Vereeniging "Talitha Kumi"
Naam | Vereeniging "Talitha Kumi" |
Plaats | Zetten |
Provincie | Gelderland |
Begindatum | 1856 (oprichting) |
Einddatum | |
Levensbeschouwing | protestants |
Richtgroep (uitleg)
De groep ten behoeve waarvan de vereniging actief is
|
Meisjes, Verwaarloosde kinderen |
Leden (uitleg)
De groep waaruit de leden afkomstig zijn
|
Mannen en vrouwen |
Werkingsgebied | Landelijk |
Doelstelling | om zoovele verwaarloosde en verlatene meisjes (zonder onderscheid van geloofsbelijdenis) als de beschikbare fondsen toelaten, te vereenigen, en voor haar onderhoud, hare opvoeding en opleiding in Christelijken geest gedurende eenigen tijd te zorgen (Reglement van 1856) verwaarloosde en verlaten kinderen in Christelijken geest op te voeden (Goossens) |
Activiteit | Behalve het aankweken van 'godsdienstig gevoel in de jeugdige harten' door geregelde kerkgang en wekelijks 'catechetisch onderwijs in de godsdienst en in de Bijbelse geschiedenis door een Godsdienst-onderwijzer' [art. 56], worden de meisjes opgeleid 'tot geschikte dienstboden zoowel voor de stad als voor het land, bepaaldelijk in onderscheidenen vakken der dienstbaarheid, of in zoodanige vrouwelijke handwerken of andere middelen van bestaan, waardoor zij in het vervolg in haar eigen onderhoud kunnen voorzien. [art. 54]'. Het bestuur van de afdeling in den lande 'gaat tot instelling van het patronaat over, zoodra het van de Regentessen of van het bestuur eener andere afdeeling kennisgeving ontvangt, dat ééne of meerdere uit de Inrigting ontslagene jonge dochters zich binnen de gemeente of in eene naburige vestigen.' |
Neemt deel aan | vormt tezamen met Steenbeek (1847), Bethel (1862) en het Magdalenahuis en het Kinderhuis (1881), de Zettense inrichtingen. |
Heeft als afdeling(en) | afdelingen en correspondentschappen in het land, o.a. de afdelingen Dordrecht en Middelburg en het correspondentschap Haarlem van de dames mej. van Reeken en mevr. von Reeken-Quarles van Ufford. |
Neemt deel aan | Neemt, samen met "Beth Paleth", de overige Zettense inrichtingen en de zusterverenigingen, deel aan de christelijke filantropie van de Inwendige Zending. De zusterverenigingen zijn de verenigingen met een Doorgangshuis en verenigingen of commissies 'ter opbeuring’ te Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Leeuwarden, Nijmegen, Leiden, Haarlem, Groningen en Arnhem. Vanaf de 80-er jaren kwamen al deze verenigingen, die enkele of al hun 'gevallenen' naar het Asyl Steenbeek stuurden, bijeen op de 'vluchtheuvel' te Zetten bij dat Asyl. |
Aangesloten bij | de in 1901 opgerichte, te Amsterdam gevestigde Centraal-Bond van Christelijk-philantropische Inrichtingen in Nederland, tezamen met de overige Zettense inrichtingen. |
Oprichters | De 'oprigting werd aangevangen door den Weleerwaarden Heer O.G. Heldring, Predikant te Hemmen, die daarin al dadelijk is ondersteund door een hoofdbestuur te 's Gravenhage, van vijf Dames, en eene Commissie van Toezigt [ook wel Hoofdcommissie genoemd], bestaande uit negen Heeren uit verschillende steden'. (Art. 1 van het Reglement 1856) |
Beschermheren -of vrouwen | Beschermvrouwe: C.J.L.C. baronesse Van Lijnden Van Hemmen, geboren baronesse van Nagel. |
Bestuursleden | directeur van de inrichting: ds. O.G. Heldring in 1860, 1875, ds. H. Pierson in 1900; directrice: mej. A. Olivier in 1900. leden van de hoofdcommissie/het bestuur: in 1860: jhr. mr. J.A. Singendonck, jhr. E.W. van Weede, mr. W. Baron van Lijnden, C.P. van Eeghen, mr. J.F. van Lennep, J. HCzn. Voorhoeve, ds. D. Chantepie de la Saussaye, mr. A.J. van Beeck Calkoen, mr. R.W. Baron van Lijnden; in 1875: jhr. mr. J.A. Singendonck, jhr. E.W. van Weede (secretaris), jhr. A. Klerck, C.P. van Eeghen, mr. J.F. van Lennep, D. Rahusen, F. Baron van Linden van Hemmen, jhr. E. van Weede van Dijkveld, mr. J.L.C. van de Berch van Heemstede, ds. V.J. Koningsberger, W.R. Baron van LIjnden, jhr. mr. C.A. H. Mollerus; in 1900: ds. H. Pierson (voorzitter), jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman (vice-voorzitter), jhr. mr. J.H.J.C. Martens van Sevenhoven (secretaris), H.J.C. van Notten (penningmeester), ds. H.V. Hogerzeil, ds. E. Cesar Segers, dr. J.L. Heldring, mr. J.G. van der Hoop, H.G. Wendelaar, J.W. Chevallier, ds. W.L. Welter, F. Labouchère, A.D.P.V. van Löben Sels.
