende regeling voor de haringdrijfnetvisserij, 1951-1952;
wijziging Werkloosheidswet en de Wet op de Rijksverzekeringsbank en Raden van Arbeid en de Organisatiewet Sociale Verzekering (betreft veranderingen in de uitvoering als gevolg van de Organisatiewet), 1952;
verhoging loongrenzen Ziektewet en Invaliditeitswet in verband met de looncompensatie Werkloosheidswet, 1952;
de sociale voorziening (vervolguitkering voor uitgetrokkenen en voor niet-verzekerden), 1952-1953;
financiële positie van het Algemeen Werkloosheidsfonds en de Wachtgeldfondsen, 1953;
wijziging sociale voorzieningsregeling, 1953-1954;
afschaffing c.q. verhoging loongrens in de wet en verlenging uitkeringsduur, 1959-1960;
voorstel tot afschaffing van de loongrens en verlenging van de uitkeringsduur van 21 tot 26 weken, 1964;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met het wetsontwerp Werkloosheidsvoorziening, met memorie van toelichting, met brieven van de ministers van Maatschappelijk Werk en Financiën aan de minister-president met bezwaren en andere bijbehorende stukken, 1964;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de controverse tussen de ministers van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk over de Wet Werkloosheidsvoorziening, 1964;
verdrag ter verzekering van uitkeringen of bijstand aan onvrijwillig werklozen aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in 1934 en behandeld in de Rijksministerraad, 1965.


Invaliditeitswetten en Wet op de Arbeidsongeschiktheid
inv. nrs. 5524 en 5525
Totstandkoming en wijziging Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1960-1969
Twee dossiers met daarin veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij hieronder in den regel niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld;

inv. nr. 5524
Vermeldenswaard zijn:

periode tot aantreden van minister Veldkamp
brief van de secretaris-generaal van Sociale Zaken aan drs. J. Middelburg, secretaris van de Ministerraad, met aantekeningen over een nieuwe wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1960
NB: de bedoelde aantekeningen zijn niet meer aanwezig;
notitie van NN voor de minister-president over een overgangsregeling voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering, [ca. 1960];
aantekeningen door NN bestemd voor NN over een wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1960;
notitie van NN voor dhr. Büchner [?] over de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1960;

periode minister Veldkamp
brief van de minister van Sociale Zaken Veldkamp aan de minister-president met zijn plannen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, bestaand uit een puntsgewijze opsomming van de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, met een notitie van raadsadviseur Van Nispen tot Pannerden, 1962
NB: belangrijk document;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met het wetsontwerp arbeidsongeschiktheidsverzekering, met memorie van toelichting in twee delen (86 + 89 p.) en wetsontwerpen aanpassing Ziektewet en Organisatiewet Sociale Verzekering, 1963;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een nota over de medische dienst en het afschaffen van de loongrens in de Ziektewet, 1963;
advies, en wel het gedeelte over het afschaffen van de loongrens, van de Raad van State, 1963;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een ontwerpadviesaanvrage over het maximumdagloon, aan de hand waarvan premie en uitkering zullen worden berekend, 1963;
brief van de raad voor het Midden- en Kleinbedrijf aan de minister-president met een nader advies over de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1964;
notitie van drs. A.. Putter voor de minister-president over de financiële gevolgen van de op stapel staande sociale verzekeringswetten, 1965.


inv. nr. 5525
Totstandkoming en wijziging van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1966-1969
Vermeldenswaard zijn:

briefwisseling tussen de Sociale Verzekeringsraad en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken c.a. over de positie van ambtenaren, 1965-1966
NB: deze vielen niet onder de Werkloosheidswet, Ziektewet en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;
brief van de minister van Sociale Zaken Roolvink aan de minister-president met een wetsvoorstel tot aanpassing van het Wetboek van Koophandel en het Burgerlijk Wetboek in verband met de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico’s, met memorie van toelichting (79 pagina’s), met een notitie van drs. A. Putter over deze zaak, 1967
NB: zie ook voor deze notitie ook inv. nr. 606;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de aanpassing van de Ziekenfondswet en de Coördinatiewet Sociale Verzekering in verband met de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1967;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over financiële aspecten van de liquidatie van de ongevallenwetten, 1967;
brief van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken, in kopie gezonden aan de minister-president, over de gevolgen voor de ziekenfondswetgeving van de invoering van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, met het rapport van de Commissie-Verzekerden uit deze raad, 1967;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de verdeling van de premie voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1968;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad over de hoogte van de daglonen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 1969;
notitie van drs. Th. van de Graaf voor de minister-president over de herziening van daglonen en herziening van de uitkeringsbedragen van diverse sociale verzekeringen, 1969;
advies van de Stichting van de Arbeid aan de minister van Sociale Zaken met voorstel aan trekkers van enkele sociale uitkeringen een uitkering ineens te geven, 1969.



Ziektewet
inv. nr. 5515
Ziektewet, wijzigingen van, 1946-1969
Dossier hoofdzakelijk bestaande uit ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande de Ziektewet en andere sociale verzekeringswetten; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn evenmin nader beschreven;
Vermeldenswaard zijn:

notitie van NN voor de minister-president over het ontwerp-organisatiewet sociale verzekering, z.j. [ca. 1950-1951];
notitie van NN voor de minister president over aanpassing van de Ziektewet aan de Werkloosheidswet, z.j.;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister-president over de instelling van een College van Arbitrage krachtens art. 84 van de Ziektewet, 1953;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een reactie op een artikel van dhr. NN Stellinga in “Burgerwacht” waarin kritiek wordt uitgeoefend op een circulaire van de Federatie van Bedrijfsverenigingen, 1953;

brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met nota’s over de medische dienst in het kader van de op stapel staande arbeidsongeschiktheidsverzekering en over het afschaffen van de loongrens in de Ziektewet, 1963;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de verhoging van de loongrens in de Ziektewet, 1965.



Armenwet en Algemene Bijstandswet
inv. nr. 5395
Hulpverlening aan ouden van dagen, met uitzondering van de Noodwet Ouderdomsvoorziening en de Algemene Ouderdomswet, 1945-1968
Vermeldenswaard zijn:

plan van W. Barendrecht, secretaris van de Algemene Bond van Ouden van Dagen, tot invoering van een op 55-jarige leeftijd ingaand verplicht ouderdomspensioen, verzonden aan de minister-president en door deze doorgezonden naar de minister van Sociale Zaken, met commentaar daarop van de wiskundig adviseur van de Rijksverzekeringsbank, 1945;
brief van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de minister-president over de oudedagsvoorziening, ter afhandeling doorgezonden aan de minister van Sociale Zaken, 1946;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een ontwerp-Noordregeling Ouderdomsvoorziening, 1946;
brief van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de minister-president met verzoek de uitkeringen krachtens de Noodwet te verhogen, 1947;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk over een voorgenomen sociografisch onderzoek naar de levensomstandigheden van bejaarden, 1952;
telegram van de Algemene Bond van Ouden van Dagen aan de minister-president met verzoek om kosteloze verstrekking van brandstoffen, doorgezonden aan de minister van Sociale Zaken, 1954;
brief van de afdeling Arnhem van de Nederlandse Vrouwenbeweging aan de minister-president over de slechte situatie van ouderen die onder de Noodvoorziening vallen, 1954;
Resolutie van de Algemene Bond van Ouden van Dagen genomen op 19-20 mei 1954 en verzonden aan de minister-president met het verzoek de ouderdomspensioenen te verbeteren, 1954;
brief van de Federatie van Diocesane Katholieke Bonden van Bejaarden en Gepensionneerden in Nederland, door de minister van Sociale Zaken doorgezonden aan de minister-president, 1955;

brieven van de Nederlandse Bond voor Ouden van Dagen aan de minister-president met diverse verzoeken, onder meer om
reductie van de spoorwegtarieven voor bejaarden,
het tegengaan van de eenzaamheid waarin veel bejaarden verkeren,
plaatsing van meer brievenbussen,
verhoging van de AOW-uitkering,
afschaffing van klassenindeling op begraafplaatsen,
schadeloosstellingen door de Bondsrepubliek Duitsland,
afbetalingsfaciliteiten voor de aankoop van een televisie,
vrijstelling van kijkgeld
verhouding AOW-uitkering en steun krachtens de Armenwet
definitieve oudedagsvoorziening
bodempensioen
beter drinkwater
een armlastige oorlogsheld
kolentoeslag in de strenge winter van 1962/63
vakantie-uitkering voor bejaarden
verhoging AOW-uitkering tot het minimumloon
“zomer- en winteruitkering”
hinder van geparkeerde vrachtwagens
bezuiniging
exploitatie van bejaardentehuizen voor gehandicapten
alle ter afhandeling doorgezonden aan de in aanmerking komende ministers, 1958-1967;

plan van bouwkundige H. Sommer om hobbywerkplaatsen op te richten voor bejaarden, 1960;
adres van de Nederlandse Bond voor Ouden van Dagen aan de Stichting van de Arbeid met kopie aan de Ministerraad met verzoek de AOW-uitkering te verhogen (thans wordt de te lage uitkering aangevuld door bedeling krachtens de Armenwet), 1960;
adres van de Nederlandse Bond voor Ouden van Dagen aan de Staten-Generaal met het verzoek de AOW-uitkering te verhogen, zodat een beroep op de armenzorg niet meer nodig is, 1962;
brief van de Nederlandse Bond voor Ouden van Dagen aan de Ministerraad over tijdens de oorlog ingeleverde radiotoestellen en een plan om aan AOW-trekkers een goedkoop radiotoestel te verkopen, met bijbehorende stukken, 1962;
regeringsverklaring van het kabinet-Marijnen, met een paragraaf over de sociale zekerheid, 1963;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad over de coördinatie van activiteiten gericht op het gezin, de bejaarden en de mindervaliden, met bijbehorende stukken, 1963
NB: zie ook inv. nr. 7228;
onderzoek uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar bejaardenoorden, 1966;
brief van een particulier aan de ministers van Sociale, Binnenlandse en Algemene Zaken met een plan voor een beter toezicht op alleenwonende bejaarden, ter afhandeling doorgezonden aan de minister van CRM, 1966;
rapport van het ministerie van CRM over dienstencentra voor bejaarden, 1968.


