Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Vereeniging tot het vestigen van een gesticht voor pleegzusters en een Toevluchtsoord voor verwaarloosden

Naam Vereeniging tot het vestigen van een gesticht voor pleegzusters en een Toevluchtsoord voor verwaarloosden
Opmerkingen over naam verkorte naam: het Toevluchtsoord
Plaats Groningen
Provincie Groningen
Begindatum 1845 (oprichting)
Einddatum 1961 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Meisjes, Verwaarloosde kinderen, Zieken
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen en vrouwen
Werkingsgebied Regionaal
Doelstelling

'Tot stand te brengen een weldadige Inrigting, die in eene bestaande behoefte zal voorzien en, in den geest en naar het Evangelie van Christus werkzaam, tot zegen der menschheid moge verstrekken.' (Van der Kroef)

Activiteit

Het in het academisch 'Nosocomium' opleiden van pleegzusters, voornamelijk in christelijk-evangelische zin, en in mindere mate in 'technisch-praktische' zin, tot het beoefenen van liefdadige ziekenzorg bij de zieken thuis.

Wegens de (te) hoge eisen die aan de aspirant-pleegzusters werden gesteld, waren er nooit meer dan twee actief en moest al gauw worden overgegaan tot het aannemen van 'waaksters', hulpkrachten, die op oproep en met name tijdens epidemieën, werden ingezet.

Maar onder leiding van zusters kon de liefdadigheid bedreven worden, die nu eenmaal giften en legaten genereerde.

De grootste aandacht gaat naar de opvang van verwaarloosde meisjes, voor wie in 1847 een toevluchtsoord wordt gehuurd en ingericht, eveneens onder de leiding van de pleegzusters. De meisjes, op jeugdige leeftijd opgenomen, werden naar de armenscholen gestuurd en in het huis werd hun breien, naaien en huishoudelijke werkzaamheden geleerd. Daarbij werd veel tijd besteed aan godsdienstig onderricht. De meeste meisjes verlieten op twintig- of éénentwintigjarige leeftijd, na het doen van belijdenis, het tehuis om een baan als dienstmeid te aanvaarden. Ook dan werd steeds gepoogd contacten te blijven onderhouden met deze meisjes. De instelling achtte nazorg van wezenlijke betekenis. Uitgangspunt bij de opvang en opvoeding was om de meisjes in géén geval boven hun stand te verheffen. (inventaris en Van der Kroef)

Oprichters

De Groningse theoloog prof. Muurling, ds. Amshoff, prof. Sebastian, prof. Baart de la Faille, ds. Rutgers, baron van Ittersum, mr. Feith en de dames Wijckerheld Bisdom, Baart de la Faille, Hugenholtz Rengers, Stratingh, De Savornin Lohman en Van Swinderen. (Van der Kroef)

Bestuursleden

Prof. dr P. Hofstede de Groot was van 1846 tot 1886 voorzitter van het gevormde bestuur en had een sterke invloed op de ontwikkelingen. Dr J. Baart de la Faille-die wees op het belang van thuisverpleging van zieken-maakte eveneens deel uit van het bestuur, terwijl uit de bekende familie Feith diverse bestuursleden werden gerecruteerd. Uitgesproken eminente Groninger families waren vaak langdurig vertegenwoordigd in het bestuur. (inventaris)

Eigen gebouw (adres)

In augustus 1847 werd een huis gehuurd 'ten Noorden van de St. Janstraat' waar de zusters gehuisvest werden en het eerste 'verlaten meisje' werd opgenomen.

Tussen 1853 en 1859 is het toevluchtsoord gehuisvest aan de Oude Kijk in 't Jatstraat, tussen de Broerstraat en de Zwanenstraat; in 1860 worden twee panden naast elkaar, - met het oog op een eventueel te stichten kinderziekenhuis - opnieuw aan de Noordzijde van de St. Janstraat aangekocht. Dit blijft tot 1912 in gebruik. 

Verantwoording gegevens

ad doelstelling, activiteit en oprichters

Reinhilde van der Kroef, Toevluchtsoord 160 jaar (Groningen 2007) 9-41.

Vereenigingen tot weldadigheid en inrigtingen ter bevordering van Volksopvoeding en Algemeen welzijn, bijzonder voor den minvermogenden stand, op 1 september 1850 te Groningen bestaande, behalve de gewonen diakonieën en armbesturen, medegedeeld door U.G. Schilthuis, Jz. (Groningen 1850) 17.

ad leden/correspondenten en activiteit:

gegevens ontleend aan de inventaris van het verenigingsarchief

Vermeld in: J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 702.

