Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw

 
English | Nederlands

Chewre kadiesje Gemiloet Chasadiem (Pieuze Vereniging tot het verzorgen van doden in overeenstemming met de joodse wet en traditie)

Naam Chewre kadiesje Gemiloet Chasadiem (Pieuze Vereniging tot het verzorgen van doden in overeenstemming met de joodse wet en traditie)
Opmerkingen over naam De spelling van de namen van joodse verenigingen is zeer gevarieerd.
Plaats Den Haag
Provincie Zuid-Holland
Begindatum 1770 (eerste vermelding)
Einddatum 1934 (laatste vermelding)
Levensbeschouwing joods
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
Joden
Werkingsgebied Lokaal
Doelstelling

het verleenen van bijstand bij en na het overlijden en teraardebestellen van Nederlandsche en vreemde personen van beiderlei kunne binnen de Gemeente 's Gravenhage, en tot de Nederlandsche Israëlieten behoorende

Activiteit

1. Het kosteloos bijstand verlenen aan onvermogenden in geval van overlijden; 2. het houden van godsdienstige bijeenkomsten, waarin leerredenen worden uitgesproken. (Pimentel)

Bestuursleden

bestuurleden in 1891:

L. Levison Jz., president, M.S. Winkel, vice-president, B.J. Wallagh, penningmeester en J.E. Davidson, secretaris.

Verantwoording gegevens

Moses Henriquez Pimentel, 'De weldadigheidsinstellingen onder de Israëlieten te 's-Gravenhage', in: Haagsch jaarboekje voor 1891 voor de Vereeniging Die Haghe (Den Haag 1891).

Ph. Falkenburg, Armenzorg in Nederland 3e deel: Gemeente 's-Gravenhage (Amsterdam 1897) 376. (In opdracht der Vereeniging voor de staatshuishoudkunde en de statistiek bewerkt door Ph.F.).

I.B. van Creveld, Kille-zorg. Driehonderd jaar sociale geschiedenis van joods Den Haag (Den Haag 1997) 219-227.

Opmerkingen

richtgroep, ook:

stervenden en doden

leden, inkomsten en uitgaven:

'Het aantal leden, bestaande uit p.m. 500, betaalt naar gelang der kerkelijke aanslagen f. 5,20 , f. 7,80 en f. 10,40 per jaar. Uit deze contributie en andere bijdragen, (zooals betaling bij overlijden van niet-geïmmatriculeerden, volgkoetsen, huishuur van aan de instelling toebehoorende huizen enz. worden de uitgaven [van] p.m. f. 4000 bestreden, welke gewoonlijk (met een bate van 2 - à 300 gulden) met de ontvangsten équivaleeren.'

ad leden:

'Het grote verschil tussen de Instelling Gemiloet Chasadiem en de Weldadige Vrouwen-Inrichting Tachrichim was - volgens de directie van de Inrichting- dat de chrewe kadiesje werd gesteund door een groot aantal leden, die tot dat lidmaatschap werd gedwongen, terwijl Tachrichim haar middelen moest krijgen uit vrijwillge bijdragen van een beperkt aantal toegetreden donateurs.' (Van Creveld 224)

Archief

Het archief van de Vereeniging "Gemiloet Chasadiem", 1770 – 1934 maakt deel uit van het archief van de Nederlandsch-Israëlitische Gemeente te Den Haag, dat onder toegangsnummer 131-1 bewaard wordt in het Haags Gemeentearchief.

Toon archiefinfo
Verberg archiefinfo

Naam archiefbewaarplaats Haags gemeentearchief
Naam collectie Nederlandsch-israelitische gemeente Archief van de Vereeniging "Gemiloet Chasadiem", 1770 - 1934
Beheersnummer 131-01
Toegang inventaris
Reglementen ja

Protocolboek 1770-1829; met voorin het door de leden ondertekende reglement, 1770-1825; met achterin aantekeningen betreffende de eigendommen van de vereniging, 1790-1798; met aanvullingen, 1879.

Reglementen, 1877, [1906]

Notulen ja

Notulen, 1838-1842, 1907.

Correspondentie ja

Ingekomen en minuten van uitgaande stukken, 1894-1916

Financiƫle stukken ja

Nota's en kwitanties, 1842-1922

Stukken betreffende geldleningen, 1879-1901

Overige stukken ja

Akten van transport aan Gemiloet Chasadiem van huizen aan de Voldersgracht, 1794, 1879 en 1902; met retroacta, 1819, 1874

Opmerkingen algemeen

Het is lastig precies vast te stellen of de Gemilies Chassadim-begraafgenootschappen tot de kerkelijk of particuliere genootschappen gerekend moeten worden. De inleidingen bij de inventarissen spreken elkaar tegen; dat kan wijzen op uiteenlopende interpretatie van de relatie Joodse gemeenschap en joodse kerkelijke en niet-kerkelijke instellingen. Mogelijk is ook dat de relatie een grote varieteit kende.

Ik heb besloten ervanuit te gaan dat er enige gelijkenis is met de Vincentius- en Elisabeth-Vereenigingen, die door menig tijdgenoot als kerkelijke instellingen werden gezien (en gecategoriseerd) maar dat toch oficieel niet waren, en ook niet wilden zijn.