Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Nederlandsche Vereeniging tegen de Prostitutie

Naam Nederlandsche Vereeniging tegen de Prostitutie
Plaats Utrecht
Provincie Utrecht
Begindatum 12 mei 1879 (oprichting)
Einddatum 1948 (opheffing)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Prostituees
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen en vrouwen
Werkingsgebied Landelijk
Doelstelling

de prostitutie te bestrijden, vooral als gewettigde of getolereerde instelling (Goossens)

Activiteit

'De leden dienden zich onderling zoveel te verenigen in plaatselijke comités, "uit mannen en vrouwen afzonderlijk bestaande die zich ten doel stellen nauwlettend op alles acht te geven, wat de publieke eerbaarheid beleedigt of de prostitutie in de hand kan werken en dat te bestrijden, gelden voor dat doel te verzamelen, gevallenen te redden en te beschermen en de beginselen der Vereeniging bekend te maken door het houden van openbare en bijzondere bijeenkomsten." Getuigen en redden dus op lokaal niveau, daar kwam het modellidmaatschap op neer.' (Bossenbroek)

Afdeling van

de Federation Abolitionniste Internationale

Heeft als afdeling(en)

die te Amsterdam, Den Haag, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Leiden, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.

Werkt samen met

de Nederlandsche Vrouwenbond tot verhooging van het Zedelijk bewustzijn, opgericht in 1883 en gevestigd te Den Haag.

Werkt samen met

de Vereeniging tot behoud van Boetvaardige gevallen Vrouwen, opgericht in 1853

Werkt samen met

de Middernachtzendingvereeniging opgericht in 1888 om te ageren tegen de vanzelfsprekenheid waarmee prostitutie aanvaard was en doodgezwegen werd.

Oprichters

H. Pierson, die al in 1878 ongeveer '200 mannen van allerlei rang en stand' bijeengeroepen had om over de strijd tegen de prostitutie te beraadslagen. (De Vries)

Bestuursleden

Eerste bestuur: H. Pierson, voorzitter, O.Q. van Swinderen, secretaris, W. van den Bergh, penningmeester, en de leden J.W. Gunning en P.J. Idenburg.

Koninklijk Besluit 6 augustus 1883 nr. 20; 14 september 1895
Staatscourant

02-09-2883, 14-02-1888

Goossens van Eyndhove nr. (uitleg)
Het nummer waaronder de vereniging is opgenomen in: A.E.G. Goossens van Eyndhove, De vereenigingen erkend krachtens de wet van 22 april 1855 (Stbl. 32) (Den Haag 1891). Dit repertorium bevat alle verenigingen die tussen 1855 en 1890 erkenning hadden gekregen krachtens de Wet op de Vereniging van 1855. Goossens van Eyndhove stelde het repertorium samen op basis van de Staatscourant, waarin de statuten van alle erkende verenigingen gepubliceerd werden. Hij nam daaruit op: de naam van de vereniging, de plaats van vestiging, de doelstelling, de datum en het nummer van het Koninklijk Besluit en de datum van de Staatscourant waarin de statuten afgedrukt stonden.
3004
Verantwoording gegevens

Algemeen:

P.D. 't Hart,  Leven in Utrecht 1850-1914 Groei naar een moderne stad (Hilversum 2005) 49

M. Bossenbroek en J. H. Kompagnie, Het mysterie van de verdwenen bordelen. Prostitutie in Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam 1998) 139-170.

P. Koenders, Tussen Christelijk reveil en seksuele revolutie. Bestrijding van de zedeloosheid met de nadruk op repressie van homoseksualiteit (Leiden (diss.) 1996) 76-78.

ad oprichters:

Petra de Vries, Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen. De reglementering en bestrijding van prostitutie in Nederland, 1850-1911 (Hilversum 1997) 82-92.

ad publicaties van de vereniging:

C. Willems-Bierlaagh, Nederlandse vrouwentijdschriften 1800-1945, bibliografische lijst (Amsterdam 1992) 47, 106.

ad opheffingdatum:

ontleend aan de inventaris van het archief van het Nationaal Comité van Instellingen voor Zedelijke Volksgezondheid, de naam van de in 1948 gefuseerde Vereeniging tegen Prostitutie in 1948 en het Nationaal Comité ter Bestrijding van den Handel in Vrouwen en Kinderen.

