Commissie van Scheidslieden Land- en Tuinbouwongevallenwet
Nationaal Archief
Nadere ontsluitingAlgemeen
Dit archief bestaat vrijwel helemaal uit zaakdossiers. Teneinde te laten zien hoe de procedure verliep en welke archiefstukken dit placht op te leveren, zijn enkele dossiers beschreven.
U dient er rekening mee te houden dat in deze dossiers veel privacygevoelige persoonsgegevens voorkomen die onder de Wet Bescherming Persoonsgegevens (2001) vallen. Met name wanneer de personen die in de dossiers genoemd worden nog in leven zijn -en van een klein aantal van hen zou dat wel eens het geval kunnen zijn- is verwerking en zeker publikatie van deze gegevens verboden en strafbaar. Voor meer informatie wordt naar genoemde wet en de daarop betrekking hebbende literatuur verwezen.
Teneinde identificatie van personen onmogelijk te maken, zijn gegevens die daartoe zouden kunnen leiden weggelaten en vervangen door meer globale aanduidingen.
De dossiers waren in maart 2004 nog niet ontdaan van dubbelen. Aan het einde van de jaren dertig werden de meeste stukken getypt en werd er veel gebruik gemaakt van voorgedrukte formulieren. Rond 1925 was dat veel minder het geval. Van de uitspraak is dan soms alleen
de handgeschreven minuut bewaard. Op de omslagmap is in het kort aangegeven, welke stukken zich daarin bevinden, maar deze lijsten zijn niet altijd volledig. Aangezien de klagers vaak landarbeiders waren, zijn de klaagschriften nogal eens handgeschreven.
In veel dossiers bevinden zich stukken van een “P.O.C.” (Plaatselijke Ongevallen Commissie). Dit waren door de uitvoerende instantie ingestelde commissies die in een regio inlichtingen inwonnen bijvoorbeeld over het loonniveau of de arbeidsvoorwaarden. en ook anderszins als schakel fungeerden tussen de bedrijfsvereniging en de regio. De meeste dossiers bevatten medische rapporten van onderzoek uitgevoerd door huisartsen, medisch adviseurs, controlerend geneeskundigen en medisch specialisten.
Onder de Commissie van Scheidslieden in Den Haag vielen de provincies Zuid-Holland en Zeeland. Landbouwkundig gezien viel dit gebied uiteen in de bloembollenstreek achter de duinen, het veeteeltgebied van Zuid-Holland, de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Eilanden waar de grootschalige akkerbouw overheerste en Zeeuws-Vlaanderen waar behalve de akkerbouw ook de vlasteelt en vlasbewerking (braken, roten, zwingelen enz.) belangrijk waren.
inv. nr. 3
dossiernr. 45
Zaak
Vrouw leeftijd niet vermeld, weduwe van een man die bij het mestkarren om het leven is gekomen en wonend in Schipluiden, klaagster
contra
de bedrijfsvereniging De Nationale Boeren Onderlinge te Amsterdam, verweerster
Klaagster ging in beroep van de beslissing van de bedrijfsvereniging van 29 april 1925, omdat deze het dagloon van haar overleden man te laag zou hebben vastgesteld. Terwijl de bedrijfsvereniging het jaarloon van haar man had vastgesteld op Fl. 875,-, eiste klaagster een jaarloon van Fl. 1.224. De bedrijfsvereniging kende haar, uitgaande van een jaarloon van Fl. 875, een rente van 30% van het dagloon, zijnde Fl. 292, toe.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
a)
aangifte van het ongeval (voorgedrukt formulier), 20 april 1925
NB:
het formulier bevat afgezien van de gebruikelijke persoonsgegevens informatie over het weekloon van de overledene, personalia van zijn echtgenote, de zeven kinderen, ouders en schoonouders, het jaarloon van de overledene, het bedrag dat nodig is voor het noodzakelijk levensonderhoud van het gezin en door wie de begrafenis betaald is.