inv. nr. 5512
Herziening van de Armenwet en totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, 1946-1961.
Vermeldenswaard zijn:

brief van NN van der Putten, chef van de afdeling “H.O.” de minister van NN [vermoedelijk Binnenlandse Zaken] met namen van personen die in aanmerking komen voor de “Staatscommissie voor de richtlijnen met maatschappelijk werk”, 1946;
concept-nota’s van de minister van Binnenlandse Zaken voor de Ministerraad, nota en begeleidende brief van deze minister aan de Ministerraad met het voorstel een staatscommissie in te stellen ter herziening van de Armenwet en de verzorging van oorlogsslachtoffers, met aantekeningen, 1946;
brief met begeleidende nota van dhr. NN Bouman van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de minister-president met een uiteenzetting over ontstaan, doelstelling en organisatie van de Dienst voor Maatschappelijke Zorg, 1951;
brief van de Eenheidsvakcentrale aan de Ministerraad met het verzoek een kolentoeslag te geven aan werklozen en bedeelden, 1952;
wetsontwerp Algemene Bijstandswet, met memorie van toelichting, januari 1961, met notitie van NN voor NN met opmerkingen over dit ontwerp en de samenhang tussen deze wet en de regelingen van het ministerie van Sociale Zaken, 1961.


inv. nr. 5513
Totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, met wet Beperking Verhaalsrecht, 1946-1963
Vermeldenswaard zijn:

wijzigingen Armenwet
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president over de verhoging van de overbruggingsuitkeringen en aanpassing van de Armenwet daaraan, met stukken over wijziging van deze wet, 1950-1952;
rapport van de Staatscommissie Vervanging Armenwet met ontwerp-inzamelingenwet en voorstel tot gedeeltelijke wijziging van de Armenwet (betreft kosten van verpleging), 1950;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president over wijziging van art. 30 van de Armenwet (verpleegkosten in inrichtingen), met antwoord van de minister-president en stukken over de behandeling in de Tweede Kamer, 1952;
brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de minister van Maatschappelijk Werk met reactie op het wetsontwerp beperking verhaalsrecht (art. 63 Armenwet), 1959;
brief van de Raad van Advies voor de Gemeentefinanciën aan de minister van Binnenlandse Zaken c.a. over het voornoemde wetsontwerp, 1959;

Algemene Bijstandswet
NB: tijdens de behandeling in de Kamer van het wetsontwerp beperking verhaalsrecht gaf te minister van Maatschappelijk Werk te kennen dat zij van plan was de Armenwet te vervangen door een geheel nieuwe wet en de rapporten van de Staatscommissie Herziening Armenwet wilde laten voor wat zij waren;

hoofdstuk IV getiteld “Maatschappelijk beleid en sociale zekerheid” uit een nota of boek, door NN, z.j.;
memorandum van de minister van Maatschappelijk Werk voor NN over de uitgangspunten van de Algemene Bijstandswet, [ca. 1960]
NB: alleen p. 1 van dit stuk is in het dossier aanwezig;
rapport van de Commissie-Van Nooy van het Centrum voor Staatkundige Vorming over het voornoemd wetsontwerp, 1960;
ontwerp-Algemene Bijstandswet zoals 7 april-12 mei 1961 behandeld in de Ministerraad, 1961;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met de aanbieding van het voornoemde wetsontwerp, met een afspraak gemaakt tussen de ministers van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk en enkele bijlagen over de uitgangspunten, 1961;
brief van staatssecretaris Schmelzer aan de minister van Maatschappelijk Werk met enkele vragen over het wetsontwerp, 1961;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad over de financiële gevolgen van het wetsontwerp, met aantekening door NN en bijlage, 1961
notitie van de onderafdeling Economische Aangelegenheden voor staatssecretaris Schmelzer over de financiële gevolgen van het wetsontwerp, met aantekeningen, 1961;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met een toelichting op karakter, niveau en doel van het wetsontwerp, 1961;
brieven en andere stukken over de wijziging van de art. 1-4 van het wetsontwerp (betreffen uitgangspunten) als uitkomst van het overleg van de minister-president, de vice-ministerpresident, de minister van Financiën en de minister van Maatschappelijk Werk, [1961];
nieuw ontwerp-Algemene Bijstandswet, zoals voor advies toegezonden aan diverse instanties en lagere overheden, 1961;
brief van de minister van Sociale Zaken aan zijn collega van Maatschappelijk Werk met een reactie op het nieuwe ontwerp Algemene Bijstandswet, verder handelend over de taakafbakening tussen beide departementen, met bijbehorende stukken waaronder het antwoord van minister Klompé en een brief van de Centrale Commissie Zelfstandigen aan minister Veldkamp, 1962;
notitie van raadsadviseur mr. J. van Viegen voor de minister van Maatschappelijk Werk over medeondertekening van de wet, 1962;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met de aanbieding van het wetsontwerp, 1962;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met een overzicht van commentaren van maatschappelijke organisaties op het wetsontwerp, 1962;
notitie van staatssecretaris Schmelzer voor de minister-president over het wetsontwerp. en wel over het subsidiariteitsbeginsel en het administratief beroep, 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken Veldkamp aan de Ministerraad met zijn bezwaren tegen de uitvoering van het wetsontwerp, 1962
NB: de bezwaren hadden te maken met overlappende taken van beide departementen, met name de uitvoering van de Zelfstandigenregeling en de Gehandicaptenregeling;
afspraak tussen de ministeries van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk over de taakverdeling inzake werklozen die geen recht meer hebben over een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, 1960;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met haar visie op de gerezen problemen tussen haar departement en dat van Sociale Zaken, 1962;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de Algemene Bijstandswet, 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een uiteenzetting over het compromisvoorstel, 1962;
gewijzigd wetsvoorstel Algemene Bijstandswet, 1962;
uittreksel uit de notulen van de Ministerraad van 1 juni 1962, punt Algemene Bijstandswet;
notitie door NN over de Zelfstandigenregeling en de Gehandicapten-regeling, [1962];
notitie van “M” voor de minister-president over de tekst van de notulen van de Ministerraad van 18 en 25 mei en 1 juni, 1962
NB: het betrof de passage waarin minister Veldkamp de portefeuillekwestie stelde;
brief van de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken aan de ministers van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk over de tekst van de notulen van de Ministerraad van 1 juni 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met voorstel tot wijziging van art. 11 van het wetsontwerp, 1962
NB: dit betrof de groepsregelingen;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad met aanbieding van een “nader rapport”, overzicht van de aangebrachte wijzigingen en een nota van wijziging, alle naar aanleiding van het advies van de Raad van State en ondertekend door de ministers van Sociale Zaken en Maatschappelijk Werk, met in kopie het advies van de Raad van State, 1962;
nota van wijzigingen, met memorie van toelichting en een aantekening door NN op p. 2, 1962;
telegrammen gewisseld tussen de minister van Sociale Zaken en het kabinet van de minister-president over de tekening van de memorie van antwoord, 1963;
rapport van de Commissie-De Vos van het Centrum voor Staatkundige Vorming over het wetsontwerp, 1963;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad over aandrang vanuit de Tweede Kamer om het verhaalsrecht op ouders van minderjarige gehandicapte kinderen te beperken, met notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over deze zaak, 1963;
brief van de minister van Maatschappelijk Werk aan de minister-president met een overzicht van de Algemene Bijstandswet ten behoeve van verkiezingstoespraken te houden door KVP-bewindslieden, 1963.


inv. nr. 5514
Uitvoering Algemene Bijstandswet met onder meer diverse rijksgroepsregelingen, 1964-
Vermeldenswaard zijn:

notitie van drs.. A. Putter voor de minister-president over een uitgavenstijging die het gevolg zal zijn van het van kracht worden van de Algemene Bijstandswet, 1965;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de verhouding sociale verzekeringsbeleid en bijstandsbeleid, 1964
NB: de bijgesloten stukken van minister Veldkamp zijn niet meer aanwezig;
circulaire van het ministerie van CRM over de presentatie van de nieuwe wet op 1 november 1965 in de rolzaal, 1965;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over het wetsontwerp Sociale Werkvoorziening, 1966;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de verhoging van de normen van de rijksgroepsregelingen voor werkloze werknemers en voor minder-validen, 1966;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de wijziging van de rijksgroepsregeling voor zelfstandigen, 1967;
aantekening door NN over de notulen van de Ministerraad van 9 juni 1967;
notitie van mr. J.M. Kielstra voor de minister-president over de onmogelijkheid de bestaande regelingen uit te breiden wegens de toestand van de schatkist, 1967.



