Nadere omschrijving van het onderwerp sociale zekerheid
De archieven staan in deze gids centraal.
De onderzochte periode loopt van 1890 tot 1967.
De gids heeft betrekking op Nederland, niet op de vroegere koloniën.
U vindt hier gegevens over sociale verzekeringen, sociale voorzieningen, armenzorg en werklozensteun op nationaal en regionaal niveau
soorten bronnenonderzoeksperiode
onderzoeksgebied
bestuurlijk niveau
inhoudelijke afbakening
Soorten bronnen
Uitgangspunt waren de archiefvormers, dat wil zeggen instellingen en personen die zich bezig hebben gehouden met de sociale zekerheid. We beperkten ons niet tot openbare archiefdiensten, maar er is ook onderzoek verricht bij instellingen die hun archieven nog in eigen beheer hielden.
De omvangrijke literatuur, zowel contemporain als historiografisch, krijgt echter ook aandacht. Uit de belangrijkste vaktijdschriften is een selectie gemaakt van artikelen. Hoewel de literatuurlijst ruim 8.000 titels telt maakt zij bepaald geen aanspraak op volledigheid. Er is en wordt over dit onderwerp zeer veel geschreven. Beeld- en geluidsmateriaal is niet opgenomen.
Onderzoeksperiode
De onderzoeksperiode loopt van 1890 tot en met 1967.
De discussies over een verplichte sociale verzekering begonnen aan het einde van de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Belangrijke, ook destijds de aandacht trekkende, gebeurtenissen waren: de parlementaire enquête van 1886-1887, het sedert 1887 verschijnende "Sociaal Weekblad", de door de ingenieurs Struve en Bekaar uitgevoerde nijverheidsenquête in 1888-1890, het door Abraham Kuyper georganiseerde eerste Christelijk Sociaal Congres van 1891 en de in dat jaar verschenen encycliek van paus Leo XIII onder de titel 'Rerum Novarum'. In 1895 publiceerde de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een veel gelezen rapport met als conclusie dat de armenwet van 1854 aan vervanging toe was.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de uitbouw van het stelsel van sociale verzekeringen een nieuwe impuls. Confessionelen en sociaal-democraten boden tegen elkaar op met plannen voor nieuwe en betere sociale verzekeringswetten. Als eindjaar kozen wij voor 1967 omdat toen met de inwerkingtreding van de WAO het nieuwe stelsel van sociale verzekeringen werd voltooid. Een andere reden om in 1967 af te sluiten is dat de na dat jaar gevormde archieven vaak nog niet toegankelijk zijn.
Onderzoeksgebied
De gids heeft betrekking op Nederland, dus niet op de vroegere koloniën Nederlands Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen. De in 1919 opgerichte en in Genève zetelende Internationale Arbeidsorganisatie (ILO; International Labour Organisation) is van enige invloed geweest op de ontwikkeling van de sociale verzekeringen in Nederland. De gids verwijst derhalve ook naar archivalia die betrekking hebben op de Nederlandse deelname aan de ILO-conferenties. 'Europa' had wel enige invloed op het Nederlandse beleid inzake de sociale zekerheid, zodat stukken over het Europese Sociaal Handvest en andere pogingen om in Europees verband om sociale wetten te harmoniseren ook zijn opgenomen.
Bestuurlijk niveau
De gids beperkt zich tot het bovenlokale niveau. Gemeentebesturen en andere lokale instellingen speelden echter een belangrijke rol in de sociale zorg. De beide armenwetten van 1854 en 1912 lieten de uitvoering van de armenzorg vrijwel helemaal over aan gemeentebesturen, kerken en particuliere instellingen.
Kort na 1900 ontstonden de eerste werklozenkassen die vaak verbonden waren met lokale werkliedenverenigingen of vakbonden. De grote steden gingen er al voor 1914 toe over om deze kassen te subsidiëren, waardoor gemeentelijke werklozenkassen ontstonden. De in augustus 1914 tot stand gekomen Noodregeling van minister Treub bevorderde het ontstaan van dit soort kassen.
Na ca. 1920 werden steeds meer burgerlijke armbesturen omgezet in ambtelijke diensten die tijdens het Interbellum vaak Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon heetten en na de oorlog steeds vaker werden omgedoopt in Gemeentelijke Sociale Diensten. Na 1965 had iedere gemeente in principe een eigen sociale dienst.
Inhoudelijke afbakening van het onderzoeksterrein
Bij de verdere afbakening van het onderzoeksterrein zijn wij uitgegaan van twee institutionele onderzoeken die zijn geschreven door Jan van der Meer en Anita Wittkamp (over sociale voorzieningen) en door Jan van der Meer, Anita Wittkamp en Joan Lendering (over sociale verzekeringen). Hun werk hield verband met de uitvoering van de Archiefwet van 1995 die voorschrijft dat overheidsarchieven in principe na 20 jaar moeten worden overgebracht naar een openbare archiefbewaarplaats.
Alleen het rapport over de sociale verzekeringen is gepubliceerd: Jan van der Meer met medewerking van Anita Wittkamp en Jona Lendering, Verstrekkende zekerheid. Een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein sociale zekerheid ten aanzien van de sociale verzekeringen, 1940-1997 ('s-Gravenhage, 1999; PIVOT-rapport nr. 66).
De in deze rapporten opgevoerde archiefvormers, alle overheids- of semi-overheidsinstellingen, zijn in de gids opgenomen. Daar zijn archiefvormers aan toegevoegd die op bovenlokaal niveau een rol hebben gespeeld bij de advisering, de uitvoering, het toezicht en de rechtspraak. Verder zijn opgenomen de archieven van landelijke organisaties van de sociale partners, de landelijke organen van de grote kerkgenootschappen en tot slot de archieven van personen die uit belangstelling, uit hoofde van hun functie of om andere redenen zich met deze zaak hebben beziggehouden.