Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

bedelarij tegen te gaan (inleiding inventaris)

'de vereeniging wijdt zich aan hen, die tijdelijk, buiten hun schuld zonder werk zijn; die door ziekte dreigen achteruit te gaan; die hun vee verloren hebben, enz.' (Blankenberg)

'Zij verstrekte door middel van bonnen brood, kleding en verwarming aan armlastigen uit de arbeidersklasse.' (inventaris)

'onderstand in geld is uitzondering tenzij bij zieken; de drie andere vormen zijn regel; voorts worden weezen uitbesteed (in het weeshuis van weesvaders te Dieren). Rentelooze voorschotten worden gegeven om vee te koopen of de zaak uit te breiden. (…) Aan personen, die een vast inkomen of pensioen genieten, wordt slechts in bijzondere gevallen hulp verleend; gezinshoofden komen het eerst in aanmerking; (…) Ook als het verleenen van hulp ophoudt blijft het bestuur (schoon dan ook het huisbezoek ophoudt) op het gedrag der vroeger-bedeelden letten; is dat gedrag onbehoorlijk dan wordt elke hulp in het vervolg geweigerd.' (Blankenberg 368-369)

ad doelstelling en activiteit:

J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 368-369, 729 en 873.

gegevens, inclusief de opheffingsdatum, ontleend aan de inventaris van het verenigingsarchief;

ad Koninklijk Besluit:

Register van de Staatscourant van 1894.