Kinderbijslagen
inv. nrs. 5500-5501
Regelingen rond de kinderbijslag, 1945-1969
Twee pakken met stukken met daarin veel ontwerpen van KB’s en wetten aangaande kinderbijslag; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld;
Vermeldenswaard zijn:

inv. nr. 5500
brief van het Centraal Bureau “Oog en Oor” aan de minister van Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk over de uitbetaling van kinderbijslag aan vaders die uit de ouderlijke macht zijn ontheven, met antwoord van de minister, 1946;
brief van het Katholiek Bureau voor Maatschappelijk en Cultureel Overleg aan de voorzitter van de Ministerraad met wensen omtrent uitbreiding van de kinderbijslag, 1946;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over het voorlopig verslag van de Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wijziging van de Kinderbijslagwet, 1946;
brief van minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een interne nota van het ministerie van Sociale Zaken over de voorstellen van mr. B.J.M. van Spaendonck inzake verhoging van de kinderbijslag (de nota werd doorgezonden aan prof. Romme), met drie bijlagen, 1948;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over extra kinderbijslag, 1948;
brief van de Commissie Kinderbijslag aan Zelfstandigen (voorzitter mr. A.A. van Rhijn) aan de minister van Sociale Zaken over kinderbijslag aan zelfstandigen en de vorm die deze zou moeten krijgen, 1948;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over de kinderbijslag, 1948
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een advies door hem aangevraagd bij de Stichting van de Arbeid en een nota van de afdeling Arbeidsverhoudingen over uitbreiding en eventuele progressie in de kinderbijslag, 1949;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president over de verhoging van de kindertoelage met 5%, 1950;
overdruk uit “Economie” [1948] van het artikel van mr. B.J.M. van Spaendonck over de verhoging van de kindertoeslag;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over differentiatie van de kinderbijslag naar het inkomen, 1952;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Sociaal-Economische Raad met een verzoek om advies of het wenselijk is een relatie te leggen tussen de hoogte van de kinderbijslag en het basisinkomen uit arbeid, z.j.;
brieven van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over peildata van de kinderbijslagverzekering, 1952-1953;
notities door NN voor de minister-president over uitbreiding van de kinderbijslaguitkering, 1953;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over verhoging van de kinderbijslag, 1953;
notitie van “M” voor de minister-president over verhoging van de kinderbijslag in de sociale bijstandsregeling, 1953;

wetsvoorstel Algemene Kinderbijslagwet (1962)
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad met wetsontwerpen betreffende een Algemene Kinderbijslagwet en aanpassing van de reeds bestaande Kinderbijslagwet voor Loontrekkenden, met een brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de staatssecretaris met commentaar op deze stukken (deze brief werd in kopie aan de minister-president gezonden), 1956
NB: deze brief werd in verband met de verkiezingen niet meer in behandeling genomen;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad met dezelfde strekking als de vorige, 1957;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over verhoging van de kinderbijslagen en de loongrenzen, 1956;
subamendement van de Sociaal-Economische Raad behelzende dat de Algemene Weduwen- en Wezenwet voorrang zou moeten hebben boven de Algemene Kinderbijslagwet, met notitie van NN, 1957;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een aanpassing van zijn wetsvoorstellen, 1957;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de staatssecretaris van Sociale Zaken over de algemene kinderbijslagvoorziening (in kopie gezonden aan de minister-president), 1957;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over verhoging van de kinderbijslagen aan laagstbeloonde werknemers, 1957;
voorstel van de Stichting van de Arbeid tot tijdelijke verhoging van de kinderbijslagen, 1957;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een voorstel tot een tijdelijke verhoging van de kinderbijslag in verband met de duurte, 1957;
brief van de Nederlandse Vrijgezellenbond en de Nederlandse Bond van vrouwen werkzaam in Bedrijf en Beroep aan de ministers van Sociale Zaken en Financiën over hun financiële positie, met antwoord en reactie, (al deze stukken in kopie gezonden aan de minister-president), 1958;
brief van de Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Uithuizermeeden aan de Ministerraad met bezwaren tegen de voorgestelde nieuwe kinderbijslagregeling aangezien deze de vrijheid van godsdienst in gevaar brengt, 1958;
artikel in het Algemeen Dagblad van 3 mei 1958 met bezwaren van het Centraal Sociaal Werkgevers-verbond tegen de zich uitbreidende sociale voorzieningen, 1958;
brief van NN (“duizende Nederlanders”) aan de minister-president over de onjuiste besteding van de kinderbijslag, 1959;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het nog niet behandelde wetsvoorstel, ingediend bij de Tweede kamer op 26 oktober 1957, 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de problemen die zich voordeden na bespreking in de Ministerraad van 28 december 1959 over het wetsontwerp algemene kinderbijslagvoorziening, met een nota of er een afzonderlijke regeling voor zelfstandigen moet komen (voorstel van staatssecretaris Veldkamp), 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de katholieke ministers en staatssecretarissen met informatie over voorgaande zaak ter voorbereiding van een bespreking, 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met de uitslag van een nader beraad met minister Marijnen en de staatssecretarissen Van den Berge en Veldkamp over voorgaande zaak, 1960;
brief van staatssecretaris van Economische Zaken Veldkamp aan de minister-president over nieuwe problemen rond het wetsvoorstel Algemene Kinderbijslagwet, met notitie door de minister-president, 1960;
brief van de staatssecretaris Schmelzer aan de minister van Sociale Zaken met voorstel advies te vragen aan het Landbouwschap en de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf inzake voornoemd wetsvoorstel, 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een gedeelte van de conceptmemorie van antwoord, 1960;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Ministerraad met zijn gedeelte van de conceptmemorie van antwoord, 1960;
brief van staatssecretaris Schmelzer aan de minister van Sociale Zaken over de conceptmemorie van antwoord, 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met wijzigingen in de memorie van antwoord, 1960;
brief van de minister van Sociale Zaken aan prof. Romme (in kopie gezonden aan de minister-president), over de kosten van de nieuwe wet, 1960;
notities geschreven door NN over het wetsvoorstel, 1960;
brief van de secretaris-generaal van Sociale Zaken aan drs. Middelburg, secretaris van de Ministerraad, met een notitie over de politieke risico’s en problemen rond het wetsvoorstel, 1960.


inv. nr. 5501
Vermeldenswaard zijn:
brief van de minister van Sociale Zaken Van Rooy aan de minister-president met het antwoord op enkele kamervragen met het verzoek dit stuk in de Ministerraad aan de orde te stellen, 1961;
brief van staatssecretaris Schmelzer aan de minister-president over de te volgen strategie rond het wetsvoorstel, 1961;
brief van voornoemde staatssecretaris over de kamervragen, 1961;
brief van de minister van Economische Zaken aan zijn collega van Sociale Zaken over hetzelfde onderwerp, 1961;
nota’s van de minister van Sociale Zaken voor de minister-president over de politieke problemen rond deze zaak, een concept en een definitieve versie, welke laatste behandeld is in de Ministerraad, 1961;
open brief van dhr. W. Wethmar aan het hoofdbestuur van de Partij van de Arbeid over deze zaak, 1961;
brief van staatssecretaris Veldkamp aan de minister-president over deze zaak, 1961;
memorandum van dhr. Oud, fractievoorzitter van de VVD, aan de minister-president, door deze rondgezonden aan de leden van de Ministerraad, over een afzonderlijke regeling van de kinderbijslag voor zelfstandigen, 1961;
notitie van de minister van Sociale Zaken Van Rooy aan de leden van de Ministerraad over de kosten verbonden aan een regeling voor zelfstandigen, 1961;
brieven van W.J. Andriessen aan de fractievoorzitters van de VVD, de ARP en de CHU over de voorstellen-Andriessen en -De Kort, 1961;
notitie van de minister van Economische Zaken over een compromis inzake deze kwestie, 1961;
brief van de minister van Sociale Zaken Van Rooy aan de minister-president met twee nota’s van wijzigingen, 1961;
NB: kort voor het zomerreces trad minister Van Rooy af; zijn opvolger als minister was G.M.J. Veldkamp;

notitie van “v.N.” voor de minister-president over twee voorstellen van minister van Sociale Zaken Veldkamp, 1961
brief van de Stichting Bevolkingsbeleid aan de minister van Sociale Zaken (in kopie gezonden aan de minister-president) over de relatie tussen kinderbijslag en bevolkingsgroei, 1961;
brief van het partijbestuur van de KVP aan de katholieke leden van het kabinet, het partijbestuur en de katholieke leden van de beide kamers met haar standpunt over de algemene kinderbijslagregeling, 1961;
verzameling fotokopieën van krantenknipsels door minister Veldkamp opgestuurd aan de minister-president over deze zaak, [1961];
notitie van het afdelingshoofd Sociale Verzekering voor de minister van Sociale Zaken over de kosten van een regeling voor kleine zelfstandigen, 1961;
notitie door NN over gesprekken met vier fractievoorzitters, z.j.;
notitie van minister Veldkamp over de procedure te volgen bij de openbare behandeling van de Algemene Kinderbijslagwet, z.j.;
notitie door NN over de kinderbijslag, z.j.;

brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Ministerraad over de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet (medisch onderzoek), 1964;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de verhoging van de inkomensgrens in de Kinderbijslagwet voor kleine zelfstandigen, met bijbehorende stukken, 1964;
brief van de Katholieke Bond “Voor het Gezin” aan de minister-president en de Staten-Generaal met het verzoek de kinderbijslag voor grote gezinnen te verhogen, 1964;
advies van de Sociaal-Economische Raad over verhoging van de kinderbijslagen in verband met de belastingaanpassing per 1 juli 1965, met bijbehorende stukken;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de financiële gevolgen van op stapel staande nieuwe sociale verzekeringswetten (verhoging premiedruk of verhoging belastingdruk), 1965;
notitie van drs. A. Putter voor de minister-president over de financiering van de Algemene Kinderbijslagwet uit de algemene middelen, 1965;
conceptadviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad over de bevriezing van de kinderbijslag voor het eerste kind, aangeboden aan de Ministerraad, 1967.


inv. nr. 5517
Wijziging en uitvoering van de Kinderbijslagwet voor Invaliditeits-, Ouderdoms- en Wezenrentetrekkers, 1948-1961.
Dossier met stukken met daarin veel ontwerpen van KB’s en wetten aangaande kinderbijslag; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld;
Vermeldenswaard zijn:
notitie van “J.M.” voor de minister-president over het schrappen van een anti-cumulatiebepaling bij wezenrente en kinderbijslag, 1954;
notitie van de afdeling Bezitsvorming en Economische Aangelegenheden voor staatssecretaris Schmelzer over een wijziging van de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de Kinderbijslagwet voor rentetrekkers, 1961.