b)
beslissing van de bedrijfsvereniging (voorgedrukt formulier), 29 april 1925
c)
klaagschrift van de vrouw, 9 mei 1924;
d)
brief van de Commissie aan de bedrijfsvereniging met afschrift van het klaagschrift, 30 mei 1925;
e)
brief van de bedrijfsvereniging aan de Commissie met het dossier, 17 juni 1925;
f)
zogenaamde contra-memorie van verweerster, 18 juni 1925, met drie verklaringen afgelegd door land- en tuinbouwers over het loon dat doorgaans aan arbeiders voor soortgelijk werk in deze streek wordt uitbetaald;
g)
brief van de Commissie aan de klaagster met een afschrift van de contra-memorie, 18 juni 1925;
h)
brief van de Commissie aan de burgemeester van Schipluiden met het verzoek een onderzoek in te stellen naar het jaarloon van een arbeider die het werk verrichtte van de overledene, 22 juni 1925;
i)
antwoord van de burgemeester van Schipluiden met een proces-verbaal van de veldwachter van die gemeente over het jaarinkomen van de overledene, waaruit zou blijken dat zowel de weduwe als de boeren aan de bedrijfsvereniging verkeerde inlichtingen hebben verstrekt, omdat ze niet goed begrepen hadden wat de bedoeling was, 3 juli 1925
j)
brief van de Commissie aan een deskundige in Den Haag met het verzoek een onderzoek in te stellen naar het jaarloon van een arbeider die hetzelfde werk deed als de overledene, 11 juli 1925
NB: uit een kattebel blijkt dat de voorzitter niet onder de indruk is van de verklaring van de burgemeester;
k)
advies van voornoemde deskundige die uitkomt op een hoger jaarloon, 17 juli 1925
NB: bevat verklaringen van de vroegere werkgever, de weduwe en twee boerenarbeiders met een gedetailleerde analyse van het soort werk en het loon van de overledene;
l)
oproep (voorgedrukt formulier) van de zitting te houden op 31 juli 1925 verzonden aan de partijen, 24 juli 1925;
m)
minuut van de uitspraak (handgeschreven) van de Commissie, waarbij de beslissing van de bedrijfsvereniging werd gewijzigd en het jaarloon werd vastgesteld op Fl. 991,77;
n)
declaratie van de deskundige uit Den Haag.
inv. nr. 3
dossiernummer 55
Zaak
Vrouw, leeftijd niet vermeld, wonend te Sassenheim en weduwe van een man die na een zakenreis was overleden (de man was handelsreiziger voor een bloemist te Sassenheim), klaagster
contra
de bedrijfsvereniging de Tuinbouw Onderlinge te Amsterdam, verweerster
(de administratie van deze bedrijfsvereniging was in handen gegeven van Centraal Beheer)
Klaagster ging in beroep van de beslissing van de bedrijfsvereniging van 24 juli 1925 dat het overlijden niet zou zijn veroorzaakt door een ongeval en dat dus geen schadeloosstelling hoefde te worden uitgekeerd. De man was op dienstreis in Engeland en bezeerde zich tijdens het instappen van een rijdende trein aan zijn been. Hij keerde daarop naar huis terug, waar hij enkele weken later overleed. De klaagster schakelde een advocaat uit Haarlem in. Het basisinkomen van de man bedroeg Fl. 3.000 per jaar plus een provisie die afhankelijk was van de verkoopresultaten.
De Commissie bevestigde de beslissing en wees de eis af.
Het dossier bevat dezelfde soorten stukken als in de voorgaande zaak, maar daarnaast ook een groot aantal stukken over het onderzoek dat op aandringen van dr. F.E. Posthuma, directeur van Centraal Beheer te Den Haag, werd ingesteld naar de precieze gang van zaken. Hierbij werd ook de Nederlandse Kamer van Koophandel in Londen ingeschakeld, maar ondanks alle inspanningen werd niet echt duidelijk wat er in Engeland gebeurd was.
