Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Vereeniging "Het Doorgangshuis"

Naam Vereeniging "Het Doorgangshuis"
Plaats Den Haag
Provincie Zuid-Holland
Begindatum 1883 (eerste vermelding)
Einddatum 1899 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing protestants
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Ongehuwde moeders, Prostituees
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
Mannen en vrouwen
Werkingsgebied Lokaal
Doelstelling

'Het doel der vereeniging is vrouwelijke personen, die zich aan de zonde der ontucht overgeven of in gevaar zijn daartoe te vervallen, op den goeden weg te leiden.' (Falkenburg)

Activiteit

'Zij tracht haar doel te bereiken door tijdelijke opneming dier vrouwen in het Doorgangshuis, bevordering harer plaatsing in voor haar bestemde gestichten of in andere omgeving, zooveel mogelijk ten platten lande en door haar in het algemeen de behulpzame hand te bieden om door arbeid een eerlijk bestaan te vinden.' (Falkenburg)

Werkt samen met

de Commissie of Vereeniging tot opbeuring van boetvaardige gevallen vrouwen of zondaressen inzonderheid te 's-Gravenhage, opgericht in 1851.

Neemt deel aan

Neemt, samen met de Zettense inrichtingen en de zusterverenigingen, deel aan de christelijke filantropie van de Inwendige Zending. De zusterverenigingen zijn de verenigingen met een Doorgangshuis en verenigingen of commissies 'ter opbeuring’ te Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Leeuwarden, Nijmegen, Leiden, Haarlem, Groningen en Arnhem. Vanaf de 80-er jaren kwamen al deze verenigingen, die enkele of al hun 'gevallenen' naar het Asyl Steenbeek stuurden, bijeen op de 'vluchtheuvel' te Zetten bij dat Asyl.

Oprichters

ongetwijfeld enkele of een aantal van de hieronder genoemde bestuurs- en ereleden

Bestuursleden

Het Dames-Comité ofwel het bestuur van het Doorgangshuis bestond in 1890 uit de dames: dre. baronesse Collot D'Escury-van Rappard, presidente, mevr. de la Bassecour Caan-Van Hogendorp, vice-presidente, mevr. Doedes-Ketelaar, mej. C.W. Heule, penningmeesteresse, mevr. Sandberg tot Essenburg en jonkvrouwe H. Hartsen.

Ereleden van het Doorgangshuis waren: ds. C.J. van Hoogstraten, mevr. douairière Kleck-van Hogendorp, jonkvrouwe J. Quarles van Ufford, mej. de Bruyn Kops, mevr. Hoog-Ketelaar en mevr. Boer-Gesius Nanning.

Eigen gebouw (adres)

1. Opstanding en Leven had een gebouw in de Bagijnestraat, midden in een ros buurtje, en hield zich vanaf haar oprichting in 1876 bezig met de zedelijke verheffing van de bevolking. Het gebouw diende voornamelijk als doorgangshuis voor prostituees die uit 'het leven' wilden en voor meisjes die door leden van de vereniging van straat opgepikt werden om ze voor erger te behoeden (...).

2. Het Doorgangshuis Hugo de Grootstraat 5, onder leiding van mevr. Doedes-Ketelaar, besturend zuster.

Koninklijk Besluit 28 maart 1885 nr. 24.
Staatscourant

29 april 1885

Goossens van Eyndhove nr. (uitleg)
Het nummer waaronder de vereniging is opgenomen in: A.E.G. Goossens van Eyndhove, De vereenigingen erkend krachtens de wet van 22 april 1855 (Stbl. 32) (Den Haag 1891). Dit repertorium bevat alle verenigingen die tussen 1855 en 1890 erkenning hadden gekregen krachtens de Wet op de Vereniging van 1855. Goossens van Eyndhove stelde het repertorium samen op basis van de Staatscourant, waarin de statuten van alle erkende verenigingen gepubliceerd werden. Hij nam daaruit op: de naam van de vereniging, de plaats van vestiging, de doelstelling, de datum en het nummer van het Koninklijk Besluit en de datum van de Staatscourant waarin de statuten afgedrukt stonden.
1420
Verantwoording gegevens

H. Pierson, W. v.d. Bergh en I. Esser  (reds.), 'Het verslag van den Staat en Verrigtingen van het Asyl Steenbeek' in: Magdalena. Evangelisch jaarboekje uitgegeven ten behoeve van het Asyl Steenbeek, voor 1890 (Amsterdam 1890) 33 en 34.

Ph. Falkenburg,  Armenzorg in Nederland 3e deel: Gemeente 's-Gravenhage (Amsterdam 1897) 396-397. (In opdracht der Vereeniging voor de staatshuishoudkunde en de statistiek bewerkt door Ph.F.).

Gegevens uit de rubriek Binnenland van Bouwsteenen. Tijdschrift voor inwendige zending 2e jrg. (1883) 117, door de redacteur L. Heldring. (zie opmerkingen).

Ook vermeld in J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 707.

Opmerkingen

ad relatie met de vereniging Opstanding en Leven:

'In Den Haag resulteerde dit in een nauwe samenwerking met Opstanding en Leven. De besturen van beide verenigingen waren nagenoeg identiek en ook de kerkeraad c.q. de diaconie hadden al snel een vinger in de bestuurlijke pap.'

Over de relatie met de 'Vereeniging tot opbeuring van boetvaardige zondaressen inzonderheid te 's-Gravenhage' vermeldt Heldring in Bouwsteenen dat er tussen beide verenigingen geen concurrentie bestond, maar dat beide werkten voor dezelfde goede zaak.

Blijkens de 'Lijst der bestaande vereenigingen tot opbeuring (...) ' in het jaarboekje Magdalena zette in Den Haag vooral ook de dames de toon, de ereleden van de vereniging waren in meerderheid vrouw.

ad relaties:

De te Middelburg, Dordrecht en Harlingen opgerichte zusterverenigingen die aan de filantropie der Inwendige Zending deelnamen hielden niet lang stand; in Middelburg en Dordrecht werden deze begin jaren 70 weer opgeheven en in Harlingen tussen 1875 en 1880.

ad leden:

leden zijn zij die tenminste vijf gulden per jaar betalen, begunstigers zijn degenen die tenminste 5 cent per maand bijdragen.