inv. nr. 5518
Totstandkoming en wijzigingen van de Kinderbijslagwet voor Zelfstandigen, 1948-1963
Twee pakken met stukken met daarin veel ontwerpen van KB’s en wetten aangaande kinderbijslag; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld;
Vermeldenswaard zijn:
telegram van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond aan de minister-president met het verzoek zo spoedig mogelijk een noodwet kinderbijslag voor zelfstandigen in te voeren, 1948;
brief van raadsadviseur Van Nispen tot Pannerden aan de minister van Financiën en antwoord daarop over een gesprek dat is gevoerd over dit onderwerp, 1949;
rapport van de Commissie-Michielsen van de Katholieke Volkspartij met een wetsontwerp kinderbijslag aan zelfstandigen, 1948;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over de kinderbijslag voor zelfstandigen en een nota over de situatie in België, 1949;
notitie van raadsadviseur Van Nispen tot Pannerden voor minister Van Schaik over dit onderwerp, 1949;
aantekeningen door NN over dit onderwerp, [1949];
notities (3) van “J.M.” voor de minister-president over dit onderwerp, 1949;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een samenvatting van de conclusies tot stand gekomen in het overleg van de minister met enkele collega-ministers, 1949;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over een te houden bespreking met organisaties uit de middenstand en de landbouw over dit onderwerp, 1949;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over de standpunten van de organisaties van middenstanders en landbouwers, met kopieën van de brieven van deze organisaties aan de minister, 1949;
notitie van “M” voor de minister-president over de uitslag van een bespreking op 25 november met vertegenwoordigers van de centrale middenstandsbonden en landbouworganisaties en de ministeries van Sociale Zaken en Landbouw, 1949;
brief van de centrale middenstandsbonden en landbouworganisaties aan de Tweede Kamer erop aandringend dat een noodvoorziening spoedig tot stand zal worden gebracht, in kopie gezonden aan de minister-president, 1949;
raming door het Centraal Planbureau van de kosten van een regeling, 1949;
aantekening van “J.M.” voor de minister-president over een nieuw door minister Joekes ontworpen plan, 1949;
verslag van een bespreking op 25 november 1949 van het ministerie van Sociale Zaken met de organisaties van landbouwers, middenstanders en tuinders, 1949;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een nota over dit onderwerp, 1949;
brief van de minister van Financiën aan de minister-president met bezwaren tegen het wetsvoorstel dat de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad heeft aangeboden (betreft inkomensgrens en inkomen van inwonende kinderen), 1950;
Advies van de Raad van State aan de koningin met bezwaren tegen het wetsontwerp, met brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad waarin hij ingaat op deze bezwaren en voorstelt de werkingsduur van de noodwet van 2 op 3 jaar te brengen, 1950
NB: de Noodwet zou worden verlengd tot 1 januari 1963;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over de relatie tussen de noodregeling en een toekomstige algemene kinderbijslagwet, 1950;
brief van mr. A.C.M. van de Ven, hoofd afdeling Sociale Verzekeringen van het ministerie van Sociale Zaken, aan de secretaris van de Ministerraad met een voorontwerp van een wet voor een definitieve kinderbijslagverzekering voor zelfstandigen, 1951
NB: de memorie van toelichting bevat een groot aantal wijzigingen en correcties;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de kosten van de Noodwet en met voorstel de Noodwet niet te verbeteren, 1952;
adres van de Katholieke Bond “Voor het Gezin” aan de Eerste en Tweede Kamer met een verzoek om een hogere kinderbijslag dan thans wordt geadviseerd door de Sociaal-Economische Raad, 1952;
brief van de Gereformeerde Kerk van Uithuizermeeden aan de Ministerraad met bezwaren van principiële aard tegen het wetsontwerp algemene kinderbijslagverzekering, 1958;
memorandum van P.J. Oud over een nieuwe regeling voor de kinderbijslag voor zelfstandigen, doorgestuurd aan alle leden van de Ministerraad, 1961
brief van de minister van Sociale Zaken, Van Rooy, aan zijn collega’s van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken, Economische Zaken en Financiën met een nota over de kosten verbonden aan een kinderbijslagregeling voor zelfstandigen, 1961.


inv. nr. 5519
Wijziging van de Kinderbijslagwet en de verhouding tussen kinderbijslag en het genoten loon, 1949-1953
Dossier met stukken met daarin veel ontwerpen van KB’s en wetten aangaande kinderbijslag; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld;
Vermeldenswaard zijn:
conceptbrieven aan de Sociaal-Economische Raad met een verzoek om advies over de vraag of er een relatie dient te bestaan tussen de hoogte van de kinderbijslag en het basisinkomen uit arbeid, met diverse notities van de minister van Sociale Zaken en anderen, dit naar aanleiding van de door Tweede-Kamerlid C. Romme gevraagde aandacht voor middengroepen met vaste inkomens en hogere gezinslasten, 1952;
ontwerpbesluit over de uitbreiding van de begrippen arbeider en loon en aanwijzing van een bedrijfsvereniging met aantekeningen in steno door de minister-president, 1953.


inv. nr. 5522
Toepassing van de Kinderbijslagwet op arbeiders in Duitsland en Spanje, 1954-1961
Dossier met enkele stukken ontwerpen van KB’s aangaande kinderbijslag.


Sociale partners
inv. nr. 564
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties. Algemeen, 1949-1966
Vermeldenswaard zijn:

verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie (I.L.O.) betreffende vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948;
adres van 53 hoogleraren aan de Ministerraad over onder meer de vertegenwoordiging van het niet georganiseerde hogere personeel in het overleg op sociaal-economisch terrein (Sociaal-Economische Raad), 1959;
kwestie georganiseerden - ongeorganiseerden in de Stichting van de Arbeid, 1965-1966.


inv. nr. 567
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties. Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), 1946-1969
Vermeldenswaard zijn:

urgentieprogram van het Christelijk Nationaal Vakverbond vastgesteld op 17 juni 1946 en verzonden aan de voorzitter van de Ministerraad, met een paragraaf over de sociale zekerheid, 1946;
sociaal-politiek program van het Christelijk Nationaal Vakverbond, met een paragraaf over de sociale zekerheid, verzonden aan de minister van Algemene Zaken, 1948-1949;
sociaal-politiek program van het Christelijk Nationaal Vakverbond, met een paragraaf over de sociale verzekering, verzonden aan de minister-president, 1952;
brief van het Christelijk Nationaal Vakverbond aan het ministerie van Algemene Zaken met als bijlage zijn sociaal-politiek program, 1959 (program zelf ontbreekt);
nummer van “Evangelie en Maatschappij” over de sociale zekerheid van weduwen en wezen, verzonden aan de minister van Algemene Zaken, 1959.


inv. nr. 568
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties. Eenheids Vakcentrale, 1945-1966
Vermeldenswaard zijn:

beginselverklaring en program van actie voor de eenheidsvakbeweging, met ook sociale zekerheid, 1945;
verslag van een bespreking op 22 april 1947 tussen ambtenaren van de ministeries van Economische en van Sociale Zaken en afgevaardigden van de Eenheids Vakcentrale over onder meer de sociale verzekering, de ouden van dagen, verzonden aan de minister-president, 1947.


inv. nr. 571
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties. Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), 1945-1969
Vermeldenswaard zijn:

brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de minister-president met ingesloten een verslag over de gebeurtenissen in 1940-1945, 1945
NB: het verslag ontbreekt;
brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de minister-president met een lijst van punten waar de nieuwe regering aandacht aan zou moeten besteden, met onder meer spoedige invoering van een wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, herziening van de sociale verzekering en onmiddellijke verhoging van de uitkering aan ouden van dagen, 1945;
brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de Ministerraad met een lijst van zaken waar het nieuwe kabinet aandacht aan zou moeten besteden, met onder meer de sociale verzekering, de werkloosheidsvoorziening en de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering, 1948;
brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de minister-president met een resolutie aangenomen op het verbondscongres over het sociaal beleid en het toezicht op de DUW, doorgezonden aan de minister van Sociale Zaken, 1949;
brieven (identiek) van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de Ministerraad en de minister-president met een resolutie aangenomen op het verbondscongres met onder meer het verzoek tot spoedige invoering van de Werkloosheidswet, 1951
manifest van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen met een reactie op de troonrede met onder meer wensen ten aanzien van de ouderdomsvoorziening, de invaliditeitsverzekering, de ziekenfondsverzekering, de kinderbijslag en de vereenvoudiging van de administratie van de sociale verzekering (rapport-Van den Tempel), 1952;
open brief van de Nederlandse Vakcentrale [sic] met een verzoek om erkenning, met andere stukken van gelijke strekking, 1953;
brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de minister-president met de mededeling dat de Raad van Vakcentralen en zijn onderafdelingen heeft opgehouden te bestaan, 1954;
publicatie getiteld “Wat bezielt het NVV ?” als reactie op het mandement van de Nederlandse bisschoppen, 1954;
brief van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen aan de minister-president met als bijlage het gezamenlijk actieprogramma van Nederlands Vervond van Vakverenigingen en Katholieke Arbeidersbeweging, met een paragraaf over de sociale zekerheid, 1963;


inv. nr. 572
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties.
Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging (KAB) en Federatie van Werknemersorganisaties, 1946-1967
Vermeldenswaard zijn:

beginselverklaring en urgentieprogram van de Katholieke Arbeidersbeweging, 1945;
gezamenlijk actieprogramma Nederlands Verbond van Vakverenigingen en Katholieke Arbeidersbeweging, met een paragraaf over de sociale zekerheid, 1963;
brief van de Federatie van Werknemers Organisaties aan de minister-president over de discriminatie van de z.g. categorale vakorganisaties, 1967.


inv. nr. 576
Oprichting, werkzaamheden en opheffing van werkgevers- en werknemersorganisaties. Stichting van de Arbeid, 1945-1966
Vermeldenswaard zijn:

brief van de gedelegeerden van de Stichting aan de leden van het bestuur van de Stichting met een notitie over een in te stellen Contact-Commissie op sociaal gebied voor het bedrijfsleven, dit ter voorbereiding op een vergadering op 8 juni 1945, 1945;
overzicht van de afdeling Wachtgeldregelingen sedert 1944 opgesteld door NN, 1945;
memorandum voor de audiëntie op 23 augustus 1945 van een delegatie van de Stichting bij de voorzitter van de Ministerraad, 1945
NB: het onderwerp sociale zekerheid komt niet expliciet in dit stuk voor;
uitnodiging gericht aan de minister-president tot bijwoning van het Congres van de Arbeid op 20 november 1946, 1946;
brief van de Stichting aan de minister van Sociale Zaken over het standpunt van de Stichting over het rapport van de z.g. gemengde Commissie-Van Rhijn, met een notitie door “J.M.”, 1949;
richtlijnen voor de verdeling van werkzaamheden tussen de Stichting en de Sociaal-Economische Raad, 1951.