Opmerkingen

ad leden:

vrouwen konden lid worden en zich in afzonderlijke lokale comités aan reddingswerk wijden, maar ze waren alleen in theorie welkom op de algemene ledenvergadering; vrouwen moesten bij voorkeur het publieke debat mijden en zich tot 'de eigen kring' beperken. 'Zo mochten ze niet in het hoofdbestuur, omdat dit de NVP zou kunnen verzwakken. Tegenstanders konden de argumenten dan licht afdoen als 'vrouwenpraatjes'. Uiteindelijk maakten vrouwen slechts 3% van de leden uit.

 

Leden waren zij die de besluiten van het in 1877 te Genève gehouden eerste congres van de Federation Brittanique, continentale et générale pour l'abolition de la prostitution, spécialement envisagée comme institution légale et tolérée, later kortweg de Féderation abolitionniste internationale genoemd, onderschreven en contributie betaalden van minimaal 25 cent per jaar, 'met opzet zo laag gesteld "om het ledental in alle standen zooveel mogelijk uit te breiden" '

Archief

De archivalia van de Nederlandsche Vereeniging tegen de Prostitutie, die deel uitmaken van het archief van het Nationaal Comité van Instellingen voor Zedelijke Volksgezondheid, waarin de Vereniging tegen Prostitutie in 1948 is opgegaan en dat bewaard wordt op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bevatten:

een ongedateerde lijst van contribuanten, aangevuld in 2008 met:

Vragenlijsten, antwoorden en overige correspondentie betreffende een door de Nederlandsche Vereeniging tegen de Prostitutie onder de leden van de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie en Neurologie gehouden enquête over de vermeende krankzinnigheid van prostituees,  1898-1901. 1 map;

Vragenlijsten, antwoorden en overige correspondentie betreffende een door het Nationaal Comité tot Bestrijding van den Handel in Vrouwen gehouden enquête naar de handel in vrouwen en meisjes. 1900-1901. 1 map

notulen, correspondentie en andere stukken betreffende vergaderingen en congressen, ledenadministratie, financiele stukken; dossiers betreffende prostitutie en pornografie (onder andere van de Nederlandse Vereeniging tegen Prostitutie en het Comite tot Bestrijding der Openbare Zedeloosheid en hare Gevolgen).

De 'aanwinst 2010' bevatte o.m.

'Politieverordeningen betreffende prostitutie, het plegen van ontuchtige handelingen etc. in diverse Nederlandse gemeenten. 1890-1923. 1 map.

Register ('Cahier Visser') van bordelen, rendez vousgelegenheden, aborteurs en sodomie in Amsterdam-Centrum en in De Pijp. ca. 1900.

Voorts 20e eeuws materiaal.

Ook bevinden zich stukken van de Nederlandse Vereeniging tegen Prostitutie in het archief van De Hendrik Piersonstichting dat onder toegangsnummer 189 wordt bewaard in het Historisch Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme, te weten:

Notulenboeken 1879-1903;

Verzoek van de Vereniging om steun voor haar werk bij de kerken en de reacties van kerkbesturen hierop, 1879.



Literatuur


Toon publicaties van de vereniging

Publicaties van de vereniging


Verberg publicaties van de vereniging
  • Pierson, H., (red.), Het Maandblad Getuigen en Redden ('s-Gravenhage 1878-1911).
  • Driemaandelijksch bericht van de Nederlandsche Vereeniging tegen de prostitutie, [vanaf 1898: Het Maandblad] ('s-Gravenhage 1885-1897).