Het vermelden waard zijn:
a)
brief van het Strand Hotel in Londen aan de Nederlandse Kamer van Koophandel over de toedracht van het ongeval, 16 juni 1925;
b)
notulen van de vergadering van de P.O.C. Lisse gehouden op 27 juni 1925;
c)
verklaringen door de medisch adviseur van de Tuinbouw Onderlinge, L.M. Metz, en prof. dr. J.A. Korteweg dat het overlijden niet het gevolg kan zijn van een ongeval of van extern geweld, resp. 17 mei, 14 en x juli 1925;
d)
proces-verbaal van het verhoor afgenomen door de chef-veldwachter van de gemeente Sassenheim van de vroegere werkgever, een boekhouder, de huisarts van de overledene en een bloemist, 7 oktober 1925;
e)
proces-verbaal van het verhoor afgenomen door de chef-veldwachter voornoemd van de vroegere werkgever van de overledene, 19 oktober 1925;
f)
brieven van de Commissie aan de vroegere werkgever, de bedrijfsvereniging en de advocaat dat zij niet als getuige hoeven te verschijnen op de zitting, 16 november 1925.
inv. nr. 50
dossiernummer 649
Zaak
Man, 61 jaar oud, landarbeider en wonend in de Hoekse Waard, klager
contra
de bedrijfsvereniging Centrale Bond voor Ongevallenverzekering in het Land- en Tuinbouwbedrijf in Nederland “het Platteland”, verweerster
Klager ging in beroep van de beslissing van de bedrijfsvereniging dat hij voor 50% arbeid kon verrichten, terwijl hij meende geheel invalide te zijn. Bij het naar de boerderij brengen van een vracht aardappelen was hij bij het nemen van de bocht van de wagen af gevallen en had daarbij een arm bezeerd. De Commissie bevestigde de beslissing van de bedrijfsvereniging.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
a)
aangiften (voorgedrukt formulier) van het ongeval ingevuld door de werkgever en de huisarts, 12 april 1934;
b)
beslissing (voorgedrukt formulier) van de bedrijfsvereniging waarbij een rente gebaseerd op een invaliditeit van 100% wordt toegekend, 13 april 1934;
c)
medisch rapport over de de aard van het letsel en de gezondheidstoestand van de klager, 22 mei 1934;
d)
beslissing (voorgedrukt formulier) van de bedrijfsvereniging waarbij een rente gebaseerd op een invaliditeit van 100% wordt toegekend, 26 mei 1934;
e)
beslissing (voorgedrukt formulier) van de bedrijfsvereniging, waarbij nogmaals een rente maar nu gebaseerd op een invaliditeit van 50% wordt toegekend, 30 mei 1934;
f)
klaagschrift (in handschrift), met een verklaring van de huisarts dat betrokkene niet tot werken in staat is, 2 juni 1934;
g)
brief (voorgedrukt formulier) van de Commissie aan de klager met een verzoek om meer informatie, voor welk doel een formulier is bijgevoegd, 6 juni 1934;
h)
ingevuld formulier als onder c) omschreven met de mededeling waarom de klager zich pas na enkele dagen ziek heeft gemeld, 7 juni 1934;
i)
brief (voorgedrukt formulier) waarbij de Commissie het klaagschrift toezendt aan de bedrijfsvereniging, 11 juni 1934;
j)
contramemorie (ten dele voorgedrukt formulier) van de bedrijfsvereniging, 14 jun i 1934;
k)
brief van de Commissie aan de werkgever met een verzoek om opgave van het loon van de klager, 15 juni 1934;
l)
brief waarbij de Commissie (voorgedrukt formulier) de contramemorie toezendt aan de klager;
m)
antwoord van de werkgever op de brief onder k), 21 juni 1934;
n)
brief van de Commissie aan de bedrijfsvereniging met een afschrift van m), 27 juni 1934;
o)
brief van de Commissie aan de inspecteur der eerste klasse bij de Raad van Arbeid te Brielle met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de hoogte van het loon dat door klager is verdiend, 29 juni 1934;
p)
antwoord van de inspecteur, 2 juli 1934
NB:
de inspecteur ondervroeg de klager, twee andere landarbeiders en de werkgever; deze laatste gaf een veel lager loon op, maar de inspecteur concludeerde dat aan de opgaven van de landarbeiders meer geloof gehecht moest worden; opmerkelijk is nog dat het dagloon alnaargelang het soort werk uiteenliep van 2 tot 4 gulden per dag; aardappels rooien betaalde het beste (Fl. 4,-); een van de landarbeiders hield zijn loon bij in een notitieboekje, de werkgever kon (of wilde?) geen inzage geven in zijn boeken; de klager werkte doorgaans van begin maart tot in de eerste week van december en was gedurende de winter werkloos;
q)
oproep aan klager en verweerder voor de zitting te houden op 5 juli 1934, 27 juni 1934;
r)
oproep aan de inspecteur om als getuige ter terechtzitting te verschijnen, 5 juli 1934;
s)
proces-verbaal van de terechtzitting op 5 juli 1934;
t)
uitspraak van de Commissie, 5 juli 1934.