Uitvoeringsorganisaties
inv. nr. 5505
Sociale verzekeringen, totstandkoming en wijziging van; met name sociale verzekeringen in het algemeen en hun organisatie en uitvoering, 1945-1965.
Twee dossiers met daarin veel ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten aangaande sociale verzekeringen; voor zover deze veelal gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten, zijn zij niet gespecificeerd; de brieven van de minister van Sociale Zaken waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad en de brieven veelal van lobbyorganisaties die ter afhandeling zijn doorgezonden naar andere ministeries, zijn ook niet afzonderlijk vermeld;
Vermeldenswaard zijn:

motie van de Federatie Gelderland van de Bond voor Staatspensionneering gericht aan de voorzitter van de Ministerraad en de voorzitters van de beide kamers aandringend op spoedige invoering van een staatspensioen, z.j. [1946];
brief van de vakgroep “Variaverzekering” aan de Ministerraad met een motie van de ondervakgroepen ongevallenverzekering, ziekenhuiskostenverzekering en ziektekostenverzekering aandringend op een vertegenwoordiging van de particuliere verzekeraars in de commissie die zich bezig gaat houden met de herziening van de sociale verzekering, doorgezonden aan de minister van Sociale Zaken, 1946;
rapport inzake de herziening van de sociale verzekering, 1948;
brief van de Stichting van de Arbeid aan de staatssecretaris van Sociale Zaken met haar standpunt over de gevolgen van de recente loonsverhoging voor de sociale verzekeringen, 1951;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president als voorzitter van de Raad voor Economische Aangelegenheden met zijn standpunt aangaande het bovengenoemde standpunt van de Stichting, 1951;

Organisatiewet Sociale Verzekering
twee notities van “J.M.” voor de minister-president over het wetsontwerp Organisatiewet Sociale Verzekering, 1951
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met zijn conceptmemorie van antwoord en een gewijzigd wetsvoorstel organisatie sociale verzekeringen, met antwoord van de minister-president, 1951;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over de stijging van het aantal door gemeenten ondersteunden, met aantekeningen van de minister-president, 1951;
notitie van “M” voor de minister-president over de behandeling van het wetsontwerp organisatie sociale verzekering in de Tweede Kamer, 1951;

Coördinatiewet Sociale Verzekering
conceptrapport van de Commissie ingesteld door de ministers van Financiën en Sociale Zaken over de coördinatie van sociale verzekeringen en de loonbelasting, met een notitie van “J.M.” voor de minister-president en een aantekening van deze, 1951;
notitie van “J.M.” voor de minister-president over het op handen zijnde rapport van de Commissie-van den Tempel, 1952
NB: deze commissie hield zich bezig met de coördinatie van de loonbelasting, de vereveningsheffingen en de premies voor de sociale verzekering; het rapport van deze commissie leidde tot de Coordinatie-wet Sociale Verzekering van 1953;

brief van de voorzitter van de afdeling Drachten van de Friese Maatschappij van Landbouw over de administratieve rompslomp rond de sociale verzekering, [1953];
brief van de Stichting van de Arbeid aan de minister van Sociale Zaken over de gevolgen van de loonsverhoging voor de sociale verzekeringen, 1954;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over hetzelfde onderwerp en de verhoging van de loongrenzen, 1954;
circulaire van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen met een gewijzigde Sociaal-Economische Hulpverleningsregeling aan Zelfstandigen, 1955, met de oude uit 1948 stammende regeling en met brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president naar aanleiding van enkele vragen van deze, onder meer of deze zaak niet in de Ministerraad behandeld had moeten worden, 1956;
brief van de minister van Financiën aan de Ministerraad over de financiële gevolgen van de door Sociale Zaken voorgestelde maatregelen (verhoging uitkeringen), 1956;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad over dezelfde zaak, 1956;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de overheveling van aanvullende uitkeringen inzake sociale verzekeringen naar het bedrijfsleven, 1957;
brief van de Sociale Verzekeringsraad aan de Ministerraad met een interim-advies van de Sociale Verzekeringsraad uitgebracht aan de staatssecretaris van Sociale Zaken over wijzigingen van de Coördinatiewet en enkele sociale verzekeringswetten, 1958;
brief van de Adviescommissie voor Organisatie van de Rijksdienst (ADOR) waarin zij aandacht vraagt bij de opstellers van het nieuwe regeringsprogramma voor vereenvoudiging van de sociale verzekeringen, met notitie hierover van raadsadviseur Van Nispen tot Sevenaar en andere aantekeningen, 1959;
brief van de minister van Justitie aan de minister-president over voorzieningen in verband met het uitlenen van arbeidskrachten, met bijbehorende stukken, 1959;
briefwisseling tussen de minister-president, de minister van Sociale zaken, de staatssecretarissen van Sociale Zaken (Roolvink), Economische Zaken (Veldkamp) en Algemene Zaken (Schmelzer) over de door de voornoemde Adviescommissie Organisatie Rijksdienst (ADOR) bepleite vereenvoudiging van de uitvoering van de sociale verzekeringen, met bijbehorende stukken waaronder een brief van Veldkamp aan Schmelzer met zijn ten dele van staatssecretaris Roolvink afwijkende mening over deze zaak en notities van raadsadviseurs, 1959-1960;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister-president met gegevens over door het kabinet reeds tot stand gebrachte verbeteringen in de sociale zekerheid, 1960;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota over de vereenvoudiging van de uitvoering van de sociale verzekering, met bijbehorende stukken waaronder notities van staatssecretaris Veldkamp en raadsadviseur Van Nispen tot Sevenaar, 1960;
twee notities van raadsadviseur Van Nispen tot Sevenaar voor de minister-president met de raad de zaak van de vereenvoudiging door te zetten, [1961];
brief van de minister van Sociale Zaken Veldkamp aan de Ministerraad met het voorstel advies aan te vragen bij de Sociaal-Economische Raad over het maximumdagloon, 1961;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over een adviesaanvrage aan de Sociaal Economische Raad over zware geneeskundige risico’s en sociale prioriteiten, 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad over de hoogte van de loongrens en het maximumdagloon, met bijbehorende stukken, 1960-1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over het sociale zekerheidsbeleid op langere termijn, 1962;
brief van de directeur van de Stafdeling Algemene Sociaal-Economische Planning (ASEP) van Sociale Zaken aan de minister-president over het in 1959-1963 gevoerde sociale beleid, 1963;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvrage voor een vakantie-uitkering in het kader van de sociale verzekering, met bijbehorende stukken, 1964;


inv. nr. 5512
Herziening van de Armenwet en totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, 1946-1961.
Vermeldenswaard zijn:

brief van NN van der Putten, chef van de afdeling “H.O.” de minister van NN [vermoedelijk Binnenlandse Zaken] met namen van personen die in aanmerking komen voor de “Staatscommissie voor de richtlijnen met maatschappelijk werk”, 1946;
concept-nota’s van de minister van Binnenlandse Zaken voor de Ministerraad, nota en begeleidende brief van deze minister aan de Ministerraad met het voorstel een staatscommissie in te stellen ter herziening van de Armenwet en de verzorging van oorlogsslachtoffers, met aantekeningen, 1946;
brief met begeleidende nota van dhr. NN Bouman van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de minister-president met een uiteenzetting over ontstaan, doelstelling en organisatie van de Dienst voor Maatschappelijke Zorg, 1951;
brief van de Eenheidsvakcentrale aan de Ministerraad met het verzoek een kolentoeslag te geven aan werklozen en bedeelden, 1952;
wetsontwerp Algemene Bijstandswet, met memorie van toelichting, januari 1961, met notitie van NN voor NN met opmerkingen over dit ontwerp en de samenhang tussen deze wet en de regelingen van het ministerie van Sociale Zaken, 1961.


inv. nr. 5516
Totstandkoming en wijziging van het Besluit op de Ziekenfondsraad, 1947-1965
dit dossier bevat uitsluitend enkele ontwerpbesluiten aangaande de Ziekenfondsraad en geen stukken over het onderwerp sociale zekerheid, zoals dit door de bewerkers is gedefinieerd.


inv. nr. 5523
Regeling van het lidmaatschap van de Sociale Verzekeringsraad, 1954-1969
Dossier met enkele KB’s over de Sociale Verzekeringsraad en:

brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een voorstel tot benoeming van J.J.A. Berger jr. tot voorzitter van het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, 1961.


inv. nr. 5526
Conceptrapport ‘Menselijke verhoudingen bij de uitvoering van de sociale verzekering door de Raden van Arbeid’, met begeleidende brief, 1963.