regentessen: in 1860: jonkvr. M.C. Dedel, J.B. Barones Collot d'Escury, geb. van Rappard, N.W. Singendonck, geb. Scholten, H.J. Douarière van der Heim, geb. van der Heim, jonkvr. H. Singendonck, jonkvr. A. van Hogendorp; in 1875: jonkvr. M.C. Dedel, jonkvr. H. Singendonck, jonkvr. baronesse A. van Hogendorp, mevr. de Douarière H.J. van der Heim, geb. van der Heim, mevr. N.W. Singendonck, geb. Scholten, mevr. de Barones Douarière J.B. Collot d'Escury, geb. van Rappard, jonkvr. C.J.J. van den Velden. |
Eigen gebouw (adres) | Op 12 juli 1857 werd de 'Inrigting Talitha Kumi' te Zetten in gebruik genomen. |
Koninklijk Besluit | 13 juni 1856 nr. 59; herziening op 14 mei 1886 nr. 42 en 9 april 1889 nr. 88 |
Staatscourant | 4 juli 1856; 19 juni 1886; 9 juli 1889. |
Goossens van Eyndhove nr. (uitleg)
Het nummer waaronder de vereniging is opgenomen in: A.E.G. Goossens van Eyndhove, De vereenigingen erkend krachtens de wet van 22 april 1855 (Stbl. 32) (Den Haag 1891). Dit repertorium bevat alle verenigingen die tussen 1855 en 1890 erkenning hadden gekregen krachtens de Wet op de Vereniging van 1855. Goossens van Eyndhove stelde het repertorium samen op basis van de Staatscourant, waarin de statuten van alle erkende verenigingen gepubliceerd werden. Hij nam daaruit op: de naam van de vereniging, de plaats van vestiging, de doelstelling, de datum en het nummer van het Koninklijk Besluit en de datum van de Staatscourant waarin de statuten afgedrukt stonden.
|
3410 |
Verantwoording gegevens | ad activiteit, leden en inkomsten: Reglement voor de Vereeniging "Talitha Kumi". ad bestuursleden en beschermvrouwe: Nederlandse residentie- en 's Gravenhaagse stadsalmanak 1860, rijks- en residentiealmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden 1875 en 1900. ad relaties: Jaarboekje voor de Stad Haarlem voor 1891 (Haarlem 1891) 195. J.F.L. Blankenberg, H.J. de Dompierre de Chaufepié en H. Smissaert, Gids der Nederlandsche Weldadigheid (Amsterdam 1899) 691, 692. H.J. Dompièrre de Chaufepié, H. Smissaert en J.F.L. Blankenberg (reds.), Tijdschrift voor Armenzorg, 2e jrg. (1901) 3 en 4. ad publicaties van de vereniging: C. Willems-Bierlaagh, Nederlandse vrouwentijdschriften 1800-1945, bibliografische lijst (Amsterdam 1992) 26-27. |
Opmerkingen | ad plaats: De Haagsche stadsalmanak vermeldt dat Heldring bij de oprichting 'al dadelijk is ondersteund door een Hoofdbestuur te 's-Gravenhage van vijf dames, en eene Commissie van Toezigt van negen Heeren uit verschillende steden' (...). ad laatste vermelding: Geen; in 1963 werden de verenigingen van de Zettense inrichtingen heropgericht. De afzonderlijke vereningen kwamen onder één en het zelfde bestuur, dat de verschillende directies van de inrichtingen moest aansturen, alle verenigingen waren lid van de centrale 'Vereniging de Heldringstichtingen'. Al deze verenigingen bestaan nog steeds. (Dubois) ad levensbeschouwing: protestants (hervormd) Inkomsten: 1. giften, legaten en erfmakingen; 2. jaarlijksche bijdragen van Medestichters, leden en begunstigers; 3. renten van hetgeen uit giften en legaten en het overschot der jaarlijksche rekening tot kapitaal is opgelegd, de