inv. nr. 51
dossiernummer 657
Zaak
Man, 36 jaar oud, landbouwersknecht en wonende te Nieuw Namen, klager
contra
de bedrijfsvereniging Boeren- en Tuindersonderlinge, verweerster
De man kwam werd tijdens het laden van beesten besprongen door een koe van ongeveer 400 kilo zwaar, waarna hij enige tijd bekneld zat. Na een verblijf van zeven weken in het ziekenhuis in Hulst, was hij thuis ziek geworden. Ongeveer een jaar later hervatte hij het werk en ging venten. De man leed echter aan pijnen in de rug en het hoofd. De Commissie deed op 22 september 1934 uitspraak, waarvan beroep werd ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. In het dossier is de uitspraak van de Commissie niet meer aanwezig, evenmin de stukken van de beroepszaak. Het dossier bevat wel vele medische rapporten opgesteld door een chirurg, een zenuwarts en een medisch adviseur.
inv. nr. 51
dossiernummer 660
Zaak
Vrouw, oud 20 jaar, boerendienstbode en wonend in Noordwijkerhout, klaagster
contra
de bedrijfsvereniging Boeren- en Tuindersonderlinge, verweerster
De vrouw kreeg tijdens haar werk op de boerderij van een veehouder te Hazerswoude heet vet over haar handen. De bedrijfsvereniging meende dat hier geen sprake was van een loondienstverhouding en dus niet van een bedrijfsongeval. Een belangrijke rol speelde dat de vrouw de dochter van zijn zwager was en door hem was te hulp geroepen omdat hij onverwacht zijn vrouw wegens ziekte moest missen. De te hulp geroepen vrouw verrichtte huishoudelijke werkzaamheden en hielp bij het veehoudersbedrijf. De Commissie vernietigde in zijn uitspraak van 31 oktober 1934 de beslissing van de bedrijfsvereniging. Zij meende dat er wel sprake was van een loondienstverhouding, onder meer omdat een vooraf overeengekomen loon werd uitbetaald en omdat werktijden en soort werk geregeld waren. De Commissie bepaalde dat de genees- en heelkundige hulp door deze vergoed moest worden.
In het dossier bevinden zich, behalve de gebruikelijke, de volgende stukken:
a)
brief van de Commissie aan de werkgever dat het door hem ingediende klaagschrift niet aan de eisen voldoet, dat de vrouw zelf een klaagschrift in moet dienen, of, als zij minderjarig is, dat haar wettelijke vertegenwoordiger dit moet doen, 13 augustus 1934;
b)
rapport van een inspecteur over het ongeval, 4 juni 1934;
c)
rapport van de inspecteur van de Raad van Arbeid in Leiden, tevens onbezoldigd rijksveldwachter, opgesteld op verzoek van de Commissie over de aard van de dienstverhouding van de vrouw, 20 september 1934
NB: de inspecteur sprak met de vrouw, haar vader en de werkgever;
d)
nader rapport van voornoemde inspecteur over hetzelfde, 1 oktober 1934;
inv. nr. 78
dossiernummer 995
Zaak
Vrouw 47 jaar oud en wonend op Goeree-Overflakkee, van beroep werkster, klaagster
contra
de bedrijfsvereniging de Centrale Landbouw-Onderlinge, verweerster
Klaagster ging in beroep van de beslissing van de bedrijfsvereniging van 9 februari 1939, omdat deze het dagloon had vastgesteld op Fl. 0,12 per dag; klaagster eiste een jaarloon van Fl. 300,- [de hoogte van de uitkering werd afgeleid van het dagloon dat weer afgeleid werd van wat voor dit of soortgelijk werk normaliter in het betreffende gebied werd betaald]. Klaagster was bij het schoonmaken van de graanzolder gevallen en had haar voet bezeerd, waardoor ze enige weken lang niet kon werken. Zij verloor de zaak in eerste aanleg en ging in beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De stukken van deze procedure bevinden zich niet in het dossier.