Europese integratie
inv. nr. 2996
Goedkeuring en toepassing van Europese verdragen inzake sociale en medische bijstand, 1950-1959
Vermeldenswaard zijn:

verdrag betreffende sociale en medische bijstand verleend door de landen, welke partij zijn bij het Verdrag van Brussel, 1948-1950
NB: de deelnemende landen waren: Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Luxemburg, en Nederland. Het Verdrag van Brussel werd gesloten op 17 maart 1948. Het verdrag inzake de sociale zekerheid werd gesloten op 7 november 1949.


inv. nr. 2997
Internationale samenwerking inzake de sociale verzekeringen en Europees Sociaal Handvest, 1950-1969
Vermeldenswaard zijn:

brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over ontwerpverdragen over de sociale zekerheid tussen de landen van de Raad van Europa, 1950;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over twee voorlopige Europese akkoorden inzake sociale verzekeringen, 1952;
brief van de Katholieke Arbeidersbeweging en het Christelijk Nationaal Vakverbond aan de Ministerraad over de vaststelling van een door de Raad van Europa ontworpen code voor sociale zekerheid, ter afhandeling doorgezonden aan de ministers van Sociale Zaken en Buitenlandse Zaken, met een antwoord van laatstgenoemde minister, 1954;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister-president met de tekst van twee in de Raad van Europa gesloten akkoorden aangaande de sociale zekerheid met voorstel deze te doen ratificeren, 1954;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de minister-president met de tekst van een Europees Verdrag aangaande de sociale zekerheid van transportarbeiders met het voorstel dit te doen ratificeren, 1956;
brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aan de minister-president met een commentaar op de tekst van het op 16 april 1964 voor ondertekening opengestelde “Europees Sociaal Wetboek”, behandeld in de Rijksministerraad, met bijbehorende stukken, 1964-1965;
goedkeuring van het Europees Sociaal Handvest (Traktatenblad 1962, nr. 3 en 90), behandeld in de Rijksministerraad, 1965.


inv. nr. 3000
Europees Sociaal Handvest, uitblijven van de ratificatie ervan, 1961-1963
Vermeldenswaard zijn:

brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aan de minister-president met de tekst van het Europees Sociaal Handvest en het voorstel dit op 18 oktober 1961 namens het Koninkrijk der Nederlanden te doen tekenen, 1961;
brief van het Overlegorgaan van NVV, NKV en CNV aan de Ministerraad met het verzoek het Handvest spoedig te ratificeren, met antwoord van de minister van Sociale Zaken dat dit niet zo eenvoudig ligt en dus meer tijd kost en antwoord van de minister-president aan het Overlegorgaan, 1963.



Diversen
inv. nr. 510
Samenstelling van het College van Rijksbemiddelaars, 1951-1961
Vermeldenswaard is:
de versterking van het College met enige economen, 1961.


inv. nr. 560
Vakantie-uitkering aan werknemers en aan hen die een uitkering krachtens de sociale verzekering genieten, 1947-1969
Vermeldenswaard is:

voorstel van de minister van Sociale Zaken over vakantie-uitkering in het kader van de sociale verzekering, met notitie van enkele topambtenaren, 1964.

inv. nr. 5520
Totstandkoming en wijziging van de Wet op het Preventiefonds, 1949-1963.
dit dossier bevat uitsluitend ontwerpbesluiten en -wetsvoorstellen aangaande het Preventiefonds.



Ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars
inv. nrs. 5502-5504
Ziekenfondsenbesluit, wijzigingen van; Ziekenfondswet, totstandkoming en wijzigingen, 1945-1969. Vermeldenswaard zijn:

inv. nr. 5502
brief van de minister van Financiën aan de minister-president met daarbij de brieven d.d. 22 juni 1950 over het voorontwerp ziekenfondswet, die hij heeft gestuurd aan zijn collega van Sociale Zaken c.a., 23 juni 1950;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota (24 p.) opgesteld door de staatssecretaris van volksgezondheid over subsidiering van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 15 december 1950;
telegram van de Centraal Overleg van Ziekenfondsorganisaties aan de minister-president met het verzoek om een onderhoud over de financiële nood waarin de fondsen verkeren, 5 januari 1951;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken c.a. en antwoord daarop over de financiële problemen van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 13 en 18 januari 1951
NB: Financiën stelt onder meer voor de ziekenhuisverpleging uit het pakket te halen en eigen bijdragen in te voeren;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een ontwerp ziekenfondswet, 13 augustus 1951
NB: in de memorie van toelichting een schets van de voorgeschiedenis (p. 1-10);
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president waarin hij zich verzet tegen opneming van ambtenaren in de verplichte ziekenfondsverzekering, 30 augustus 1951, met een brief van gelijke strekking aan zijn collega van Sociale Zaken c.a., 3 april 1950;
brief van de minister van Financiën aan de minister van Sociale Zaken, waarin hij zijn zorgen uit over de grote tekorten van de ziekenfondsverzekering, 6 september 1951;
brief van directeur-generaal Muntendam aan de minister-president met een ontwerp ziekenfondswet, met aantekeningen van Drees en Middelburg, 15 oktober 1951;
brief van de Centrale Bond van Onderlinge beheerde Ziekenfondsen aan de minister-president, waarin zij een kopie toezenden van een brief gericht aan de minister van Sociale Zaken met bezwaren tegen de vermindering van het rijkssubsidie van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 27 november 1951 (beide brieven);
brief van de Federatie Verenigde Maatschappij-Ziekenfondsen aan de Ministerraad met een brochure met bezwaren tegen het ontwerp ziekenfondswet, 17 april 1952;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president met bezwaren tegen het ontwerp ziekenfondswet met name dat deze wet zal leiden tot nog meer versnippering en dus tot hogere kosten, 25 april 1952;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president met bezwaren tegen het ontwerp ziekenfondswet van minister Joekes (met name tegen artikel 61) en de raad geen haast te maken, 3 mei 1952;
manifest van het Medisch Comité van Aanbeveling bestaande uit anonieme artsen gericht aan collega-artsen waarin zij zich keren tegen dreigende “socialisering en verambtenarisering” van de gezondheidszorg, 22 oktober 1954;
wetsontwerp van de minister van Sociale Zaken c.a. betreffende de ziekenfondsverzekering van bejaarden, 26 juni 1956;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president over de ziekenfondsverzekering voor AOW-trekkers, 6 juli 1956;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 11 juni 1959;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de financiering van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 6 augustus 1959, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer;
wetsontwerp van de minister van Sociale Zaken betreffende overbrenging van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden naar het Ouderdomsfonds, 10 november 1959, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de financiering van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 16 juni 1960, met een notitie van de afdeling BEA en het advies van de Sociaal-Economische Raad;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een schets van de hoofdlijnen van een ziektekostenwet en een overzicht van standpunten met betrekking tot dit onderwerp ingenomen door diverse belangenorganisaties, 2 februari 1961;
advies van de Sociaal-Economische Raad over de economische aspecten die van belang zijn voor de premiehoogte van de verplichte ziekenfondsverzekering, 1961;
notitie van raadsadviseur J. Middelburg voor de minister-president, waarin hij hem afraadt om het wetsontwerp ziekenfondswet onderhands naar de Raad van State te sturen, zoals de minister gevraagd heeft, omdat dit een controversiële zaak is, 17 mei 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over een discussie die in de Ministerraad is gevoerd over de ziekenfondswet en de adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad, 4 juni 1962;
brief van dr. Drooglever Fortuyn aan de minister-president waarin hij diens aandacht vraagt voor de mening van artsen ten aanzien van het ziekenfondswezen, met een door hem geschreven ingezonden stuk geplaatst in Elseviers Weekblad van 3 maart 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een conceptadviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad over een volksverzekering tegen zware geneeskundige risico’s, 11 mei 1962;
memorie van toelichting op het wetsontwerp ziekenfondswet met een historische toelichting (p. 13-30);