Opmerkingen

Algemeen en levenbeschouwing

In tegenstelling tot de kringen van het Réveil is het streven van deze stichters van de Groningse school niet gericht op het al dan niet geïdealiseerde verleden, maar op de toekomst: wat kon het verlichte, vrijzinnige protestantisme betekenen voor de oplossing van maatschappelijke noden.

ad begindatum:

De diepe ecomomische crisis van de veertiger jaren leidde in Groningen tot diverse volksoproeren, die niet nalieten de burgerij angst aan te jagen. Niet alleen onderhavige vereniging, ook de oprichting van het Algemeen Diakengezelschap en de oprichting in 1838 van een spin- en weefschool door de afdeling Groningen van het Nut en de (mislukte) poging van Jkhr. Johan Hora Siccema verwaarloosde jongens op zijn landhuis Harkstede op te vangen geven hiervan blijk.

Tot de ontvankelijkheid voor weldadige weldadige activiteit droeg ook bij dat de vrouwen uit hogere burgerij - meer dan de vroegere regentenvrouwen - zochten naar bezigheden buiten de enge kring van het huishouden: vrouwen konden zich op een zorgende taak buitenshuis richten (als ze het besturen maar aan de man overlieten!)

Het voorbeeld van de RK caritas (de door Napoleon toegestane congregaties, de door Zwijsen gestichte Liefdezusters van Tilburg, de vele zusters van barmhartigheid die ook in Duitsland, vlak over de grens, actief waren, daagde de protestantse landgenoten uit niet achter te blijven.

inkomsten:

Als bij de diaconessen van het Réveil, werd de (wijk)verpleging als liefdadigheid opgevat (dus 'om niet'), maar werden giften (uit dankbaarheid) verwelkomd. Uit het opgebouwde kapitaal werd rente getrokken.

Verpleeggeld:

Voor de verwaarloosde kinderen moest, als het even kon een daggeld worden betaald. Aanvankelijk gebeurde dat vaak door de diakonie, later door het burgerlijk armbestuur; soms namen leden de kosten van opneming voor hun rekening en tenslotte werd bij hoge nood en bij voldoende financiën, wel eens een kind om niet opgenomen.

'De contributie is onbepaald, van de meesten f. 5 en f. 10, terwijl het aantal leden 173 bedraagt.' (Schilthuis in 1850)

2. uitgaven:

onderhoud der pleegzusters, die in deze  vereniging niet per se rentenierende rijke vrouwen waren, maar ook afkomstig konden zijn 'uit den beschaafden stand, door welke bepaling dienstbaren [dienstbodes] of [zij] die van geringeren afkomst zijn, echter niet worden uitgesloten'. 

ad werkingsgebied:

doel was vooral stad en provincie Groningen, later in de eeuw kwamen ook wel kinderen uit andere delen van het land.

ad activiteit:

Eind 19e eeuw wordt het Groningse Diakonessenhuis opgericht. Het verplegingsaspect van de vereniging verdwijnt dan vrijwel tot er in de 30er jaren van de 20ste eeuw een kortstondige opleving plaatvindt.

ad leden:

Het bestuur kende in vele dorpen buiten de stad correspondenten, die belangstelling voor het Toevluchtsoord moesten opwekken en begunstigers konden aanwerven.

Archief

Het archief van de Vereeniging tot het vestigen van een gesticht voor pleegzusters en een Toevluchtsoord voor verwaarloosden wordt onder toegangsnummer 1412 bewaard in de Groninger Archieven.

Toon archiefinfo
Verberg archiefinfo

Naam archiefbewaarplaats Groninger Archieven
Naam collectie Archief van het Gesticht voor Pleegzusters en Toevluchtsoord voor meisjes
Beheersnummer 1412
Toegang inventaris
Openbaarheid beperkte openbaarheid
Omvang bijna 4 m.
Reglementen ja

Stukken betreffende de reglementering, 1856-1942.

Notulen ja

Notulen van vergaderingen, met hiaat, 1845-1951.

Jaarverslagen ja

Jaarverslagen, met hiaten, drukwerk en afschriften, 1847-1923.

Audio-visuele elementen ja

Foto's;

Geïllustreerde bijbel, gedrukt in 1646.

Correspondentie ja

Ingekomen en afschriften van verzonden stukken, 1849-1946.

Financiƫle stukken ja

Rekeningen, waarschijnlijk opgemaakt door de rentmeester, 1873-1919;

Rekeningen van de huishouding, met hiaat, 1884-1954;

Dagboek van ontvangsten van contribuanten, 1845-1872;

Rekeningen van het fonds voor oude en zwakke pleegzusters, 1875-1914, met hiaat;

Rekeningen van het fonds van nagelaten effecten van G.C.Th. Brinck, 1879-1921.

Overige stukken ja

Stukken betreffende de verpleegkundige hulp en wijkverpleging, 1857-ca. 1943;

Aantekeningen inzake de in het tehuis geplaatste meisjes, 1847-1961;

Stukken betreffende festiviteiten, 1869-1945.



Literatuur


Toon publicaties van de vereniging

Publicaties van de vereniging


Verberg publicaties van de vereniging
  • Kroef, Reinhilde van der, Schuilen. Maar dan ....? 150 jaar Stichting Toevluchtsoord in Groningen (Groningen 1995).
  • Kroef, Reinhilde van der, Toevluchtsoord 160 jaar (Groningen 2007).