opbrengst van den arbeid en van de Landhoeve en giften in natura; 4. verplegingskosten, die voor kweekelingen jaarlijks betaald worden (art. 4 Reglement). Ook kan men 'bij de Leden der Hoofdcommissie, bij dames-Regentessen, bij de Besturen der afdeelingen of bij de Correspondenten' allerlei geschenken in natura toezeggen, als daar zijn: stoffen, gereedschappen, levensmiddelen, zaden en platsoen, bijbels, gezangboeken enz. (Art. 12 Regl.). leden: 'Leden der vereeniging zijn allen die door eene jaarlijksche bijdrage van ten minste f. 5, tot wederopzegging toe, van hunnen belangstelling doen blijken.' (art. 9 Regl.) 'Zij die voor eens eene gift verstrekken van vijftig of honderd gulden of meer, zijn Medestichters (...). Indien zij zich tevens of later ook tot een jaarlijksche bijdrage tot wederopzeggens toe verbinden worden zij Contribuerende Medestichters.' (art. 8 Regl.)
Uit het Tijdschrift voor armenzorg: 'Den 1sten December 1900 bedroeg het aantal van haar die sedert de oprichting opgenomen waren 1573. Honderd acht en vijftig daarvan waren toen nog op het gesticht aanwezig.' ad publicaties van en literatuur over de vereniging: De inventaris van het familiearchief Heldring bevat ook een 'Lijst van boekwerken en tijdschriftartikelen over ds. Ottho Gerhard Heldring' en een 'Lijst van ná 1876 verschenen boekwerken en tijdschriftartikelen betreffende de door ds. Ottho Gerhard Heldring opgerichte gestichten.' N.B. Voor de vóór 1876 verschenen geschriften zie men de bibliografie achterin O.G. Heldring, Leven en arbeid, uit autobiografische aantekeningen samengesteld door zijn zoon Louis Heldring (Leiden 1881). |
Archief
De collectie van de Stichting Het Réveil-Archief, in bruikleen bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, bevat de deelcollectie Heldring die betrekking heeft 'op O.G. Heldring en de geschiedenis der Heldring-gestichten. De collectie heeft zeer geleden door oorlogsschade en het zijn slechts de resten die nadien in het Réveil-archief ondergebracht werden.' De deelcollectie Heldring bevat o.m. stukken die betrekking hebben op de "Heldring-Gestichten", onder andere op Talitha Kumi.
Het verenigingsarchief zelf wordt nog altijd beheerd door de OG Heldringstichting.
Het archief van het geslacht Heldring en aanverwante geslachten 1650-2002 wordt onder toegangsnummer 2.21.085 bewaard in het Nationaal Archief. De dossiernummers 78-91 hebben betrekking op ds. Ottho Gerhard Heldring, de oprichter van de Zettense inrichtingen en het doorgangshuis te Hoenderloo. Het archief bevat o.a. de jaarverslagen van Talitha Kumi 1857-1937.
Literatuur
Toon publicaties van de vereniging
Publicaties van de vereniging
Verberg publicaties van de vereniging
- Lammerts van Bueren, J. (red.), Gedenkschrift uitgegeven naar aanleiding van het 75-jarig bestaan van Talitha Kumi en het 50-jarig bestaan van het Magdalenahuis en de Opleidingshuizen, behoorende tot de Heldringgestichten te Zetten (Zetten 1932).
- Reglement voor de Vereeniging "Talítha Kûmi", gesticht voor verwaarloosde en verlatene meisjes te Zetten (Den Haag 1856).
- Pierson, H. (red. tot 1923), De Bode der Heldring-gestichten (Den Haag 1884-1941).