inv. nr. 5503

brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met een concept adviesaanvrage voor de Sociaal-Economische Raad over de duur van ziekenhuisverpleging in verband met het sociale zekerheidsbeleid op lange termijn, 8 januari 1963;
adres van het Christelijk Nationaal Vakverbond aan de Tweede Kamer over het ontwerp ziekenfondswet, 18 januari 1963;
brief van dr. Drooglever Fortuyn aan de minister-president met bijgesloten aflevering nr. 6 van jaargang 1 (maart 1963) van “Medicorum Officium Liberum sit” , onafhankelijk orgaan voor het vrije artsenberoep met onder meer een kort artikel geschreven door "“.C.K." over het falen van de Maatschappij Geneeskunst;
persbericht over een rapport van de Ziekenfondsraad over de oorzaken van de kostenstijging van de verplichte ziekenfondsverzekering in de periode 1948-1960, 22 augustus 1964;
brief van mr. dr. H.L. Kunneman, directeur van de N.V. Verzekering-Maatschappij VZVZ, aan de minister-president waarin hij zijn aandacht vraagt voor zijn artikel opgenomen in “Vraagbaak voor het Assurantiewezen” van 11 september 1965 gericht tegen de uitbreiding van de kring van verplicht verzekerden, 24 september 1965;
voorstel van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad om een College van Toezicht op de Ziekenfondsraad in te stellen, 3 december 1965;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het concept verstrekkingbesluit ziekenfondsverzekering, 21 december 1965;
advies van de Raad van State op het wetsontwerp algemene verzekering tegen zware geneeskundige risico’s (“Algemene Ziekteverzorgingswet”), 22 december 1965;
motie van de algemene ledenvergadering van de Katholieke Oudervereniging “Voor het Zorgenkind” dat de Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico’s per 1 januari 1967dient te worden ingevoerd, 21 mei 1966;
verzoekschrift van: mevr. Th.C.A. Halma (voor de invaliden), mevr. NN van Rossum (voor de weduwen en wezen), mevr. van Tergauw (voor de weduwen) en dhr. A. van Veenendaal (voor hen die van de AOW moeten leven) aan alle leden van het overgangskabinet-Zijlstra waarin zij ageren tegen het voorgestelde eigen risico als zijnde onchristelijk en onmenselijk, 25 november 1966;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister van Sociale Zaken c.a., in kopie gezonden aan de minister-president, waarin hij deze verzoekt het wetsontwerp beperkte volksverzekering voor te leggen aan de Ministerraad alvorens ambtelijk overleg daarover te starten, 18 maart 1966
NB: in het dossier is deze brief gelegd na de brief van 29 september 1966
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met het wetsontwerp tot wijziging van de Ziekenfondswet door invoering van een beperkte volksverzekering, met het wetsontwerp en vijf bijlagen, 25 april 1966
NB: het wetsontwerp had de vorm van een wijziging van de Ziekenfondswet; aangeboden aan de Ministerraad op 27 april 1966; besproken op 6, 13, 20 en 27 mei en op 15 en 22 juli 1966; na de vergadering van 22 juli ging het wetsontwerp naar de Raad van State;
brief van de directeur-generaal voor overheidspersoneelsbeleid aan de minister van Binnenlandse Zaken waarin hij met klem verzoekt om uitstel van behandeling van het wetsontwerp beperkte volksverzekering in de Ministerraad in verband met de ziektekostenvoorziening voor ambtenaren, mei 1966;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het wetsvoorstel beperkte volksverzekering, 5 mei 1966;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Ministerraad met bezwaren tegen het voornoemde wetsontwerp en het advies om dit eerst voor te leggen aan de daarvoor geëigende organen, 24 mei 1966;
notitie van raadsadviseur mr. J.H. Kist voor de minister-president over de bezwaren van de minister van Binnenlandse Zaken, 26 mei 1966;
brief van de vice-president van de Raad van State aan de minister van Sociale Zaken c.a., in kopie gezonden aan de minister-president, waarin de vice-president meent dat de minister de Sociaal-Economische Raad en het Georganiseerd Overleg voor het Rijkspersoneel alsnog om een advies over de beperkte volksverzekering moet vragen, 17 juni 1966;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president, waarin hij reageert op een “papier” uitgereikt door de minister van Sociale Zaken c.a. tijdens de vergadering van de Ministerraad van 27 mei 1966 met daarin een cijferopstelling omtrent de extra kosten die het wetsontwerp beperkte volksverzekering zal veroorzaken; de minister bestrijdt de cijfers van de minister van Sociale Zaken c.a. , 22 juni 1966;
artikel in het Financiële Dagblad van 23 november 1965 over de kosten van het wetsontwerp ziektekostenvoorziening ambtenaren;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad waarin hij aankondigt bereid te zijn het wetsontwerp beperkte volksverzekering te wijzigen teneinde aan de bezwaren van de minister van Binnenlandse Zaken tegemoet te komen, maar vasthoudt aan zijn standpunt dat geen advies behoeft te worden ingewonnen bij de Sociaal-Economische Raad, 6 juli 1966;
notities van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het wetsontwerp beperkte volksverzekering, 6 en 13 juli 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de vice-president van de Raad van State, in kopie gezonden aan de minister-president, met een reactie op diens brief van 17 juni (de minister van Sociale Zaken c.a. houdt vast aan zijn standpunt ten aanzien van de Sociaal-Economische Raad), 28 juli 1966;
advies van de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf over een volksverzekering zware geneeskundige risico, aangeboden bij brief van 12 januari 1966 aan de minister-president;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de verhouding tussen de beperkte volksverzekering en de ziektekostenvoorziening voor ambtenaren, 29 september 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de minister-president, waarin hij hem mededeelt niet bereid te zijn de Sociaal-Economische Raad op een of andere wijze tegemoet te komen, zoals de minister-president hem had gevraagd, 7 september 1966;
advies van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor het jaar 1967 met een analyse van de oorzaken van de sterke kostenstijging die tot tekorten heeft geleid, met vijf bijlagen, 28 oktober 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de premievaststelling Interim-wet Invaliditeitsrentetrekkers en Ziekenfondswet, 9 november 1966;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter over het voorgaande, 14 november 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de commissie ex. art. 49 van de Ziekenfondswet over de financiële mogelijkheden voor 1967, 13 december 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad waarin hij het rapport van de Commissie-Van der Ven over de huisartsenhonoraria aanbiedt, 21 december 1966
NB: de commissie was ingesteld bij beschikking van 22 november 1966 en bestond uit:
prof. dr. F.H.J.M. van der Ven, hoogleraar aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg
prof. dr. A.C. Drogendijk, voorzitter van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid
mr. dr. A.A. van Rhijn, lid van de Raad van State
W.J. Royaards, oud-voorzitter van de Kon. Ned. Maatschappij Geneeskunst
mr. Y Scholten, oud-minister van Justitie;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het voornoemde rapport, 22 december 1966;
telegram van de arbeiders op het object Indeco in Buikslotermeer aan de Ministerraad tegen het eigen risico en voor hogere artsenhonoraria, 4 januari 1967;
brief van mr. F.B. Blaisse te Doetinchem aan de minister-president over de eisen van de huisartsen, 4 januari 1967;
brief van de Twentse huisartsen aan hun patiënten, 5 januari 1967;
brieven van de Kon. Ned. Maatschappij Geneeskunst aan de minister-president en de minister van Sociale Zaken c.a. over het huisartsenconflict, 6 maart 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Tweede Kamer over voornoemd conflict, 29 december 1966;
dossier over dit conflict, 1966-1967.


inv. nr. 5504

Brieven, notities van raadsadviseurs en andere stukken over het conflict tussen de ziekenfondsen en de huisartsen, 1967 ;

brief van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. met een advies over de gevolgen voor de ziekenfondswetgeving van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids-verzekering, 3 mei 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met voorstellen tot wijziging van de premies voor de verplichte ziekenfondsverzekering en andere sociale verzekeringen, met een advies van de Ziekenfondsraad van 30 maart 1967, 18 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met een voorstel hoe het ontwerp Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico’s in de kamer te behandelen, 25 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de kostenstijging van de gezondheidszorg met voorstellen enkele adviezen in te winnen en studies te laten doen, 5 mei 1967, met een notitie van raadsadviseur drs. A. Putter hierover, 8 mei 1967;
adres van het GOZ (Gemeenschappelijk Overleg van Ziekenfondsorganisaties) en de KLOZ (Kontaktkommissie van Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars) aan de Tweede Kamer met argumenten tegen het wetsontwerp ziektekostenvoorziening ambtenaren, met lijst van sedert 1952 over dit onderwerp verschenen publicaties, februari 1968;
conceptadviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over de structuur van de verzekeringen tegen kosten van geneeskundige verzorging, 1 juli 1968, met een notitie van raadsadviseur drs. A. Putter hierover, 11 juli 1968;
nota over verzekeringsstelsels tegen ziektekosten in de Scandinavische landen op 1 juli 1968 aangeboden aan de Ministerraad;

brief van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. met twee rapporten resp. over hoe het ziekenfondswezen eruit zou moeten zien en over de werkgebieden van ziekenfondsen, 6 mei 1959, met de rapporten
NB:
beide rapporten bevatten vele bijlagen;

het rapport van de subcommissie grondslagen ziekenfondsverzekering
dit is opgesteld door de studiecommissie ziekenfondsverzekering die weer een subcommissie instelde die werd voorgezeten door dhr. Ph.J. van der Burg, hoofd van de afdeling maatschappelijke gezondheidszorg van het ministerie van Sociale Zaken c.a. en lid van de Ziekenfondsraad;
de subcommissie werd geïnstalleerd op 1 februari 1955 en bestond uit:
mr. P.P. Agter, juridisch adviseur van de Centrale Bond van Onderling beheerde Ziekenfondsen
C. Blanksma, arts en adviseur voor ziekenfondszaken van de Kon. Ned. Maatschappij Geneeskunst *
drs. H.A.M. Elsen, secretaris van het Katholiek Verbond van Werkgeversvakverenigingen *
dr. H. Festen, arts, medisch adviseur van het Algemeen Ziekenfonds voor Tilburg en Omstreken en voorzitter van de Kon. Ned. Maatschappij Geneeskunst *
mr. C.J. Goudsmit, wetenschappelijk hoofdambtenaar bij het ministerie van Sociale Zaken c.a. *
M.A. Hellemons, bestuurslid van het Algemeen Ziekenfonds te ’s-Hertogenbosch en Omstreken en bestuurslid van de Federatie van door Verzekerden en Medewerkers bestuurde Ziekenfondsen “V.M.Z.”
M.J. Koenen, tandarts en vertegenwoordiger van de Ned. Maatschappij ter bevordering der Tandheelkunde
J. Landman, secretaris van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen *
L.L. Marselis, sectiehoofd ziekte- en ongevallenwetten van de afdeling sociale verzekering van het ministerie van Sociale Zaken c.a. *
H.A.A.J. Martens, apotheker, lid van het hoofdbestuur van de Kon. Ned. Maatschappij ter bevordering der Farmacie en voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds voor de Mijnstreek A.Z.M. en voorzitter van de Stichting V.G.Z. *
F. Schrijver, arts en voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds Woerden en Omstreken
de met een * gemerkte personen waren lid van de Ziekenfondsraad
voorts werden vier vaste deskundigen aangetrokken:
J.J.A. Berger, directeur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor
C.P. Hazenbosch, secretaris van het Christelijk Nationaal Vakverbond en Tweede-Kamerlid
mr. L.V. Ledeboer, secretaris van de Ziekenfondsraad
dr. J.A. Ponsioen s.c.j., professor aan het Institute of Social Studies in Den Haag
Dhr. Hazenbosch werd vervangen door H.R. Plomp, secretaris van het Christelijk Nationaal Vakverbond en lid van de Ziekenfondsraad
de heren Agter en Blanksma werden vervangen door
H.J. Anbeek, penningmeester van het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (ANOZ)
C. Landheer, arts, voorzitter van de Landelijke Huisartsenvereniging en lid van de Ziekenfondsraad
Dhr. Landheer werd weer regelmatig vervangen door P.B.A. Melief, arts en secretaris van de Kon. Ned. Maatschappij Geneeskunst
Toegevoegd zijn de volgende bijlagen:
rapport door dr. J. Ponsioen over een vrijwillige ziektekostenverzekering, met een wetsontwerp
overzicht van standpunten ingenomen door tal van maatschappelijke organisaties ten aanzien van vragen als: vrijwillig of verplicht, premie naar draagkracht of nominaal, inning van de premie, welstandsgrens, zelfverantwoordelijkheid van de verzekerden enz.
notitie over een vrijwillige verzekering