Met een rood stempel is aangegeven dat het beroep bij de Centrale Raad op 12 mei 1939 was ingekomen.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
a)
afschrift van de beslissing van de bedrijfsvereniging van 9 februari 1939;
b)
klaagschrift van de vrouw aan de Commissie met het verzoek om de beslissing van de bedrijfsvereniging te vernietigen, 24 februari 1939;
c)
brief (voorgedrukt formulier) van de Commissie aan de bedrijfsvereniging met afschrift van het klaagschrift, 25 februari 1939
d)
zogenaamde contra-memorie van de bedrijfsvereniging waarin op grond van een reeks argumenten wordt geconcludeerd dat de eis van klaagster moet worden afgewezen, 8 maart 1939;
e)
bijlagen bij de contra-memorie:
aangifte (voorgedrukt formulier) van het ongeval, 12 oktober 1938;
rapport van de behandelend geneesheer, 12 oktober 1938;
rapporten (voorgedrukte kaarten) van de controlerend geneesheer, 20 oktober-22 december 1938;
verklaring van de POC te Herkingen dat zij zich kan verenigen met de invaliditeitsschatting van 50%, 8 december 1938;
brief van de chef van het bijkantoor Rotterdam van de bedrijfsvereniging aan het hoofdkantoor in Amsterdam met de mededeling dat de jaarloonverklaring niet gereed is, omdat de POC dit nog in onderzoek heeft, 5 januari 1939;
6de verslag van de districts controlerend geneesheer over de medische toestand van de patiënte, 9 januari 1939;
gegevens voor de dagloonberekening (voorgedrukt formulier) met begeleidende brief van de chef van het bijkantoor aan het hoofdkantoor, 11 januari 1939;
NB: het formulier maakte onderscheid tussen: 1) vaste arbeiders reeds één jaar in dienst; 2) vaste arbeiders nog geen jaar in dienst; 3) losse arbeiders en 4) arbeiders onder de 21 jaar oud; het dagloon werd gerelateerd aan wat voor dit soort werk aan deze arbeiders/arbeidsters werd verdiend gedurende het jaar voorafgaande aan het ongeval; de verklaring kwam uit op Fl. 1,50 per dag plus gratis middag- en avondeten; het hoofdkantoor stelde het jaarloon vast op Fl. 36, welk getal na deling door 300 uitkwam op een dagloon van Fl. 0,12; de kost werd berekend op Fl. 0,90 per dag, het geldloon op Fl. 1,50; van belang was dat de arbeidster alleen bij deze werkgever in dienst was geweest en dat zij bij hem slechts 10 tot 15 dagen per jaar placht te werken;
brief van de directie van de bedrijfsvereniging aan NN dat de patiënte wordt opgeroepen bij een andere arts, 12 januari 1939;
brief van de directie van de bedrijfsvereniging aan NN waarbij de jaarloonverklaring wordt teruggezonden omdat enkele punten nog nader onderzoek verdienen, 13 januari 1939;
brief van de chef van het bijkantoor te Rotterdam als reactie vorige brief, 27 januari 1939;
verslag van de districts controlerend geneesheer over de medische toestand van de patiënte, 2 februari 1939;
afschrift van de beslissing van de bedrijfsvereniging, 9 februari 1939;
f)
brief (voorgedrukt formulier) van de Commissie aan de klaagster met een afschrift van de contramemorie, 9 maart 1939;
g)
brief van de Commissie aan de bedrijfsvereniging met een verzoek om meer informatie, 9 maart 1939;
h)
brief van de chef van het bijkantoor te Rotterdam aan het hoofdkantoor te Amsterdam met een verslag van een nader door hem ingesteld onderzoek over het aan klaagster uitbetaalde loon en haar arbeidsverhouding, 17 maart 1939;
