Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

behoeftige kraamvrouwen te steunen

het verschaffen van steun aan behoeftige kraamvrouwen

'Het bestuur bestond uit de echtgenote van de gouverneur van Limburg, De Beeckman de Libersart, en verder de dames Hennequin, Billehé de Valensart, Von Emminghaus, Pillera en Rigano.' (Ubachs 211)

P.H.J. Ubachs, 'Kraamzorg in Maastricht en Nedermaas. Société Maternelle (1810-1845). Het Genootschap van Moederlijke Weldadigheid (1829-1844).' in: Publications de la Société Historique et Archeologique dans le Limbourg vol. 133 (1997).

ad relaties:

Ubachs plaatst met reden vraagtekens bij de aanname van archivaris Bonden dat het genootschap de voortzetting was van de Société. Dit deed Bonden op grond van de aanwezigheid van de archieven van beide verenigingen in de overdracht aan het Gemeentearchief Maastricht en het voorkomen van een aantal dezelfde damesleden als leden.

levensbeschouwing:

interconfessioneel, protestanten en rooms-katholieken.

leden:

In de brief aan het gemeentebestuur, waarin het Genootschap aankondigde dat zij haar werkzaamheden zou aanvangen, werd ook 'een ledenlijst met circa 73 namen overlegd, allemaal dames uit de fine fleur van de stad. 'Overigens konden mannen als donateur soms honorair lid worden.'

inkomsten en activiteiten:

contributies en donaties; opbrenst van collecten e.d.

Desgevraagd schonken Koningin Wilhelmina en Koning Willem I f. 100 of f. 200 aan het genootschap. In de correspondentie die hieruit voortvloeide komen de activiteiten van het genootschap aan de orde: 'In de eerste drie jaren werden 180 kraamvrouwen ondersteund. Zij ontvingen een luiermand ter waarde van ongeveer f. 5,20 waarin een deken, twee vrouwenhemden, twee kinderhemden, twee pisdoeken (luiers) een 'feitel' (Maastrichts voor luierbroekje), twee lijfjes, een rood baaien doek een wit en een bont kindermutsje.'

Na 1830-'31 (de Belgische opstand) liepen de inkomsten en dus de werkzaamgheden terug: in 1831 en '32 werd alleen 's winters, in 1834 en '35 werd helemaal niet meer bedeeld. 'In 1835 en 1836 kregen weer vijftig vrouwen bijstand'. (Ubachs)