rapport over de werkgebieden van ziekenfondsen
dit rapport werd opgesteld door een andere subcommissie van de studiecommissie; zij kreeg op 19 augustus 1955 opdracht een studie te maken over de vraag of er per werkgebied één of meer ziekenfondsen mochten opereren; dit vraagstuk hing samen met de wens van sommigen om ziekenfondsen op grond van een bepaalde levensbeschouwing te hebben [lees: mochten er katholieke ziekenfondsen zijn ?] en met de vraag of concurrentie van ziekenfondsen wenselijk was of juist moest worden tegengegaan; de meerderheid van de z.g. oriënteringscommissie was voor een fonds per regio en achtte de nadelen van concurrentie groter dan de voordelen; het rapport bevat een bijlage met een inventarisatie van standpunten, een bijlage met gegevens over de feitelijke situatie en het rapport van de werkgroep-Halley met een voorstel voor een nieuwe indeling van het land in 42 werkgebieden.
De oriënteringscommissie bestond uit:
Ph.J. van der Burg (zie vorige commissie, voorzitter)
J. Landman
C.J. van Lienden
F.C. Nieuwenhuyzen
mr. J. de Vries, secretaris en ambtenaar aan het ministerie van Sociale Zaken c.a..
Het rapport werd voltooid op 15 november 1957.



inv. nr. 5527 en 5528
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), totstandkoming van, 1964-1968. Het wetsontwerp droeg eerst de naam van Algemene Ziekteverzorgingswet, later werd dit Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico’s (AWZ) en tenslotte Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

Vermeldenswaard zijn:

inv. nr. 5527

advies van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid over een volksverzekering tegen grote geneeskundige risico’s, vastgesteld op 9 november 1964;
advies van de Ziekenfondsraad over een voorziening voor zware geneeskundige risico’s, aangeboden aan de minister van Sociale Zaken c.a. bij brief van 14 april 1965;
advies van de Sociaal-Economische Raad over een verzekering tegen zware geneeskundige risico’s aangeboden aan de minister van Sociale Zaken c.a. bij brief van 18 juni 1965;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de financiële gevolgen van het sociale zekerheidsbeleid als resultante van het door hem gevoerde overleg met het ministerie van Financiën, 22 oktober 1965;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter over voornoemde brief, 26 oktober 1965;
brief van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aan de minister van Sociale Zaken c.a. , in kopie gezonden aan de minister-president, waarin hij mededeelt “fundamentele” bezwaren tegen dit ontwerp te hebben, om welke reden hij de minister-president heeft verzocht de behandeling van het ontwerp algemene ziekteverzorgingswet in de Ministerraad uit te stellen, 26 oktober 1965;
brief van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, in kopie gezonden aan de minister-president, aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de verantwoordelijkheid van beide ministeries voor de uitvoering van deze wet, 3 november 1965;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. en de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad over het inmiddels gevoerde overleg met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en over de bezwaren van de Raad van State tegen naam van het wetsontwerp, 11 januari 1966


inv. nr. 5528

brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad, waarin hij aandringt op snelle behandeling van de Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico’s (AWZ) en om dat te bewerkstelligen voorstelt om de wetsontwerpen financiering kinderbijslag uit de algemene middelen en beperkte volksverzekering tegen ziektekosten in te trekken, 8 februari 1967, met notities van raadsadviseur drs. A. Putter, 9 februari 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de behandeling van de AWZ, waarin hij aandringt op spoed, 14 februari 1967, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 15 februari 1967;
notitie van de minister-president over de uitslag van het onderhoud met de ministers Veldkamp en Verdam met zijn standpunt dat de AWZ per 1 januari 1968 in plaats van 1 juli 1967 moet worden ingevoerd, 10 maart 1967;
advies van de Commissie Sociale Verzekeringen van de Sociaal-Economische Raad over de derde nota van wijziging van het ontwerp AWZ, 12 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de parlementaire behandeling van het ontwerp AWZ met het voorstel het advies van de Sociaal-Economische Raad om terug te keren naar het oorspronkelijke idee over te nemen, 25 april 1967, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 26 april 1967;
brieven van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met de concept vierde nota van wijzigingen van het ontwerp AWZ, 8 en 15 juni 1967, met een gelijktijdige notitie van raadsadviseur drs. A. Putter;
tekst van een TV-interview van 27 juni 1967 met oud-minister Veldkamp over de AWZ;
notitie van de Inspectie der Rijksfinanciën voor de minister van Sociale Zaken c.a. over de financiële gevolgen van de invoering van de AWZ, 9 oktober 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. en zijn staatssecretaris aan de Tweede Kamer met een berekening door de Ziekenfondsraad van de uitvoeringskosten van de AWZ, 11 oktober 1967;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad over voornoemde berekening, 12 oktober 1967;
adviesaanvrage van de staatssecretaris van Sociale Zaken c.a. aan de Centrale Raad voor de Volksgezondheid over de kostenproblematiek van de gezondheidszorg, 10 juli 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. en zijn staatssecretaris aan de Ministerraad met een concept adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over de structuur van de verzekeringen tegen ziektekosten, 1 juli 1968, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 11 juli 1968.


inv. nrs. 488-492
Centrale Economische Commissie, 1950-1969
Over het onderwerp sociale zekerheid handelen:

inv. nr. 488
concept-nota over de gevolgen van een internationale depressie, geschreven in opdracht van de Ministerraad van 6 juli 1954, met daarin paragraaf 9 over sociale maatregelen (p. 31-32), juni 1955;
definitieve nota over het voornoemde onderwerp, met daarin paragraaf 10 over sociale maatregelen (p. 88-97), bij brief van 29 februari 1956 aangeboden aan de Ministerraad
NB: voorgesteld werden: vervroegde pensionering, verkorting van de werktijd, scholing

brief van de ministers van Economische Zaken en Financiën aan de Raad voor Economische Aangelegenheden met enkele voorstellen om de conjunctuur af te remmen onder andere een tijdelijke verhoging van de vereveningsheffing teneinde de invoering van de AOW met minder schokken gepaard te doen gaan, 23 december 1955;
concept-nota van de CEC over afremming van de hoogconjunctuur geschreven in opdracht van de Ministerraad van 16 januari 1956 onder andere over een tijdelijke verhoging van de vereveningsheffing, 30 januari 1956;
tweede concept-nota over afremming van de hoogconjunctuur met de tijdelijke verhoging van de vereveningsheffing, 6 februari 1956;
definitieve nota over afremming van de hoogconjunctuur met de tijdelijke verhoging van de vereveningsheffing, 21 februari 1956;

inv. nrs. 489 en 490
advies van de Commissie geschreven op verzoek van de Ministerraad d.d. 14 februari 1959 over het te voeren financieel-economische beleid in de nabije toekomst, met de sociale verzekeringen (p. 12-13) en de kinderbijslag (p. 26), met concepten, 9 maart 1959;
verzoek van de vice-president van de Raad van State aan de minister-president om inzage in voornoemde nota met afwijzend antwoord omdat dit stuk alleen bestemd is voor de kabinetsformateur, 18 en 20 maart 1959;
nota over het advies van de Sociaal-Economische Raad vastgesteld op 24 april 1959 met onder meer het idee om de invaliditeitsrenten voor 65-plussers te verhogen, 27 april 1959;
notitie van raadsadviseur drs. J. Middelburg voor de minister-president over het toekomstige financieel-economisch beleid met onder andere de hoogte van de kinderbijslag, 14 mei 1959;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met het verzoek om de vertegenwoordiger van zijn ministerie in de Commissie de functie van vice-president te geven, zodat hij deel uit gaat maken van het presidium, 2 mei 1963;
NB: besproken in de Ministerraad op 14 juni 1963;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over onder meer de samenstelling van de Commissie, 20 augustus 1963;
brief van de minister van Economische Zaken aan de minister-president dat hij de secretaris-generaal van het ministerie van Sociale Zaken heeft benoemd tot vice-voorzitter, 28 augustus 1963;
advies geschreven voor de Ministerraad over het in de toekomst te voeren sociaal-economische beleid met de invloed van de verhoogde AOW- en AWW-uitkeringen, 14 juli 1964;
nota (concept?) over de globale economische ontwikkeling voor de periode 1965-1970 met ook de premiedruk van de sociale verzekeringen, [juli 1965];
advies van het presidium van de Commissie aan de minister-president over mogelijkheden tot inflatiebestrijding, met daarin de sociale verzekeringen op p. 17, 11 november 1966;

rapport van de werkgroep Besparingen, 11 december 1967
NB: de sociale verzekeringen komen aan de orde op p. 12, 16 en 18;
concept-advies van de Commissie over opvoering van de besparingen, 13 februari 1968
NB: de sociale verzekeringen op p. 22-24;
advies aan de Raad voor Economische Aangelegenheden over de opvoering van besparingen, daar besproken op 29 februari 1968
NB: de sociale verzekeringen op p. 22-24;

rapport van de werkgroep Regionale Structuurontwikkeling, 23 januari 1968
NB: de sociale verzekeringen op p. 28-29;
rapport van de Commissie over regionale structuurontwikkeling, besproken in de Raad voor Economische Aangelegenheden op 29 februari 1968
NB: de sociale verzekeringen op p. 19-21;

notitie van raadsadviseur drs. A. Putter over de adviezen van de Commissie over de besparingen, 28 februari 1968;

gedeelte (paragraaf met beleidsconclusies) van de concept-nota over de economische ontwikkeling voor de periode 1968-1971, 30 mei 1968
NB: de sociale verzekeringen op p. 61; de rest van de nota is niet aanwezig.