i)
brief (voorgedrukt formulier) van de Commissie aan de bedrijfsvereniging met de aankondiging dat het beroep op 31 maart 1939 behandeld zal worden, 24 maart 1939;
j)
oproeping voor de zitting (voorgedrukt formulier) van 31 maart 1939, 29 maart 1939;
k)
proces-verbaal (voorgedrukt formulier) van de zitting van 31 maart 1939
NB: de werkgever legde een verklaring af over het loon en de arbeidsverhouding; de klaagster verscheen niet ter terechtzitting en volhardde bij haar eerder afgelegde verklaring; de voorzitter kondigde aan heden een uitspraak te doen;
l)
uitspraak van de Commissie, waarbij de beslissing werd bevestigd en de klacht werd afgewezen, 3 april 1939;
m)
brief (voorgedrukt formulier) van de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan de Commissie dat bij hem beroep is ingesteld, 4 mei 1939
n)
brief (voorgedrukt formulier) van de Commissie aan de Centrale Raad van Beroep met overzending van het dossier, 10 mei 1939
o)
brief (voorgedrukt formulier) van de griffier van de Centrale Raad van Beroep aan de Commissie waarbij hij het dossier terugzendt, 1 juli 1939
p)
brief van de Commissie aan de griffier voornoemd met de bevestiging van ontvangst van het dossier (griffier had hierom verzocht), 6 juli 1939
inv. nr. 78
dossiernummer 990
Zaak
Weduwe, wonend te Baarn, van een man die bij een ongeval om het leven is gekomen, klaagster
contra
de bedrijfsvereniging Centrale Landbouw-Onderlinge, verweerster
(in administratie bij Centraal Beheer)
Klaagster ging in beroep van een beslissing van de bedrijfsvereniging van 4 januari 1939 waarbij aan haar en haar kinderen een rente werd toegekend die was gebaseerd op een dagloon van Fl. 2,27. Haar man was bosarbeider en kwam op 20 december 1938 om het leven toen de door hem bestuurde, met kerstbomen geladen vrachtwagen op een spoorwegovergang bij Nootdorp (Z.H.) door een trein werd aangereden. De klaagster wenste uit te gaan van een jaarloon van Fl. 1.477,74 in plaats van Fl. 1.170,-. De Commissie vernietigde in zijn uitspraak van 31 maart 1939 de beslissing van de bedrijfsvereniging en stelde het dagloon vast op Fl. 2,70.
Het dossier bevat dezelfde soorten stukken als in de voorgaande zaak, maar daarnaast ook een groot aantal stukken over het inkomen van de overledene dat behalve uit een geldloon van Fl. 1.040 nog bestond uit fooien met Kerstmis, vrij licht en vrije verwarming in een huis van de werkgever, waarvoor ook geen huur betaald hoefde te worden, en een ouderdomsverzekering, waarvan de premie voor rekening van de vroegere werkgever kwam. De weduwe meende dat de huurwaarde van de woning te laag geschat was en schakelde een makelaar in. Het dossier bevat een foto van het huis.
Het vermelden waard zijn:
a)
het klaagschrift met gegevens over het inkomen en de emolumenten, 27 januari 1939;
b)
een nader klaagschrift met meer gegevens over het inkomen en de woning, 1 februari 1939;
c)
verklaring door ‘de controleur’ over het ongeval, 23 december 1938;
d)
verklaring van een getuige van het ongeval bij Nootdorp, 27 decemmber 1938;
e)
verslag van een onderhoud met de vroegere werkgever en diens rentmeester gehouden op of vóór 11 januari 1939 met gegevens over de samenstelling van het inkomen van de overledene;
f)
taxatie en beschrijving van de woning te Baarn, 8 maart 1939